Levende Talen. Jaargang 1938
(1938)– [tijdschrift] Levende Talen–IIIe Congrès International. Paris - 1937.Enige tijd geleden verscheen het verslag van het derde internationale Congres van de Fédération des Professeurs de Langues Vivantes, een lijvig en keurig verzorgd boekwerk van ongeveer 600 pagina's van de hand van den secretaris Serge DenisGa naar voetnoot2). Het eigenlijke verslag beslaat ruim de helft; de rest bevat mededelingen van meer algemene aard over de Fédération internationale; andere over de uitstapjes, dîners en recepties, die ongeveer de helft van de tijd in beslag namen; enige andere gegevens over het Musée pédagogique, over daar en elders gehouden tentoonstellingen; en over de Algemene Vergadering van de Franse organisatie. Zoals reeds in onze vorige jaargang is vermeld, kon Holland niet vertegenwoordigd zijn, door de slechte keuze der data van de werkbijeenkomsten, Vrijdag 16 en Zaterdag 17 Juli. Op deze laatste dag begon onze grote vacantie op vele gemeentescholen, terwijl op de Rijksscholen doorgewerkt werd tot 23 Juli! Het valt op, dat ook andere landen daarover klaagden en slechts | |
[pagina 270]
| |
door zeer weinigen waren vertegenwoordigd (o.a. Engeland en België). Toch waren nog 800 congressisten uit 30 landen aanwezig volgens de opgave van den secretaris, al moet dadelijk worden opgemerkt, dat het overgrote deel der aanwezigen Fransen waren en dat uit vele dier 30 landen (waaronder ook Holland wordt genoemd) de deelname zich beperkte tot één of twee leraren. Een ander feit, dat men constateert bij het doorwerken der notulen, is dat de problemen van het talenonderwijs bijna altijd worden gedemonstreerd aan het Engels, zodra er Fransen aan het woord zijn en vooral aan het Frans als anderen het woord voeren. Zoals gebruikelijk is, werden vóór het Congres rapporten aan de verschillende Commissies ingezonden, die de stof voor de discussie vormen. Van deze 28 rapporten waren er 2 uit Luxemburg, 3 uit Oostenrijk, 10 uit Frankrijk, 7 uit Polen, 2 uit Noorwegen, 1 uit Bulgarije en 3 uit Denemarken. De 23 andere landen, waaronder belangrijke, hadden geen rapporten ingezonden. De vraag mag gesteld worden, of het nodig is van de gevoerde discussies volledige notulen te maken (p. 100-385); of alle vriendelijke begroetingswoorden niet te veel op elkaar lijken om ze volledig weer te geven (40 pagina's), of nu werkelijk alle toespraken ter gelegenheid van dîner, tentoonstellingsbezoek en uitstapjes woordelijk moeten worden opgenomen en of de omvang, die het verslag heeft gekregen niet wat indrukwekkender is dan de inhoud der besprekingen en de practische resultaten, die werden bereikt. Maar er valt ook te prijzen. De ontvangst door de Fransen was charmant; de geest sympathiek en hartelijk; de bereidheid tot internationale samenwerking weldadig; de voorbereiding door het Bestuur onder leiding van President Vettier en Secretaris Serge Denis boven iedere lof verheven; de complimenteuze waardering van officiële zijde (minister, cabinetschefs, faculteit), zoals men wellicht alleen in Frankrijk kan vinden. Wie dergelijke samenkomsten meemaakte, behoudt een blijvende indruk van een weldadig aandoende sfeer, waarin men leefde; maar komt later wel vaak tot de enigszins teleurstellende ontdekking, dat er wel vele schone woorden zijn gesproken, enige bepaalde uitspraken zijn gedaan, maar dat het practisch resultaat voor het | |
[pagina 271]
| |
taalonderwijs toch enigszins twijfelachtig mag worden genoemd, en er van blijvende doorwerking voor slechts enkelen sprake is. Het weergeven van de resultaten, waartoe men kwam, wordt vergemakkelijkt, doordat de secretaris in een inleiding (pp. 9-20) daarvan een knappe samenvatting geeft, waarin tevens voor bijna alle punten de lijn is aangegeven, waarlangs zich op de drie Congressen van 1909, 1931 en 1938 de besprekingen hebben bewogen. Hij constateert daarbij een zekere ontwikkelingsgang in de denkbeelden. Eén voorbeeld. In 1901 kwam men zonder veel enthousiasme tot de uitspraak, dat er aanleiding was het onderwijs in de phonetiek verplicht te stellen voor alle philologen. In 1931 werden na besprekingen, die toen stellig belangrijk waren, door den rapporteur général zijn conclusies teruggenomen en kwam men niet tot een uitspraak. In 1937 constateert het Congres met algemene stemmen, dat de kennis van de wetenschappelijke phonetiek nuttig is voor de leraren; dat de kennis van de practische phonetiek onmisbaar is voor leraren en leerlingen; bij meerderheid, dat het gebruik van een eenvoudig systeem van phonetische notatie noodzakelijk is; met algemene stemmen, dat men naast dit alles ook accentuatie en intonatie moet verzorgen. Stellig is hier een zekere lijn te onderkennen en is men langzamerhand gekomen tot een positieve uitspraak over de waarde van een practische phonetische inleiding voor de leerlingen. Het wil mij voorkomen, dat er in de andere commissies minder sprake was van een ontwikkelingsgang. Waar het te ver zou voeren op alle onderwerpen in te gaan, mogen wellicht de voornaamste uitspraken, waartoe men in de andere afdelingen kwam hier volgen: Deuxième Commission. Pédagogie. Le Congrès constate: 1o. qu'il est nécessaire de limiter le nombre de vocables dans les deux premières années d'enseignement, le vocabulaire actif ne devant pas dépasser un nombre très restreint de mots, disons, par exemple, 500 par an, pour une classe de quatre heures par semaine; En over wat de Handelsscholen betreft o.a.: L'enseignement des langues vivantes est orienté en première année vers l'étude de la langue usuelle et du vocabulaire général commun à la langue du commerce et de l'industrie. A partir de la deuxième année, l'étude de la langue usuelle et celle de la langue professionnelle (commerciale ou industrielle) sont menées de pair. | |
[pagina 272]
| |
Au cours de ces études on s'efforce de présenter aux élèves un tableau objectif des activités diverses du pays étranger et en particulier, du monde des travailleurs. Het Congres spreekt de wens uit, dat: des émissions internationales mettent les jeunes auditeurs en rapport intime et sensible avec le peuple dont ils étudient la langue. Une causerie hebdomadaire de l'un des postes nationaux dans chaque pays serait ainsi à chaque week-end ou un autre jour un complément vivant de l'enseignement des langues modernes ... Verder: que des salles spécialement aménagées dans les établissement d'enseignement soient réservées aux langues vivantes et que ces salles soient pourvues de tous les moyens modernes. Ook moge nog vermeld worden de mooie voordracht van den vereerden Ferdinand Brunot, de laatste die hij heeft uitgesproken en die voor het Congres een gewaardeerde gelegenheid was hem nog eens te huldigen voor alles wat hij voor de levende talen en de humanités modernes heeft gedaan. - Ten slotte: Stellig zullen de Congressisten niet vertrokken zijn met de overtuiging, dat nu alle wensen vóór het volgende Congrès in alle vertegenwoordigde landen in vervulling zullen zijn gegaan. Stellig zal het altijd onmogelijk blijken en zou het onjuist zijn van uit één centraal punt imperatieve voorschriften te geven omtrent alle onderdelen van het talenonderwijs, waar behoeften van volkeren, ligging van landen, geaardheid van rassen een sterke invloed zullen moeten blijven uitoefenen. Stellig kan men ook niet te plotseling ingrijpen, en is overal een langzame evolutie nodig. Maar even stellig gaat er van Congressen als dit een goede invloed uit op de ontwikkeling van het onderwijs; kunnen zij tot beter begrip leiden van anderer werkwijze; en bijdragen tot internationale verbroedering.
CL. DE LIEFDE. |
|