[Nummer 4]
Paul Claes
Gérard de Nerval
Een genealogie van de moderne poëzie zou onvolledig zijn zonder de naam van de dichter die zelf zijn leven lang stambomen opstelde, op zoek wellicht naar een moeder die hij nooit, en een vader die hij pas laat leerde kennen. Gérard Labrunie (1808-1855) verwierp de naam van zijn vader en noemde zich Gérard de Nerval, naar een stuk land dat zijn familie aan moederszijde toebehoorde. Hij schreef als journalist onder pseudoniemen als Louis Gérard, Fritz en Gerval en hij dichtte zich in grootheidswaan titels toe als Keizer Nerva en G. Napoleone della Torre Brunya.
Ongetwijfeld leidde dit onvermogen om zich een vaste naam, een identiteit toe te eigenen tot zijn zinsverbijstering en zijn uiteindelijke zelfmoord. Het bepaalt ook het karakter van zijn dichtkunst. Les Chimères is een cyclus van twaalf sonnetten in aansluiting op de verhalenbundel Les filles du feu, die één jaar voor zijn dood verscheen. Daarin identificeert de ik zich met zo uiteenlopende figuren als een Aquitaanse vorst, Lusignan en Biron; Amor, Phoebus, Orpheus, Horus, Anteros, Icarus, Phaethon en Atys; Abel, Kaïn en Christus. De Nerval zelf verklaarde over deze gedichten dat zij ‘van hun charme zouden verliezen als zij verklaard werden, in de veronderstelling dat dit mogelijk was’.
Toch zit er een systeem in deze waanzin. De Aquitaanse vorst herinnert aan de familiestreek van Gérards vader; de legendarische namen Lusignan en Biron verwijzen naar de streek Valois, waar zijn moeder vandaan kwam; Horus, Phaethon, Amor, Anteros, Icarus en Atys zijn stuk voor stuk mythologische zoonfiguren, evenals trouwens de Bijbelse Abel, Kaïn en Christus. Moeder-vader-zoon: een mysterieuze drieëenheid die niet ongelijk is aan de Chimaera, het fabelwezen met zijn leeuwekop, geitelijf en drakestaart, dat aan de bundel zijn naam gaf. Maar ‘chimères’ betekent in het Frans ook ‘hersenschimmen’, en misschien is een