Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De historie van Partinoples, grave van Bleys (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van De historie van Partinoples, grave van Bleys
Afbeelding van De historie van Partinoples, grave van BleysToon afbeelding van titelpagina van De historie van Partinoples, grave van Bleys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Editeur

S.P. Uri



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De historie van Partinoples, grave van Bleys

(1962)–Anoniem Historie van Partinoples, grave van Bleys, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

Hoe de Keyserinnen een druppel vander keerssen op haer borsten viel, ende van het groot misbaer dat sy daer om maekte.
Capittel XV.

Aldus is de Grave vanden Bisschop ghescheyden, na der Keyserinnen kasteel reysende, daer hy nae dat hy seer eerlijck ter tafelen gedient hadde geweest, inder Keyserinnen kamer te bedde ginck, ghelijck hy ghewoon was, de lanteerne achter den hooft peulen borghende.

De Keyserinne hier af niet wetende, is terstondt als de toortsen uyter kamer waren, by hem te bedde ghekomen: die hy met omhelsen, kussen ende spelen so moede maeckte, dat sy vaste wert slapende. Doe nam hy de kaers mette lanteerne, de Keyserinne ontdeckende, wiens schoonheydt te aensien hy hem niet versaden en konde. Als hy haer schoon naeckt lichaem met vreuchden aensiende was, viel der Keyserinnen een heete druppel vander keerssen op haer borsten, mits den welcken sy uyten slape ontspranck, seer luyde krijsschende om dat sy haer naeckt ontdeckt vant, segghende: Almachtighe Godt staet my by, hoe ben ick dus valschelijck verraden, ende van druckeGa naar voetnoot1 vielse in onmacht. De Grave dat siende, werp den lanteerne tegens den kamervloer in stucken, vermaledijdendeGa naar voetnoot2 hem selven, ende sijn Moeder, den Coninc sijnen Oom, den Bisschop, ende alle die hem tot deser saken gheraden hadden. Binnen desen middelen tijde is de Keyserinne tot haer selven ghecomen, die seer schreyende wert, totten Grave segghende: Hay verrader, ter droever tijdt hebdy dese saken oyt bestaen, want ick sal u doen dooden alst dach is, om dat ghy my soo valschelijcken onteert hebt. Dit en is niet dat ick u soo dikwils ghebeden heb, dat ghy gheen maniere soecken en soudt om my

[pagina 29]
[p. 29]

te sien, maer ghy hebt my nu ghesien, ende alle die in mijn Rijck zijn, sullen van mijnder oneere weten. Met dien ginck sy vanden bedde haer lichtelijk kleedende, ende dewijle en dede de Grave anders niet dan ghenade bidden al schreyende, bekennende dat hy een verrader was die grootelijcx tegen haer misdaen hadde. Hay snoode katijf, seyde de Keyserinne, haddy u noch gheleden vijf maenden, ghy sout Heer gheweest hebben over my ende over myn Keyserrijck! maer nu hebdy dat al verloren, ende alst dagh is sal ick u doen dooden. Dit gheseydt zijnde, is de Keyserinne van daer ghescheyden, gaende in haerder Suster kamer, daer sy soo uytnemende groot misbaer maeckte, dat alle de gheene diet saghen ontfermde. Sy nam haer Suster Uracla secretelijck alleene, die syt int heymelijck vertelde al de gheschiedenisse, hoe haer de Grave ontdeckt hadde, inden welcken, seyde sy, een yeghelijck van mynder oneeren spreecken sal, daerom sal ick hem terstont doen dooden. Na dese woorden is sy van Uracla haer Suster ghescheyden, ende heeft inde principale sale 't seventich ghewapende Mannen doen komen, dien sy gheboot dat sy daer verbeydenGa naar voetnoot1 souden om doot te slaen eenen valschen Ridder die grootelijcken misdaen hadde. Dese ghewapende Mans hoorde (f) de Grave inder salen komen, mits den welcken hy seer vervaert was want hy nu anders niet dan de doodt verwachtende en was.

voetnoot1
verdriet.
voetnoot2
vervloekende.
voetnoot1
wachten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken