Poëziekrant. Jaargang 16
(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant–
[pagina 12]
| |
BuitenlandBei Dao
| |
[pagina 13]
| |
De lezer wordt even (bewust?) op het verkeerde been gezet. Hij is geneigd ‘open’ als een imperatief te lezen. De tweede ‘open’ kan echter geen imperatief zijn, maar bepaalt ‘bijtend’. Zo wordt de associatie duidelijker: open sluisdeuren doen denken aan een bijtende mond. Het beeld van het water wordt verder ontwikkeld, al lijkt mij de richting omgekeerd. Als de sluizen openstaan, vloeit het water naar beneden en wordt opgaan naar de bron bemoeilijkt. Meegesleept door retoriek wordt de dichter inconsequent in zijn beeldgebruik. Ook de bijtende vrouw is niet duidelijk. Dat beeld brengt een agressieve toon in het vers. Is het een symbool van tegenwerking, van erotische stimulering, of beide?
open het boek
de woorden versleten, puinhopen
met de volmaaktheid van een keizerrijk
Via het driemaal herhaalde ‘open’ gaan we over naar een beeld dat vanzelfsprekend verband houdt met schrijven: het boek. Dat boek staat voor de geschiedenis, die definitief voorbij is (versleten, puinhopen). Een terugkeer, een restauratie van het keizerrijk is onmogelijk, maar de volmaaktheid van die verleden tijd zet de schrijver ertoe aan om de versleten woorden nieuw leven in te blazen. De andere gedichten van de bundel zijn niet beter of slechter dan dit voorbeeld. Met alle respect voor de moed van de dissidente Chinese schrijvers vind ik deze poëzie toch bepaald geen hoogvlieger. | |
De dichtkunst
van het enorme huis waar ik thuishoor
rest slechts de tafel; eromheen
ligt een eindeloos moeras
een heldere maan belicht mij uit verschillende hoeken
en de broze droom van het skelet staat nog steeds
in de verte als nooit neergehaalde steigers -
en dan die modderpoten op het wit papier:
de vos jarenlang gevoed
zwaait zijn vuurrode staart
en looft mij, en kwetst mij
natuurlijk ben jij er ook nog: je zit tegenover me
pronkt met het weerlicht bij heldere hemel
in het holle van je hand
dat wordt tot brandhout en vergaat tot as
| |
De sterrenhemel te herbouwen
een vogel behoudt
zijn gestroomlijnde primitieve drijfveer
ook in glazen opsluiting
wie lijdt is zijn bewonderaar
tussen twee open deuren
midden in de tegenstelling
de wind licht een hoekpunt van de nacht op
bij een ouderwetse leeslamp
overweeg ik de sterrenhemel te herbouwen
|
|