Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die riddere metter mouwen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die riddere metter mouwen
Afbeelding van Die riddere metter mouwenToon afbeelding van titelpagina van Die riddere metter mouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

M.J.M. de Haan

Ludo Jongen

Marijke J. van der Wal



Genre

poëzie

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die riddere metter mouwen

(1983)–Anoniem riddere metter mouwen, Die–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vanden resen ende der joncfrouwen die beroeft was int wout

1248[regelnummer]
Daventure brinct ons vord,aant.aant.Ga naar voetnoot1248
 
Dat Amelants liede worden verdordGa naar voetnoot1249
 
Allegadere ende uten kere,Ga naar voetnoot1250
 
Doen si gemisten haren here.
1252[regelnummer]
Si sochtene inden woude al dure.Ga naar voetnoot1252
 
Si pensden datten die coninc Arture
 
-Alsijs niweren vinden ne conden-Ga naar voetnoot1254
 
Hadde gevaen ende hine tien stonden
1256[regelnummer]
Te Cardoel voerde met sire cracht.Ga naar voetnoot1256
 
Dus sochten sine al dien nacht.Ga naar voetnoot1257
 
Des mergens, alst began dagen,Ga naar voetnoot1258
 
Quamen si daer si Elyconas sagen
1260[regelnummer]
Doet licgende ende doen began
 
Van irst haer toren. Dit tegen si anaant.Ga naar voetnoot1261
 
Algader den coninc Arture nu,
 
Dies nine wiste, secgic u.Ga naar voetnoot1263
1264[regelnummer]
Si namen den doden - het docht hen dbeste -
 
Ende voerdene daer te harre vesteGa naar voetnoot1265
 
Ende groven den doden smergens doeGa naar voetnoot1266
 
Sonder papen ende clerke doe.Ga naar voetnoot1267
[pagina 88]
[p. 88]
1268[regelnummer]
Het was al des duvels gewerke,Ga naar voetnoot1268
 
Jonc ende out, groet ende starke.Ga naar voetnoot1269
 
Dus es begraven Elicanas.
 
Doe vermat hem elc die daer was,Ga naar voetnoot1271
1272[regelnummer]
Dat sijt den coninc ArtureGa naar voetnoot1272
 
Maken selen sine doet te sure.Ga naar voetnoot1273
 
Dus sijn si alle op gesetenGa naar voetnoot1274
 
Op starke orsse ende vermetenaant.Ga naar voetnoot1275
1276[regelnummer]
Ende doen si quamen uten woude,
 
Vonden si licgende optie moudeGa naar voetnoot1277
 
Ga naar margenoot+Fellone, hare naen, doet.
 
Doe ward haer rouwe harde groet.
1280[regelnummer]
Doen dochte hen allen dbeste,
 
Dat sine groven binnen harre veste
 
Bi Elycanase, hi dochs hen werd,Ga naar voetnoot1282
 
Want hi hadde menegen gederdGa naar voetnoot1283
1284[regelnummer]
Int Felle Wout ende dlijf genomen.
 
Aldus sijn si met hem nu comenGa naar voetnoot1285
 
Ende hebbene gedaen ter eerden.
 
Doen voren si henen harre verdenGa naar voetnoot1287
1288[regelnummer]
Tes conincs Arturs hove ward.
 
Hierbinnen so hadde hare vardGa naar voetnoot1289
 
Die joncfrouwe genomen, sijt seker das,
 
Die int wout beroeft was,
1292[regelnummer]
Ende wilde ten coninc Artur varen.
 
Si nam orlof an al dire waren
 
Ende dancte hen alre hovescheide.Ga naar voetnoot1294
 
Die riddere metter mouwen seide:
1296[regelnummer]
‘Joncfrouwe, en vindi niemanne daer
 
Die u wilt bescudden, vor waer,Ga naar voetnoot1297
[pagina 89]
[p. 89]
 
Comt weder te mi, des sijt gewes,
 
Ic vare met u, so waer dat es,
1300[regelnummer]
Ende sal vor u vechten daer.’
 
Si dancte hem sere ende voer daer naeraant.
 
Tes conincs hove ende binnen desenaant.Ga naar voetnoot1302
 
Quamen daer gevaren die resenGa naar voetnoot1303
1304[regelnummer]
Vore die borch van Egletinen. E
 
Fi, duvle si alle scinen! E Ga naar voetnoot1305
 
Si waren daer binnen sere vervardGa naar voetnoot1306
 
Ende sloten die porten metter vard.
1308[regelnummer]
Si waren in anxte harde groet,
 
Si vruchten swaren wederstoet,Ga naar voetnoot1309
 
Maer die viande leden daer vorenGa naar voetnoot1310
 
Sonder iemane te doene toren.Ga naar voetnoot1311
1312[regelnummer]
Nu hadden si alle sorge groetGa naar voetnoot1312
 
Om die joncfrouwe die te CardeloetGa naar voetnoot1313
 
Vore hen voer. Dat sise mochtenGa naar voetnoot1314
 
Verhalen, si alle sere dochten,aant.Ga naar voetnoot1315
1316[regelnummer]
Ende dat sise mochten dan mesfuren.Ga naar voetnoot1316
 
Neen si niet, want nu ter urenaant.Ga naar voetnoot1317
 
Es die joncfrouwe soe verre comen,
 
Dat si heeft den coninc vernomen,
1320[regelnummer]
Daer si beette vore die zale.Ga naar voetnoot1320
 
Si groettene met scoenre tale
 
Ende seide: ‘Here, dor u grote genade,Ga naar voetnoot1322
 
Ontfarme u mire groter scade.Ga naar voetnoot1323
1324[regelnummer]
Ic hebbe u harde lange gesocht,
[pagina 90]
[p. 90]
 
Dat ic dire hebbe becocht.Ga naar voetnoot1325
 
Mi heeft verdreven mijn stiefvader
 
Van minen lande altegader.
1328[regelnummer]
Derdalf hondert leen knechteGa naar voetnoot1328
 
Horen wel te minen rechteGa naar voetnoot1329
 
Ende C ridders; dit houdic van u.aant.Ga naar voetnoot1330
 
Dit nemt hi mi algader nu.
1332[regelnummer]
Ic was in desen wege ontraectGa naar voetnoot1332
 
Ende was int Felle Wout geraect,
 
Daer mi een naen sere verriet,Ga naar voetnoot1334
 
Daer ic dogede swaer verdriet.Ga naar voetnoot1335
1336[regelnummer]
Mijn gersoen ende ic medeGa naar voetnoot1336
 
Waren geslegen daer ter stede.Ga naar voetnoot1337
 
Ga naar margenoot+Ic verloes daer cleder ende paert
 
Ende al dat ic brachte an die vaert.Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
En had een riddere gedaen, E Ga naar voetnoot1340
 
Wine waren levende niet ontgaen.
 
Ic moeste rumen dwout te voet.Ga naar voetnoot1342
 
Doe quam een riddere in min gemoetGa naar voetnoot1343
1344[regelnummer]
Die swerte wapine hadde an.
 
Doe voer int wout die edel man
 
Ende sloech Elycanas doet
 
Ende enen fellen leu groet
1348[regelnummer]
Ende oec mede den valscen naen,Ga naar voetnoot1348
 
Ende den here heeft hi gevaenaant.
 
Ende brachtene tote mi, daer ic was.
 
Doe voerdi mi, sijt seker das,
1352[regelnummer]
Met hem tere scoenre joncfrouwen
 
Ende Amelante mede en trouwen.Ga naar voetnoot1353
[pagina 91]
[p. 91]
 
In weet des ridders name niet,
 
Maer ic secge u wel hoemen hiet:Ga naar voetnoot1355
1356[regelnummer]
Den riddere metter witter mouwe.
 
Het gafse hem ene scone joncfrouwe,Ga naar voetnoot1357
 
Doen hi riddere ward gemaect.’Ga naar voetnoot1358
 
Dit hord Clarette, die nine vaect.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Si ward van sire minnen ontsteken,Ga naar voetnoot1360
 
Soe sere haer dochte therte breken.Ga naar voetnoot1361
 
¶ Alle die gene die waren int hof,Ga naar voetnoot1362
 
Dancten Gode ende gaven hem lof.Ga naar voetnoot1363
1364[regelnummer]
Die coninc sprac doe: ‘Scone joncfrouwe.
 
Alselpe mi God ende onse Vrouwe,Ga naar voetnoot1365
 
Ic sal u wel doen berechten.Ga naar voetnoot1366
 
Ic sal selken vor u doen vechten,aant.Ga naar voetnoot1367
1368[regelnummer]
Die u harde wel sal wreken.’
 
Binnen dien dat si dus spreken,Ga naar voetnoot1369
 
Hebben si die resen vernomen,Ga naar voetnoot1370
 
Die vore die irste porte sijn comen,Ga naar voetnoot1371
1372[regelnummer]
Meer danicker u mochte getellen,Ga naar voetnoot1372
 
Ende gingen die irste porte vellen.
 
Doen seide Lanceloet van Lac te hande:
 
‘Dit sijn die resen van Amelande,
1376[regelnummer]
Die ten Fellen Woude behoren.
 
Ic hebse gesien hier te voren.
 
Wi ridders vander tavelronden,
 
Wi warenre in tenen stonden;Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Met pinen conde wi daer ontgaen.
 
Si soeken haren here, sonder waen,
 
Dien si hebben verloren nu.
[pagina 92]
[p. 92]
 
Wi moten ons weren, secgic u.’
1384[regelnummer]
Doen vinc elc ten wapene daer.Ga naar voetnoot1384
 
Die ander porte, wet vor waer,Ga naar voetnoot1385
 
Hadden si ter neder gevelt
 
Ende sijn vore die derde gestelt.Ga naar voetnoot1387
1388[regelnummer]
Doen quamen van binnen een groet deelGa naar voetnoot1388
 
Selfscotters, die senden menech quareel,Ga naar voetnoot1389
 
Ende dadense also achter gaen.aant.Ga naar voetnoot1390
 
Ende die van binnen sijn ut gegaenGa naar voetnoot1391
1392[regelnummer]
Te veldeward jegen die resen,Ga naar voetnoot1392
 
Maer sine mochtens niet gewesen,Ga naar voetnoot1393
 
Tirst dat hen tgescutte gebrac,Ga naar voetnoot1394
 
En had gedaen Lanceloet van Lac. E Ga naar voetnoot1395
1396[regelnummer]
Doch keerden si weder binnen der veste,
 
Dit dochte hen allen wesen dbeste.
 
Ga naar margenoot+Walewain was daer nu niet,
 
Noch Percheval; dies haddense verdriet.Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Die resen braken die porten al.Ga naar voetnoot1400
 
En hadde gedaen die dipe walGa naar voetnoot1401
 
Datter om die borch liep,Ga naar voetnoot1402
 
Dat sere wijt was ende diep
[pagina 93]
[p. 93]
1404[regelnummer]
- Het was wel ere bogescoten wijt -Ga naar voetnoot1404
 
Entie brucgen, die tier tijt
 
Van vresen af waren gedaen,Ga naar voetnoot1406
 
Si hadden di borch gewonnen saen.Ga naar voetnoot1407
1408[regelnummer]
Ende die nacht ginc hen an doe;Ga naar voetnoot1408
 
Dus moesten si beiden tot smergens vroe.Ga naar voetnoot1409
 
¶ Nu es dese mare soe verre comen,aant.
 
Datse die riddere hevet vernomen
l412[regelnummer]
Metter mouwen, die om Clarettenaant.Ga naar voetnoot1412
 
Niet wille dagen noch oec letten,Ga naar voetnoot1413
 
Hine wilt ember der waerd varen.Ga naar voetnoot1414
 
Hi begonste jamberlike mesbaren;Ga naar voetnoot1415
1416[regelnummer]
Hine wanese nembermer sien.Ga naar voetnoot1416
 
Egletine troestene sere mettienGa naar voetnoot1417
 
Ende seide: ‘Here, wildi nu varen
 
Daer gi niet moget ontfaren?Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Al ne vaerdi daer niet vechten,
 
Die coninc sal hem wel berechten.’Ga naar voetnoot1421
 
‘En helpt niet, dat gi mi moget bieden:Ga naar voetnoot1422
 
Alle die leven mi niet geriden,Ga naar voetnoot1423
1424[regelnummer]
Ic soudere varen, dat secgic u.Ga naar voetnoot1424
[pagina 94]
[p. 94]
 
Geeft mi mine wapene nu.
 
Mi langet so sere te wige ward,Ga naar voetnoot1426
 
Haddic wapine ende een pard,Ga naar voetnoot1427
1428[regelnummer]
In gaeft niet om een conincrike.’Ga naar voetnoot1428
 
Cefalus spranc op haestelike
 
Ende haelde part ende wapine tehant,
 
Die beste diemen iweren vant,Ga naar voetnoot1431
1432[regelnummer]
Ende wapende sinen here daer met,
 
Dat hem nine gebrac, dat wet.Ga naar voetnoot1433
 
¶ Amelant die sprac te hem saen:
 
‘Her riddere, wat wildi nu bestaen?Ga naar voetnoot1435
1436[regelnummer]
Comdi nu onder mine man,Ga naar voetnoot1436
 
Nembermeer comdi van dan.
 
Maer laet mi varen met u. E
 
Ic sweerd u bi mire trouwen nu,Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Dat ic sal sijn in u geledenGa naar voetnoot1440
 
Ende om gene noet van u scede.Ga naar voetnoot1441
 
Gi sloecht mi minen broder af,Ga naar voetnoot1442
 
Daer ic u mine trouwe gafGa naar voetnoot1443
1444[regelnummer]
Om te behoudene oec min leven.
 
Also en mote mi God nembermer gevenGa naar voetnoot1445
 
Derre werelt bliscap vord an,Ga naar voetnoot1446
 
In saelt u houden soe ic best can.Ga naar voetnoot1447
[pagina 95]
[p. 95]
1448[regelnummer]
Eer dat ic u hen lite ontliven,Ga naar voetnoot1448
 
Ic souder oec eer verslagen bliven.’Ga naar voetnoot1449
 
Die riddere georloves daer tien tide.Ga naar voetnoot1450
 
Dies was Amelant harde blide
1452[regelnummer]
Ende wapende hem sonder waen,
 
Ende namen orlof beide saen.Ga naar voetnoot1453
 
Maer die riddere moeste daer naer
 
Eglentinen geloven vor waer,Ga naar voetnoot1455
1456[regelnummer]
Dat hi te hare sal weder keren,
 
Op dat hi mach ende blijft in eren.aant.Ga naar voetnoot1457
 
Ga naar margenoot+¶ Dus voren wech dese II gesellen,aant. E
 
Vrindelike, alse wi tellen.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Amelant sat doe op Morele
 
- Het vas hem gevallen te dele -
 
Dattie naen te ridene plach,
 
Doen hi voer om sijn bejach.Ga naar voetnoot1463
1464[regelnummer]
Ende eer si te Cardoel conden comen,Ga naar voetnoot1464
 
Hadde die coninc lettel vromen:Ga naar voetnoot1465
 
En had dat dipe water gedaen,Ga naar voetnoot1466
 
Si haddent al verloren saen.
1468[regelnummer]
Nu quam gereden Amelant
 
Daer hi sine liede nu vant,Ga naar voetnoot1469
 
Entie riddere metter mouwen.
 
Ende tirst dat si Amelant scouwen,Ga naar voetnoot1471
1472[regelnummer]
Geboet hi hen daer op haer leven,Ga naar voetnoot1472
 
Dat si hars orlogens begeven.Ga naar voetnoot1473
 
Doe si Amelante sagen met ogen,Ga naar voetnoot1474
[pagina 96]
[p. 96]
 
Sachmen nie di bliscap togen,
1476[regelnummer]
Die si hadden, maer ene gelijchedeaant.Ga naar voetnoot1475/76
 
Dadense den riddere van felhede.Ga naar voetnoot1476/77
 
Doe sprac Amelant dese word:
 
‘Es ieman die min gebot verhort,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Anders dan mi donket goet,Ga naar voetnoot1480
 
Ofte desen riddere iet mesdoet,
 
Anders dan gi pleget sire eren,Ga naar voetnoot1482
 
Hine mach versonen nembermere.Ga naar voetnoot1483
1484[regelnummer]
Ic ben sijn man ende sal hem houdenGa naar voetnoot1484
 
Gerechte trouwe; bi minen scoudenGa naar voetnoot1485
 
Ne werd si nembermeer te broken.’Ga naar voetnoot1486
 
Alse dit Amelant hadde gesproken
1488[regelnummer]
Worden si saechte ende godertirenGa naar voetnoot1488
 
Ende seiden: in negere manirenGa naar voetnoot1489
 
En wilden si doen buten sinen rade.Ga naar voetnoot1490
 
Die swerte riddere: ‘Alle genadeGa naar voetnoot1491
1492[regelnummer]
Ende alle trouwe, her Amelant,
 
Hebbic an u vonden. Hout vort u lantaant.
 
In paise ende sonder wederstoetGa naar voetnoot1493/94
 
Imanne te doene, clein oft groet.’Ga naar voetnoot1494/95Ga naar voetnoot1495
1496[regelnummer]
Amelant seide: ‘Dat gelovic u,
[pagina 97]
[p. 97]
 
Maer woudi mi laten keren nu
 
Met minen lieden nu te lande?Ga naar voetnoot1498
 
Gi wet wel, gingic ins conincs hande,Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
In verwonne di scande nembermere; E
 
Ende wildi mi lachter doen oft dere,Ga naar voetnoot1501
 
Dat stonde u te wreken dan,Ga naar voetnoot1502
 
Want ic worden ben u man.
1504[regelnummer]
Oec willic min lant van u ontfaen
 
Ende u werden onderdaen.’Ga naar voetnoot1505
 
Alse die riddere dit heeft verstaen,
 
Penst hi: ‘Dese heeft mi bevaenGa naar voetnoot1507
1508[regelnummer]
Behindelike met sire tale.Ga naar voetnoot1508
 
Ic weet wel, van dies maleGa naar voetnoot1509
 
Dat hi mi op gaf lijf ende ledeGa naar voetnoot1510
 
Ende hi mi oec manscap dedeGa naar voetnoot1511
1512[regelnummer]
Ende voer met mi op mine genade,Ga naar voetnoot1512
 
Gevile datmen hem dade scade,Ga naar voetnoot1513
 
God sout an mi wreken thant.’
 
Doe seidi: ‘Ontfaet van mi u lantGa naar voetnoot1515
1516[regelnummer]
Ende werd min man ende hout vri
 
Die straten.’ ‘Bi Gode, here, dat si,’aant.Ga naar voetnoot1516/17Ga naar voetnoot1517
 
Ga naar margenoot+Seide Amelant, als hi dit hord.
 
Hi stac saen sine hant vordGa naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Ende ward sijn man daer ter stat.
 
Daerna Amelant orlof batGa naar voetnoot1521
 
Oft hi mochte varen van daer.aant.
 
Hi gaefs hem orlof. Si scieden daer naeraant.Ga naar voetnoot1523
[pagina 98]
[p. 98]
1524[regelnummer]
Hoveschelike onder hen beden.Ga naar voetnoot1524
 
Amelant es te woude gereden
 
Ende die riddere bleef daer mettien.Ga naar voetnoot1526
 
Si hadden gemerct ende wel gesien,
1528[regelnummer]
Wat daer buten gesciede te handeGa naar voetnoot1528
 
Tuscen den riddere ende Amelande,
 
Bedie si haddent te voren vernomenGa naar voetnoot1530
 
Ane die joncfrouwe die daer was comen.Ga naar voetnoot1531
1532[regelnummer]
Si prisden sere sine manlijchede:Ga naar voetnoot1532
 
‘Hi heeft gedaen dat noit man dede.’
 
Die doe Claretten hadde gesien,
 
Hoe si ginc merken ende spienGa naar voetnoot1535
1536[regelnummer]
Naden riddere, dat seldi weten,
 
Hine hads nembermer vergeten.
 
Si mercte hem, soe dedi hare.Ga naar voetnoot1538
 
Die coninc sende Lanceloet daer nare
1540[regelnummer]
Over dwater met enen bote saen,
 
Daer hi met gepense hilt bevaenGa naar voetnoot1541
 
Van groter minnen om Claretten.Ga naar voetnoot1542
 
Lanceloet voer over sonder lettenGa naar voetnoot1543
1544[regelnummer]
Ende quam toten riddere gegaen
 
Ende groettene van sconincs wegen saen:Ga naar voetnoot1545
 
‘Ende van mire vrouwen der coninginnen,
 
Ende van Claretten der gravinnen,
1548[regelnummer]
Walewains nichte. Si scamen hen alleaant.
 
Vander onneren, van dien mesfalle,Ga naar voetnoot1549
 
Die si ane u hebben gedaen:
 
Dat gi gene gichte hebt ontfaenGa naar voetnoot1551
1552[regelnummer]
Van hen, doen si u riddere daden.Ga naar voetnoot1552
 
Si ontbiden u bi uwer genaden,Ga naar voetnoot1553
[pagina 99]
[p. 99]
 
Dat gi comt u gichten halen;
 
Si selense u twevout betalen.’
1556[regelnummer]
Doe seide die riddere metter mouwe:
 
‘Groet mi den coninc ende mine vrouweGa naar voetnoot1557
 
Ende Walewains nichte mede, Claretten.
 
Segt hen, ic moet noch letten,Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Eric meer come ins conincs hof,Ga naar voetnoot1560
 
Dat ic van Keyen mijn belofGa naar voetnoot1561
 
Hebbe volbracht. Dit segt hem saenGa naar voetnoot1562
 
Si selen hier bi wel verstaenGa naar voetnoot1563
1564[regelnummer]
Wat ic meine, dat secgic u.’Ga naar voetnoot1564
 
Lanceloet bat hem sere nuaant.Ga naar voetnoot1565
 
Ende seide, hi sout hem beteren doen;Ga naar voetnoot1566
 
En geve noch geen ocsoen.Ga naar voetnoot1567
1568[regelnummer]
En mochte daer besciten niet.Ga naar voetnoot1568
 
Lanceloet doe scire van hem sciet.
 
Ende seide den coninc enter coninginnen,
 
Dat hi niet en quame daer binnen,Ga naar voetnoot1571
1572[regelnummer]
Hine sal tirsten sijn gewrokenGa naar voetnoot1572
 
Van Keyen, dat hine heeft versproken.Ga naar voetnoot1573
 
‘Dus hebbe wi den riddere verloren.’Ga naar voetnoot1574
 
Doe ward die coninc in groten toren
1576[regelnummer]
Ende versprac Keyen lachterlikeGa naar voetnoot1576
 
Ende verboet hem daer sijn rike.Ga naar voetnoot1577
[pagina 100]
[p. 100]
 
Ga naar margenoot+Die coninginne, dies oem hi was,Ga naar voetnoot1578
 
Si vermat hare dicke das,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Mocht sijt doen met haren eren.Ga naar voetnoot1580
 
Si soude hem selc een spel doen leren,Ga naar voetnoot1581
 
Hine vergaets nembermeer.
 
Hen allen waser therte om seer.
1584[regelnummer]
Doen swoer Keye sere na dien:Ga naar voetnoot1584
 
‘En wilt mi die riddere niet ontflien,Ga naar voetnoot1585
 
Ic salne bringen hier te hove,
 
Al waer hi noch van merren love.’Ga naar voetnoot1587
1588[regelnummer]
Hi wapende hem ende reet der ward.
 
Die brucge ward gemaect ter vard,
 
Die te voren te broken was.
 
Daer over reet Keye sinen pasGa naar voetnoot1591
1592[regelnummer]
Ende quam ten riddere met geweltGa naar voetnoot1592
 
Daer hi noch hilt op gene velt,Ga naar voetnoot1593
 
Want hi danen node vard:Ga naar voetnoot1594
 
Sijn herte trac hem achter ward.
1596[regelnummer]
Mettien hi heren Keyen sietaant.
 
Doe vrachdi hem hoe hi hiet,aant.
 
‘Keye benic,’ sprac hi vord,
 
‘U doet leget in mins speren ord,Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Gine vard met mi te hove nu.’Ga naar voetnoot1600
 
‘Her Keye, bi Gode, ic segt u,
 
Gi hebt mi versproken nu ende echt,Ga naar voetnoot1602
 
Mochtics mi wreken, ic hadde recht.Ga naar voetnoot1603
604[regelnummer]
Gine ontgaet mi heden, ic segt u twi,Ga naar voetnoot1604
[pagina 101]
[p. 101]
 
In sal u doden oft gi mi.’Ga naar voetnoot1605
 
Doe sach Keye wel hi was doet,
 
Hen dade hem aventure groet,Ga naar voetnoot1607
1608[regelnummer]
Si quamen te gader met haren speren;
 
Die riddere steken in der weren.Ga naar voetnoot1609
 
Dore halsberch ende dor curieGa naar voetnoot1610
 
Ende dore die borste. ‘Ic lie, ic lie,’Ga naar voetnoot1611
1612[regelnummer]
Riep her Keye met haesten groet
 
Dor die vrese vander doetGa naar voetnoot1613
 
Ende alse die riddere trecte weder
 
Sijn spere, viel her Keye ter neder.
1616[regelnummer]
Die riddere beette doe ter eerde
 
Ende minctene sere met sinen swerde.Ga naar voetnoot1617
 
Nu heeft hi, dat hi hem behiet,Ga naar voetnoot1618
 
Doen hi achters van hem sciet,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Doe hi den riddere volgede achter,
 
Die der joncfrouwen dede lachter.
 
¶ Dus lach Keye verminct opt velt.Ga naar voetnoot1622
 
Sijn ors liep daer met geweltGa naar voetnoot1623
1624[regelnummer]
Te hove ward, al dat mach,Ga naar voetnoot1624
 
Ende alsment te hove comen sach,
 
Wisten si wel van Keys mesvalle.Ga naar voetnoot1626
 
Si warens te hove blide alle.Ga naar voetnoot1627
[pagina 102]
[p. 102]
1628[regelnummer]
Doe quam daer saen die niemare,Ga naar voetnoot1628
 
Dat Keye sere gewont ware.
 
Hi was der coninginnen oem,
 
Nochtan nam sijs cranken goem;Ga naar voetnoot1631
1632[regelnummer]
Dat quam bi sire quader tongen.
 
‘Ic wilde hem sine ogen ut sprongen,’Ga naar voetnoot1633
 
Sprac Jenevre, die coninginne,
 
‘Dine tirst brachte hier inne.Ga naar voetnoot1635
1636[regelnummer]
Laet den dorper licgen daer,
 
Hi heves dicke verdient vor waer.’aant.Ga naar voetnoot1637
 
Ga naar margenoot+Nochtan haeldemene dor die scame,Ga naar voetnoot1638
 
Om dat hi hadde ridders name.
1640[regelnummer]
Men vordene gewont toter doet
 
In die borch te Carmeloet.
 
Van Keyen latic bliven die wordGa naar voetnoot1642
 
Ende secge u vanden riddere vord.

voetnoot1248
brinct ons vord: verhaalt, vertelt ons.
voetnoot1249
worden: werden, raakten; verdord: verdwaasd, verbijsterd.
voetnoot1250
uten kere: ten einde raad, buiten zichzelf.
voetnoot1252
al dure: overal.
voetnoot1254
Alsijs: toen zij hem (gen. afhankelijk van vinden); niweren: ergens.
voetnoot1256
met sire cracht: met zijn leger, met een groot aantal gewapenden.
voetnoot1257
Dus: zo.
voetnoot1258
dagen: te dagen (zie Stoett par. 279).
voetnoot1261
Van irst: dadelijk; toren: woede; Dit tegen si an: hiervan gaven ze de schuld.
voetnoot1263
Dies: die ervan; nine: volstrekt niets.
voetnoot1265
veste: kasteel, burcht.
voetnoot1266
groven: begroeven.
voetnoot1267
Sonder papen ende clerke: zonder dat er een priester of een monnik bij aanwezig was.
voetnoot1268
des duvels gewerke: werk waarbij de duivel in het spel is.
voetnoot1269
Jonc ... starke: alles (versterking van al in vs. 1268).
voetnoot1271
vermat hem: verzekerde plechtig, nam zich vast voor.
voetnoot1272
-t (in: sijt): overtollig lijd. vw.
voetnoot1273
Maken ... sure: zijn dood flink betaald zullen zetten.
voetnoot1274
op geseten: opgestegen.
voetnoot1275
vermeten: fiere.
voetnoot1277
moude: grond.
margenoot+
170va
voetnoot1282
hi ... werd: het leek hun dat hij het verdiende.
voetnoot1283
gederd: letsel toegebracht.
voetnoot1285
comen: gekomen, nl. binnen de burcht (vgl. vs. 1265).
voetnoot1287
voren ... verden: vervolgden zij hun weg.
voetnoot1289
Hierbinnen: inmiddels; hadde hare vard (genomen): had zich opgemaakt om te vertrekken.
voetnoot1294
hovescheide: hoofsheid (die men had bewezen).
voetnoot1297
bescudden: beschermen.
voetnoot1302
binnen desen: ondertussen.
voetnoot1303
resen: reuzen.
voetnoot1305
Fi, duvle si alle scinen: O wee, duivels leken het allemaal.
voetnoot1306
waren: werden.
voetnoot1309
vruchten (= vruchteden): vreesden; wederstoet: aanval.
voetnoot1310
leden: reden ... voorbij; daer voren: daar aan de voorkant.
voetnoot1311
toren: leed, kwaad.
voetnoot1312
si alle: zij allemaal; sorge: angst.
voetnoot1313
te Cardeloet: op weg naar Cardeloet.
voetnoot1314
Vore hen: voor hen uit.
voetnoot1315
Verhalen: inhalen; dochten: vreesden.
voetnoot1316
mesfuren: mishandelen.
voetnoot1317
Neen si niet: nee, dat konden ze niet; nu ter uren: nu.
voetnoot1320
Daer: toen; vore die zale: voor de ingang van de grote zaal.
voetnoot1322
dor: bij.
voetnoot1323
scade: treurige toestand (gen. afh. van ontfarmen).
voetnoot1325
Dat: hetgeen; dire: duur.
voetnoot1328
Derdalf hondert: 250; leen knechte: leenmannen.
voetnoot1329
Horen wel te minen rechte: zijn mij ondergeschikt.
voetnoot1330
dit houdic van u: dit heb ik van u in leen.
voetnoot1332
in desen wege: op weg hierheen; ontraect: verdwaald.
voetnoot1334
sere verriet: gemeen behandelde.
voetnoot1335
dogede swaer verdriet: groot leed ondervond.
voetnoot1336
gersoen: schildknaap.
voetnoot1337
Waren: werden.
margenoot+
170vb
voetnoot1339
brachte an die vaert: meegenomen had op reis.
voetnoot1340
En had een riddere gedaen: zonder de hulp van een ridder.
voetnoot1342
rumen: verlaten.
voetnoot1343
in min gemoet: mij tegemoet.
voetnoot1348
valscen: gemeen, verraderlijk.
voetnoot1353
Amelante: 4e-nmv. vorm; zie vL. I par. 20.
voetnoot1355
hoemen (= hoe men en): hoe men hem.
voetnoot1357
Het: dit pers. vnw. heeft alleen de funktie het mogelijk te maken het ondw. ene scone joncfrouwe achter-aan te plaatsen.
voetnoot1358
Zie vs. 175 en vgl.
voetnoot1359
nine vaect: altijd oplettend is (eig. nooit slaapt).
voetnoot1360
sire minnen: liefde voor hem; ontsteken: in vuur en vlam gezet.
voetnoot1361
haer dochte: dat het haar toescheen.
voetnoot1362
int hof: aan het hof.
voetnoot1363
hem: nl. God.
voetnoot1365
Alselpe mi: zo waarlijk helpe mij.
voetnoot1366
wel: goed; berechten: bijstaan.
voetnoot1367
selken: iemand, de een of ander.
voetnoot1369
Binnen dien dat: terwijl.
voetnoot1370
Hebben (...) vernomen: zagen (zie Stoett par. 247b).
voetnoot1371
die irste porte: de buitenste poort.
voetnoot1372
getellen: tellen.
voetnoot1379
warenre in: waren erin; tenen stonden: op een keer.
voetnoot1384
vinc elc ten wapene: greep iedereen zijn wapens, wapende iedereen zich.
voetnoot1385
ander: tweede.
voetnoot1387
sijn (...) gestelt: zij stonden.
voetnoot1388
een groet deel: een groot aantal.
voetnoot1389
Selfscotters: armborstiers (hand- of voetboogschutters); senden: zonden; quareel: pijl.
voetnoot1390
achter gaen: terug trekken.
voetnoot1391
die van binnen: de bewoners van het kasteel; sijn ut gegaen: deden een uitval, zijn uitgerukt.
voetnoot1392
Te veldeward: in het open veld.
voetnoot1393
mochtens ... gewesen: hadden het niet kunnen uithouden.
voetnoot1394
Tirst dat (...) gebrac: zodra er niet meer geschoten werd; tgescutte: projektiel, alles wat geschoten of geworpen wordt; gebreken: ontrbreken, achterwege blijven.
voetnoot1395
En ... Lac: zonder de hulp van Lanceloet van Lac (eig.: als L. het niet gedaan had).
margenoot+
170vc
voetnoot1399
dies: daarover.
voetnoot1400
al: allemaal.
voetnoot1401
En hadde gedaen: vgl. vs. 1395; wal: gracht.
voetnoot1402
Datter: die (er); het antecedent is die dipe wal; zie Stoett par. 55.
voetnoot1404
ere bogescoten wijt: een boogschot breed (zie Stoett par. 176).
voetnoot1406
Van vresen: uit angst; af (...) gedaen: afgebroken (vgl. vs. 1589-1590).
voetnoot1407
Si hadden: dan hadden ze; gewonnen: veroverd.
voetnoot1408
ginc hen an: overviel hen.
voetnoot1409
Dus: daarom.
voetnoot1412
om: ter wille van.
voetnoot1413
dagen, letten: talmen.
voetnoot1414
Hine wilt (...) varen: maar hij wil rijden (bijzin met enkele negatie; zie Stoett par. 222); ember: in elk geval.
voetnoot1415
jamberlike: meelijwekkend, droevig; mesbaren: weeklagen, jammeren.
voetnoot1416
wanese (= wanede se): verwachtte haar; sien: inf. zonder te, zie Stoett par. 279.
voetnoot1417
mettien: dadelijk, terstond.
voetnoot1419
Daer: naar een plaats waar; ontfaren: ongedeerd vandaan komen.
voetnoot1421
hem wel berechten: zichzelf naar behoren verdedigen.
voetnoot1422
En = het en; bieden: zeggen, tegenwerpen.
voetnoot1423
Alle ... geriden (eig. gerieden): niemand zou me ertoe brengen.
voetnoot1424
Ic soudere varen: dat ik er niet heen zou rijden. Men zou, met MNW II, 1480, in verwachten i.p.v. ic.
voetnoot1426
Mi langet: (onpers. ww.) ik verlang; te wige ward: ten strijde te gaan.
voetnoot1427
Haddic: als ik had.
voetnoot1428
In ... conincrike: bijw. bijz. van gevolg zonder dat (zie Stoett par. 301), behorende bij so sere (vs. 1426); gaeft = gave et.
voetnoot1431
iweren: ergens, waar ook.
voetnoot1433
Dat: zodat.
voetnoot1435
bestaen: ondernemen, gaan doen.
voetnoot1436
Comdi (= comt i): als gij nu komt; onder: tussen.
voetnoot1439
sweerd = sweer 't.
voetnoot1440
sal sijn in u geleden: u zal beschermen. Meestal met 4e nmv.: gele(i)de; zie MNW II, 1219.
voetnoot1441
noet: noodzaak, dwang, hachelijke omstandigheid.
voetnoot1442
sloecht (...) af: hebt mij ontnomen door te doden.
voetnoot1443
Daer: terwijl; gaf: heb gegeven.
voetnoot1445
Also (...) mote: zo waarlijk moge.
voetnoot1446
Derre ( = desere) werelt bliscap: de vreugde, de genietingen van deze wereld.
voetnoot1447
In saelt u: als ik het tegenover u niet. -t verwijst qua inhoud, maar niet grammatikaal, naar trouwe (vs. 1443).
voetnoot1448
ontliven: doden.
voetnoot1449
oec eer: zeker liever; verslagen bliven: sneuvelen.
voetnoot1450
georloves (= georlovede es): stond het toe.
voetnoot1453
namen: zij namen.
voetnoot1455
geloven: beloven.
voetnoot1457
Op dat: indien; blijft in eren: zijn goede naam bewaart.
margenoot+
171ra
voetnoot1459
Vrindelike: als goede vrienden; alse wi tellen: zoals ik zeg, vertel.
voetnoot1463
Doen ... bejach: als hij op buit uitging.
voetnoot1464
Ende: maar.
voetnoot1465
Hadde (...) lettel vromen: leed grote schade.
voetnoot1466
En ... gedaen: vgl. vs. 1395.
voetnoot1469
liede: mannen.
voetnoot1471
tirst dat: zodra; scouwen: zagen (de vorm scouwen i.p.v. scouden waarschijnlijk wegens het rijm).
voetnoot1472
op haer leven: op straffe van de dood.
voetnoot1473
begeven: zouden staken, een einde zouden maken aan (met het obj. in de genitief).
voetnoot1474
met ogen: met eigen ogen.
voetnoot1475/76
Sachmen ... togen / Die si hadden: zag men nooit de (d.i. zo grote) blijdschap tonen, die (als) zij voelden.
voetnoot1476/77
maer ... felhede: maar desgelijks deden ze de ridder uit haat, m.a.w. nooit zag men zoveel haat uit de ogen spreken.
voetnoot1479
verhort: niet luistert naar.
voetnoot1480
Anders ... goet: (en) iets anders (doet) dan mij goed dunkt.
voetnoot1482
Anders ... eren: (en) iets anders (doet) dan hem eer bewijzen.
voetnoot1483
versonen: zich verzoenen, in goede verhouding tot mij komen.
voetnoot1484
man: vazal, leenman.
voetnoot1485
(houden) / Gerechte trouwe: oprecht trouw zijn; bi minen scouden: door mijn toedoen.
voetnoot1486
nembermeer: in geen geval.
voetnoot1488
saechte: rustig; godertiren: vriendelijk, welwillend.
voetnoot1489
in negere maniren: op generlei wijze.
voetnoot1490
buten sinen rade: tegen zijn gebod.
voetnoot1491
Alle genade: volledige bijstand.
voetnoot1493/94
Hout ... / In paise: bewaar voortaan de vrede in uw land (MNW VI, 42).
voetnoot1494/95
wederstoet / (...) te doene: aan te vallen.
voetnoot1495
clein oft groet: wie dan ook (bep. bij Imanne).
voetnoot1498
te lande: naar mijn land.
voetnoot1499
gingic: zou ik vallen.
voetnoot1501
dere: leed, oneer.
voetnoot1502
stonde u te wreken: behoorde u te wreken.
voetnoot1505
onderdaen: onderworpen, ondergeschikt.
voetnoot1507
bevaen: verstrikt, gevangen.
voetnoot1508
Behindelike: listig, op behendige wijze.
voetnoot1509
weet: het lijd. vw. volgt in vs. 1513/14; van dies male: van het ogenblik af.
voetnoot1510
op gaf lijf ende lede: zich overgaf.
voetnoot1511
manscap dede: leenhulde bracht.
voetnoot1512
op mine genade: in vertrouwen op mijn genade.
voetnoot1513
Gevile dat: als het gebeurde dat.
voetnoot1515
Ontfaet ... u lant: ontvang van mij uw land in leen.
voetnoot1516/17
hout vri / Die straten: gaat uws weegs.
voetnoot1517
dat si: dat zal gebeuren.
margenoot+
171rb
voetnoot1519
stac (...) sine hant vord: stak sijn hand uit (ten teken van onderdanigheid).
voetnoot1521
orlof bat: vroeg toestemming.
voetnoot1523
gaefs: gaf daartoe.
voetnoot1524
onder hen beden: van elkaar.
voetnoot1526
mettien: op dat moment.
voetnoot1528
te hande: zoëven, zopas.
voetnoot1530
Bedie: want; met -t wordt wsch. de verhouding tussen Amelant en de RmM bedoeld.
voetnoot1531
Ane: van.
voetnoot1532
manlijchede: manhaftigheid, mannelijk optreden.
voetnoot1535
merken ende spien: uitzien en zoeken.
voetnoot1538
mercte: lette op hem, hield hem in het oog.
voetnoot1541
Daer ... bevaen: waar hij in gedachten verzonken stond.
voetnoot1542
Van: door.
voetnoot1543
sonder letten: zonder dralen, onmiddellijk.
voetnoot1545
van sconincs wegen: uit naam van de koning.
voetnoot1549
mesfalle: smaad, belediging.
voetnoot1551
Dat: namelijk dat; gichte: gift, geschenk.
voetnoot1552
riddere daden: tot ridder maakten; zie vss. 154 e.v.
voetnoot1553
ontbiden: verzoeken; genaden: welwillendheid.
voetnoot1557
mi: uit mijn naam.
voetnoot1559
letten: wachten.
voetnoot1560
Eric meer: voordat ik weer.
voetnoot1561
Dat: totdat; van: met betrekking tot; zie vss. 221-2.
voetnoot1562
hem: hun.
voetnoot1563
hier bi: hierdoor.
voetnoot1564
meine: bedoel.
voetnoot1565
Nl. om mee te gaan.
voetnoot1566
hi sout (= soude et) hem beteren doen: dat hij (Lanceloet) het tegenover hem (de RmM) zou laten goedmaken.
voetnoot1567
En (= Het en)... ocsoen: er was echter nog geen geschikte gelegenheid toe; semi-direkte rede, vgl. BvdS blz. 140 s.v. Occusoen.
voetnoot1568
En ... niet: het mocht toen niet baten.
voetnoot1571
hi: nl. de RmM; daer binnen: aan het hof.
voetnoot1572
Hine ... gewroken: of hij moest eerst wraak genomen hebben.
voetnoot1573
Van: op; dat: omdat; versproken: beledigd.
voetnoot1574
Dus: zo.
voetnoot1576
versprac: berispte; lachterlike: op smadelijke wijze.
voetnoot1577
verboet: ontzegde.
margenoot+
171rc
voetnoot1578
dies: wier.
voetnoot1579
vermat ... das: had zich dat dikwijls vast voorgenomen.
voetnoot1580
met ... eren: zonder aan haar waardigheid te kort te doen.
voetnoot1581
Si ... leren: zij hem zo'n geduchte les zou geven.
voetnoot1584
sere: met kracht.
voetnoot1585
wilt: zal.
voetnoot1587
noch van merren love: nog meer befaamd dan hij al is.
voetnoot1591
sinen pas: in galop.
voetnoot1592
met gewelt: haastig, snel.
voetnoot1593
hilt: zich bevond.
voetnoot1594
node: ongaarne.
voetnoot1599
leget in mins speren ord: ligt in de punt van mijn lans.
voetnoot1600
Gine: als gij niet.
voetnoot1602
nu ende echt: herhaaldelijk, steeds.
voetnoot1603
recht: recht ertoe.
voetnoot1604
twi: waarom.
voetnoot1605
In: maar ik. - De onlogische constructie van de vzn. 1604-1605 schijnt het gevolg te zijn van de contaminatie van twee constructies, nl. 1 ‘(...): Ic sal u doden oft gi mi’ en 2 ‘Wine sceden heden (...), In sal u doden oft gi mi’ (wij gaan vandaag niet uiteen, of ...).
voetnoot1607
Hen dade hem aventure groet: tenzij hij veel geluk zou hebben.
voetnoot1609
staken (= stac en): stak hem (het encl. pron. is meestal -ene, maar vgl. in vs. 2592 het voluit geschreven leiden); in der weren: in het tweegevecht.
voetnoot1610
curie: lederkolder.
voetnoot1611
die borste: gewoonlijk die borst (zie MNW I, 1386); lie: geef me over.
voetnoot1613
Dor: uit.
voetnoot1617
minctene: verwondde hem zwaar.
voetnoot1618
hi: Keye; hi (2): de RmM; behiet: had beloofd.
voetnoot1619
achters: een tijd geleden.
voetnoot1622
Dus: zo.
voetnoot1623
met gewelt: snel.
voetnoot1624
al dat mach: zo snel mogelijk.
voetnoot1626
wel: zeker; mesvalle: nederlaag.
voetnoot1627
warens: waren erover.
voetnoot1628
niemare: bericht.
voetnoot1631
Nochtan: desondanks; nam sijs cranken goem: schonk ze er weinig aandacht aan.
voetnoot1633
hem: verwijst naar vs. 1635.
voetnoot1635
tirst: dadelijk, terstond.
voetnoot1637
dicke: dikwijls.
margenoot+
171va
voetnoot1638
dor die scame: wegens de schande.
voetnoot1642
latic bliven die word: onderbreek ik het verhaal.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken