Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die riddere metter mouwen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die riddere metter mouwen
Afbeelding van Die riddere metter mouwenToon afbeelding van titelpagina van Die riddere metter mouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

M.J.M. de Haan

Ludo Jongen

Marijke J. van der Wal



Genre

poëzie

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die riddere metter mouwen

(1983)–Anoniem riddere metter mouwen, Die–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe die riddere metter mouwen Claretten wan

1788[regelnummer]
Daventure seget ons vord,aant.
 
Datmen te hove hevet verhord,Ga naar voetnoot1789
 
Dat doet es der joncfrouwen stiefvader,
 
Dise onteerft hadde algader,
1792[regelnummer]
Ende dattene een riddere versloech,Ga naar voetnoot1792
 
Die ene witte mouwe droech.
 
Doen wisten sijt algader wel,Ga naar voetnoot1794
 
Dat hijt was ende niemen el.
1796[regelnummer]
Dies dreef rouwe die coninc,Ga naar voetnoot1796
 
Dat hi hem aldus ontginc,Ga naar voetnoot1797
 
Ende dedene soeken menegen dach.
 
Alse hijs vinden niet en mach,Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Dedi crieren ter selver urenGa naar voetnoot1800
 
Enen tornoy, die soude geduren
 
Drie dage om Claretten wille,
 
Ende dine verwonne lude oft stille,Ga naar voetnoot1803
1804[regelnummer]
Datmen hem Claretten geeft.
 
Dus salmenne vinden, eest dat hi leeft,Ga naar voetnoot1805
[pagina 109]
[p. 109]
 
Want si wisten wel ant horen,Ga naar voetnoot1806
 
Dat hi Claretten hadde vercoren.aant.Ga naar voetnoot1807
1808[regelnummer]
Doe sinde die coninc boden uutGa naar voetnoot1808
 
Dit te secgene over luutGa naar voetnoot1809
 
In allen landen, wide ende siden.
 
Cefalus nam oec te desen tiden,
1812[regelnummer]
Des ridders sciltknecht metter mouwe,
 
Tenen wive die scone joncfrouwe,
 
Die in dat wout mesvord was.Ga naar voetnoot1814
 
Omden dienst, sijt seker das,
1816[regelnummer]
Dien hi hare dede, nam sine bloet,Ga naar voetnoot1816
 
Doen haer stiefvader was doet.
 
Ic lecge hier af di tale nederGa naar voetnoot1818
 
Ende kere ten messelgiren weder,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
Die lipen al die lande dure
 
Ga naar margenoot+So lange dat een quam ter ure,Ga naar voetnoot1821
 
Daer die riddere begeven was.Ga naar voetnoot1822
 
Hi sach die zegelbusse na dasGa naar voetnoot1823
1824[regelnummer]
Ende kinde dat teken harde wale.Ga naar voetnoot1824
 
Hi ginc hem an met soeter taleGa naar voetnoot1825
 
Ende vrachde hem daer om niemare.
 
Die bode seide doe oppenbare,
1828[regelnummer]
Dat een tornoy beropen es
 
‘Om Claretten sijt seker desGa naar voetnoot1829
 
Van heden opten XIIsten dach,Ga naar voetnoot1830
 
Ende die den tornoy verwinnen mach,
1832[regelnummer]
Hi sal hebben die maget rene
 
Ende haer goet al gemene.Ga naar voetnoot1833
 
Si wilt hebben enen man
[pagina 110]
[p. 110]
 
- Mach sine vercrigen ens haer God an -Ga naar voetnoot1835
1836[regelnummer]
Die vrome es ende riddere goet.’
 
Alse die riddere dit verstoet,
 
Dat hi die scone sal verlisen,
 
Waendi sinen inde kisen.Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Hine hadde scilt noch spere,
 
Al haddi der ward groten gere,Ga naar voetnoot1841
 
Noch ors dat hi mach riden.
 
Nochtan en sal hijs niet vermiden,Ga naar voetnoot1843
1844[regelnummer]
Gevallet hem quaet ofte goet,Ga naar voetnoot1844
 
Hine salre sijn, al waerd te voet.Ga naar voetnoot1845
 
¶ Hi dede den knape wel tegemakeGa naar voetnoot1846
 
Ende es gegaen na dese sake,
1848[regelnummer]
Daer hi sinen here den abt vant
 
Ende seide hem sijn wesen thantGa naar voetnoot1849
 
Ende hoe hise lange heeft gemint.Ga naar voetnoot1850
 
‘Nu staet si in presente: dise wintGa naar voetnoot1851
1852[regelnummer]
In enen tornoy, si es sine.
 
Comter mi goet af ofte pine,Ga naar voetnoot1853
 
Ic sal ember ten tornoye wesen.Ga naar voetnoot1854
 
Al ne waendics meer genesen,Ga naar voetnoot1855
1856[regelnummer]
En ontride mi nieman die leeft.Ga naar voetnoot1856
 
Ic bidde u dat gi mi orlof geeftGa naar voetnoot1857
 
Ende penninge, wapine ende een ors.aant.
 
U ne saels niet wesen te wors:Ga naar voetnoot1859
[pagina 111]
[p. 111]
1860[regelnummer]
Eest dat ic den prijs gewinneGa naar voetnoot1860
 
Ende die scone die ic minne,
 
Ic sal den cloester rike maken.’
 
‘Broder’, seit hi, ‘te desen sakenGa naar voetnoot1863
1864[regelnummer]
Sone gevic u nembermer raet.Ga naar voetnoot1864
 
Laet varen, broder, hets baraet.Ga naar voetnoot1865
 
Ic sal u maken nu treserier,Ga naar voetnoot1866
 
In dien dat gi wilt bliven hier.’Ga naar voetnoot1867
1868[regelnummer]
Doen dit onder tcovent quam,Ga naar voetnoot1868
 
Waren sijs alle tornech ende gram, E Ga naar voetnoot1869
 
Ende baden dat hi bleve daer.
 
En bescoet hen allen niet een haer,Ga naar voetnoot1871
1872[regelnummer]
Wat dat si gebidden mogen.
 
Doe leide hem die abt vor ogen, E Ga naar voetnoot1873
 
Dat hi bi ridderscape ende bi eede
 
Dordine te houdene sworet mede,Ga naar voetnoot1875
1876[regelnummer]
‘En ware oft gi mocht gewinnenGa naar voetnoot1876
 
Claretten, dit bespraectire binnen.Ga naar voetnoot1877
 
En condi des volbringen niet,Ga naar voetnoot1878
 
Soe brecti u ordine. Nu besiet
1880[regelnummer]
Wat gi wilt dan anegaenGa naar voetnoot1880
 
U ziele sal dan in vresen staen.’Ga naar voetnoot1881
 
Ga naar margenoot+Hi sprac: ‘En canicker niet gewinnen,
 
Soe willic weder comen hier binnenGa naar voetnoot1883
1884[regelnummer]
Ende hier wesen al mijn lijf;Ga naar voetnoot1884
[pagina 112]
[p. 112]
 
Nembermeer begeric wijf.Ga naar voetnoot1885
 
Ic moet ember sijn ten tornoye,Ga naar voetnoot1886
 
Gaet mi te vromen oft te vernoye,Ga naar voetnoot1887
1888[regelnummer]
Daer ne mach noch af noch toe,Ga naar voetnoot1888
 
Nu geeft mi raet wat ic best doe.’
 
Dabt seide: ‘Waendi deilen ende kisen?Ga naar voetnoot1890
 
Gi moet ember u ordine verlisen,Ga naar voetnoot1891
1892[regelnummer]
Oft u cledere van hier binnenGa naar voetnoot1892
 
Houden tot dat gise moget gewinnen.’
 
‘Soe willic mijn cledere ende min abijtGa naar voetnoot1894
 
Ane houden tote dier tijt
1896[regelnummer]
Ende mine scoen gebonden ter stede,Ga naar voetnoot1896
 
Totdat icse hebbe gewonnen mede.’
 
Hi eiscede sine wapine doen te tiden,Ga naar voetnoot1898
 
Hine wilde niet langer daer ontbiden.
1900[regelnummer]
Des ander dages harde vroe
 
Wapedemen den riddere doe
 
Over algader sijn abijt,Ga naar voetnoot1902
 
Maer sine cappe, des seker sijt,Ga naar voetnoot1903
1904[regelnummer]
Droech hi boven al sine wapene an.
 
Men brachte een ors den stouten man,
 
Al sneewit, ende een gereide.aant.Ga naar voetnoot1906
 
Die stegerepe waren houtijn beide,Ga naar voetnoot1907
1908[regelnummer]
Alse die moenke te voerne plagen.Ga naar voetnoot1908
 
Doen begans hem wel behagen
 
Ende dancte den abt alre doget,Ga naar voetnoot1910
[pagina 113]
[p. 113]
 
Dine also hevet verhoget.Ga naar voetnoot1911
1912[regelnummer]
Hi nam orlof ane dat covent,
 
Diere ombe weenden dicke sent. E Ga naar voetnoot1913
 
Dabt gaf hem C besante groetGa naar voetnoot1914
 
Ende bat hem, oft hem geviele noet,Ga naar voetnoot1915
1916[regelnummer]
Dat hi weder te cloestere come,
 
Het soude wesen sine vrome,Ga naar voetnoot1917
 
¶ ‘God loent u,’ sprac die edel man.Ga naar voetnoot1918
 
Met derre talen voer hi van dan
1920[regelnummer]
Ende elcs nachs dedi den raet,Ga naar voetnoot1920
 
Dat hi daer een cloester staet
 
Herberge ember heeft genomen,Ga naar voetnoot1922
 
Onthier ende hi ten tornoye es comen.Ga naar voetnoot1923
1924[regelnummer]
Dat was in ene scone prayerie;Ga naar voetnoot1924
 
Daerbi stont oec ene abdie,
 
Daer voer hi in, als hi daer quam;
 
Het was sire ordine, alsict vernam. E Ga naar voetnoot1927
1928[regelnummer]
Om dat was hire wel ontfaen,Ga naar voetnoot1928
 
Maer alsi hadden verstaen
 
Sine saken ende wie hi es,Ga naar voetnoot1930
 
Waren si alle blide des
1932[regelnummer]
Ende daden hem ere groet oec mede.
 
Dus bleef hi daer tot dier stede,Ga naar voetnoot1933
 
Dattie tornoy soude wesen.
 
Des ander dages, alst quam te desenGa naar voetnoot1935
1936[regelnummer]
Dattie tornoy vergaderen soude,Ga naar voetnoot1936
 
Hordi messe alsoe houde,Ga naar voetnoot1937
[pagina 114]
[p. 114]
 
Ende wapende hem wel ter cure,Ga naar voetnoot1938
 
Ende reet ten tornoye ward ter ure
1940[regelnummer]
Alse een moenc met sire cappen nu.aant.
 
Ten tornoye quam hi, secgic u,
 
Sere gereden tot bider scaren.Ga naar voetnoot1942
 
Ga naar margenoot+Doe quamen hem die colvenarenGa naar voetnoot1943
1944[regelnummer]
Ende waenden winnen sijn goede part,Ga naar voetnoot1944
 
Dat sijn gewichte van selvere was ward.Ga naar voetnoot1945
 
Si waenden den moenc scire af steken,Ga naar voetnoot1946
 
Dies hem sere sal willen wreken.Ga naar voetnoot1947
1948[regelnummer]
Daer sloech een an hem die hant.
 
Die colve hi hem scire ontprant,Ga naar voetnoot1949
 
Die eyken was ende groet gnoech;Ga naar voetnoot1950
 
Dat was sere wel sijn gevoech.Ga naar voetnoot1951
1952[regelnummer]
Hi ginc daer slaen onder hoep;Ga naar voetnoot1952
 
Sine cochten nie so diren coep.Ga naar voetnoot1953
 
Hi sloechse dat si ter eerden lagen.Ga naar voetnoot1954
 
Die vanden castele, doen sijt sagen,Ga naar voetnoot1955
1956[regelnummer]
Die heren vander tafelronden
 
Die daer biden coninc stonden,
 
Die slage die de moenc sloech,
 
Het docht hen allen wonder gnoech.Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Hi sloechse neder bi II, bi drien.
 
Men sach daer meneghen achter tienGa naar voetnoot1961
[pagina 115]
[p. 115]
 
Ende seiden, dattie duvel ware.Ga naar voetnoot1962
 
Dus dor reet hi al die scare.
1964[regelnummer]
Een riddere quam op hem gereden
 
Ende waende sijn part winnen ter steden.Ga naar voetnoot1965
 
Dien stac hi vanden orsse goet
 
Ende gaeft enen die daerbi stoet,
1968[regelnummer]
Die een cranc part hadde gereden.Ga naar voetnoot1968
 
Hi heeft saen dat ors bescreden
 
Ende dankes den moenc saen daer af,
 
Die hem dat goede part gaf.
1972[regelnummer]
¶ Die moenc reet vord in di porsseGa naar voetnoot1972
 
Ende velder menegen vanden orsse.
 
Hine sach een twint niet achterward
 
Noch om man noch om part.
1976[regelnummer]
Coninc, vrouwen, joncfrouwen,aant.
 
Die ten castele udeward scouwen,Ga naar voetnoot1977
 
Si mercten alle ende sagenGa naar voetnoot1978
 
Den moenc menegen riddere dragenGa naar voetnoot1979
1980[regelnummer]
Metten spere uten gereide.
 
Daer was nieman, hine seide:Ga naar voetnoot1981
 
‘Hets die duvel, ens geen man,Ga naar voetnoot1982
 
Die dus die ridders vellen can.
1984[regelnummer]
Wanen comt ons gene cloestier?Ga naar voetnoot1984
 
Hier nes ridder geen so fier,
 
Die sijns nu iet dar hier beiden.’Ga naar voetnoot1986
 
Hi dreefse alle vander heiden,Ga naar voetnoot1987
1988[regelnummer]
Gene ridders bi groten scaren;Ga naar voetnoot1988
 
Waerward dat hi quam gevaren,
 
Nieman dorste comen in sijn gemoet,Ga naar voetnoot1990
[pagina 116]
[p. 116]
 
Sider datmen daer verstoetGa naar voetnoot1991
1992[regelnummer]
Dat grote wonder dat hi wrochte.Ga naar voetnoot1992
 
Elc vloe van hem dat hi mochte.Ga naar voetnoot1993
 
¶ Dus heeft hise alle verdreven
 
Ent velt es hem allene bleven.
1996[regelnummer]
Voer hi daer weder ende vord,Ga naar voetnoot1996
 
Ende boet sijns speren oerdGa naar voetnoot1997
 
Alse die joeste begeerde,Ga naar voetnoot1998
 
Daer ne was nieman diet weerde.Ga naar voetnoot1999
2000[regelnummer]
Doe kerde die moenc ombe sijn part
 
Ende neech ten torre ward,Ga naar voetnoot2001
 
Daer hi den coninc Arture sach,
 
Die lach ende wachte alden dachaant.Ga naar voetnoot2003
2004[regelnummer]
Ga naar margenoot+Naden riddere metter mouwe,
 
Daer hi om hadde grote rouwe.
 
Clarette heefter oec na gesien
 
Ende hemelijc sere na doen spien,Ga naar voetnoot2007
2008[regelnummer]
Maer sine condens vinden niet.Ga naar voetnoot2008
 
Die moenc doe van den velde sciet
 
Ende es ten cloestre gevaren saen,
 
Daer hi doe wel was ontfaen,
2012[regelnummer]
Om dat hi hadde den prijs bejaget.Ga naar voetnoot2012
 
¶ Des ander dages, alst verdaget,Ga naar voetnoot2013
 
Hordi messe ende ontbeet daer saen
 
Ende wapende hem ende es gegaen
2016[regelnummer]
Te sinen parde ende reet opt velt
 
Seerre dan sinen vollen telt.Ga naar voetnoot2017
 
Doe sine sagen, warense vervard
[pagina 117]
[p. 117]
 
Ende trocken som achterwardGa naar voetnoot2019
2020[regelnummer]
Ende som ripense: ‘Were, were,Ga naar voetnoot2020
 
Hier comt die duvel, di covelere,Ga naar voetnoot2021
 
Die ons gisteren menegen toren
 
Dede! Noch hebwijs niet verloren.’aant.Ga naar voetnoot2023
2024[regelnummer]
Ende tirst dat hi Claretten siet,
 
Die minne en liten resten niet.Ga naar voetnoot2025
 
Hi seinde hem ende voer in.Ga naar voetnoot2026
 
Ander bejach noch ander gewinGa naar voetnoot2027
2028[regelnummer]
Ne geerde die riddere metter mouwe
 
Dan te winne die joncfrouwe.
 
Wie hem daer quam te gemote,
 
Hi dedem opward keren die vote.Ga naar voetnoot2031
2032[regelnummer]
Selc waende daer den prijs bejagen;Ga naar voetnoot2032
 
Men moesten van den velde dragen. E
 
Si vloen alle ten tenten ward,
 
Nieman dorste comen in sine vard,Ga naar voetnoot2035
2036[regelnummer]
Ende dat velt bleef hem allene.
 
Die coninc ende alle dandere gemeneaant.
 
Gaven den moenc daer den prijs.Ga naar voetnoot2038
 
Dus voer hi wech in derre wijsGa naar voetnoot2039
2040[regelnummer]
Ende alsi voer ten cloester ward,
 
Quam een riddere in sine vard,
 
Die verbolgen was harde sere,
 
Dattie moenc hadde al die ere.
2044[regelnummer]
Hi riep: ‘Her covelare, sonder waen,
[pagina 118]
[p. 118]
 
Aldus en seldijs mi niet ontgaen.’Ga naar voetnoot2045
 
Die moenc es hem jegen gereden;
 
Daer moesti van sinen parde sceden.Ga naar voetnoot2047
2048[regelnummer]
Dien riddere stac hi daer ter neder.
 
Die moenc nam tpart ende keerde weder.
 
Doe riep menech van buten ent binnen:
 
‘Wat waendi anden moenc winnen?’Ga naar voetnoot2051
2052[regelnummer]
Die moenc leidde tpart te cloester ward
 
Ende gaeft den abt, sinen waerd.Ga naar voetnoot2053
 
Hi hads, seidi, wel verdient.Ga naar voetnoot2054
 
Die abt was blide ende seide: ‘Vrient,
2056[regelnummer]
Es enege dinc die gi hier begard,Ga naar voetnoot2056
 
Die willic dat gi nine spaerd.’Ga naar voetnoot2057
 
¶ Men dede den riddere tegemake doe.Ga naar voetnoot2058
 
Des ander dages harde vroe
2060[regelnummer]
Es hi weder op gestaen
 
Ende gereiddem ten tornoyeward saen.Ga naar voetnoot2061
 
Hi ginc tirsten messe horen.Ga naar voetnoot2062
 
Daer bat hi Gode als te voren E
2064[regelnummer]
Ende onser Vrouwen, der maget soeten,
 
Ga naar margenoot+Dat sine dies dages bescermen moten,Ga naar voetnoot2065
 
Dat hi den prijs moge gewinnenGa naar voetnoot2066
 
So mocht hi hebben sire vrindinnen. E Ga naar voetnoot2067
2068[regelnummer]
Hi ontbeet ende wapende hem metGa naar voetnoot2068
 
Ende reet ten tornoyeward ongelet.Ga naar voetnoot2069
[pagina 119]
[p. 119]
 
Daer die tornoy vergadert was,Ga naar voetnoot2070
 
Reet hi inden meesten tasGa naar voetnoot2071
2072[regelnummer]
Ende deet bat daer, sonder waen,
 
Dan hi te voren hadde gedaen.
 
Doen dit die grote heren sagen,
 
Dat hi den pris soude bejagen,
2076[regelnummer]
Die om Claretten te winnen quamen,
 
Begonsten sijs hen alle scamen.
 
Si LX wel tenen maleGa naar voetnoot2078
 
Reden op hem bi getale,Ga naar voetnoot2079
2080[regelnummer]
Som van vore, som van achter.
 
Si brachtene gerne inden lachter.Ga naar voetnoot2081
 
Dit sach die coninc ende Perchevale
 
Ende alle die ridders vander zale
2084[regelnummer]
Ende clageden den moenc al dare.Ga naar voetnoot2084
 
Doe die oec ward geware,
 
Dat si alle op hem dus voren,Ga naar voetnoot2086
 
Hi noepte sijn ors metten sporenGa naar voetnoot2087
2088[regelnummer]
Ende dore reet al die scaren,Ga naar voetnoot2088
 
Haer alre ondancs die daer waren.Ga naar voetnoot2089
 
Daer ontfinc hi menegen slach
 
Die groet was ende sere wachGa naar voetnoot2091
2092[regelnummer]
Op sinen widen caproen grijs.Ga naar voetnoot2092
 
Dus gewan hi daer den prijs
 
Ende doe hi ten bloten velde quam,Ga naar voetnoot2094
 
Sine witte mouwe hi nam
2096[regelnummer]
Ende vestetse an die coyfie medeGa naar voetnoot2096
[pagina 120]
[p. 120]
 
Ende warp sine covle ut ter stedeGa naar voetnoot2097
 
Ende liet sine moywe blaien daernare.Ga naar voetnoot2098
 
Doe des Clarette ward geware,
2100[regelnummer]
Doen riep si lude al in een,Ga naar voetnoot2100
 
Sevenwerf eer si gefeen:Ga naar voetnoot2101
 
‘Dits hi, dits hi, die wi menen!Ga naar voetnoot2102
 
Desen willic ende el ne genen!aant.
2104[regelnummer]
¶ Doe keerdi ten genen dine begeren,Ga naar voetnoot2104
 
Ende ginc hem manlijc verweren.
 
Dit sach coninc Artur ende sine man.
 
Ende die tirst ut comen can,Ga naar voetnoot2107
2108[regelnummer]
Hine beitde des anders twint.Ga naar voetnoot2108
 
Si slogen inden tornoy omtrent;Ga naar voetnoot2109
 
Percheval ende min her Walewain
 
Daden wonder in dat playn.Ga naar voetnoot2111
2112[regelnummer]
Den tornoy die riddere al verwan;Ga naar voetnoot2112
 
Dit tornende daer menegen man.Ga naar voetnoot2113
 
Dus sciet die tornoy altemale.Ga naar voetnoot2114
 
Die coninc keerde weder in sine zale
2116[regelnummer]
Metten riddere vrolike
 
Ende alle sine riddere die gelike.Ga naar voetnoot2117

voetnoot1789
verhord: vernomen.
voetnoot1792
versloech: had gedood.
voetnoot1794
sijt: zij het (het wijst vooruit naar vs. 1795).
voetnoot1796
dreef rouwe: gaf uiting aan zijn droefenis.
voetnoot1797
hem (...) ontginc: van hem weggegaan was.
voetnoot1799
hijs (= hi es): hij hem.
voetnoot1800
crieren: afkondigen (l.v. is Enen tornoy ... wille en dine ... geeft).
voetnoot1803
dine verwonne: die 't zou winnen; lude oft stille: geheel en al, volledig.
voetnoot1805
eest ... leeft: als hij in leven is.
voetnoot1806
ant horen: van horen zeggen.
voetnoot1807
hadde vercoren: liefhad.
voetnoot1808
sinde: zond.
voetnoot1809
over luut: in het openbaar.
voetnoot1814
mesvord: mishandeld.
voetnoot1816
dede: had bewezen; bloet: klaarblijkelijk, blijkbaar.
voetnoot1818
Ic ... neder: ik houd op hierover te spreken, te vertellen.
voetnoot1819
messelgiren: boodschappers.
margenoot+
172ra
voetnoot1821
ter ure: toen.
voetnoot1822
begeven was: in het klooster gegaan was.
voetnoot1823
Hi: de RmM; zegelbusse: de doos waarin de bode het zegel draagt van de afzender; na das: vervolgens.
voetnoot1824
dat teken: kenteken, hier: het koningszegel.
voetnoot1825
ginc hem an: sprak hem aan.
voetnoot1829
Om Claretten: met Clarette als inzet.
voetnoot1830
Van ... dach: vandaag over twaalf dagen.
voetnoot1833
haer goet al gemene: al haar bezit, land.
voetnoot1835
sine: zij hem; ens (= en es)... an: indien God het haar vergunt.
voetnoot1839
sinen inde kisen: te sterven.
voetnoot1841
der ward groten gere: groot verlangen om daarheen te gaan.
voetnoot1843
vermiden: nalaten (te gaan).
voetnoot1844
Gevallet: of het ... uitvalt.
voetnoot1845
Hine salre sijn: maar hij zal er zijn.
voetnoot1846
dede (...) wel tegemake: liet van het nodige voorzien.
voetnoot1849
seide ... wesen: legde hem zijn positie uit.
voetnoot1850
hoe: dat; lange heeft gemint: allang liefhad (Stoett par. 250).
voetnoot1851
staet (...) in presente: vormt de inzet; dise: indien iemand haar.
voetnoot1853
Comter (...) af: komt er uit voort.
voetnoot1854
ember: in elk geval, beslist.
voetnoot1855
ne ... genesen: vreesde ik er niet levend van af te komen.
voetnoot1856
En (= et en)... leeft: geen sterveling zal me ontkomen.
voetnoot1857
orlof: verlof om heen te gaan.
voetnoot1859
saels: zal daardoor; te wors: slechter.
voetnoot1860
Eest dat: als, indien.
voetnoot1863
te desen saken: in deze zaken.
voetnoot1864
So-: expletief; nembermer: volstrekt niet, in geen geval; raet: steun.
voetnoot1865
Laet varen: zie er van af; baraet: schone schijn.
voetnoot1866
treserier: thesaurier.
voetnoot1867
In dien dat: op voorwaarde dat.
voetnoot1868
dit: nl. het voornemen in vs. 1854 geuit; tcovent: de broeders van het klooster.
voetnoot1869
tornech: verdrietig.
voetnoot1871
En (= et en) bescoet (...) niet een haer: het baatte volstrekt niet.
voetnoot1873
leide (...) vor ogen: wees erop.
voetnoot1875
Dordine: (klooster)gelofte; sworet: had gezworen.
voetnoot1876
En ware oft: tenzij.
voetnoot1877
dit bespraectire binnen: dit voorbehoud hebt u gemaakt.
voetnoot1878
des: nl. Clarette veroveren.
voetnoot1880
anegaen: beginnen, gaan doen.
voetnoot1881
in vresen staen: in gevaar verkeren.
margenoot+
172rb
voetnoot1883
hier binnen: nl. in het klooster.
voetnoot1884
lijf: leven.
voetnoot1885
begeric wijf: wil ik meer een vrouw hebben.
voetnoot1886
ember: zie vs. 1854.
voetnoot1887
Gaet ... vernoye: of het mij voordelig of nadelig is.
voetnoot1888
Daer ... toe: daar valt niets aan te veranderen.
voetnoot1890
Waendi deilen ende kisen: denkt u te kunnen doen wat u wilt.
voetnoot1891
ordine: geestelijke stand.
voetnoot1892
cledere van hier binnen: monnikskleed.
voetnoot1894
Soe willic: dan zal ik.
voetnoot1896
mine scoen gebonden: mijn schoenen (sandalen) aangebonden houden; ter stede: synoniem met tote dier tijt.
voetnoot1898
eiscede: vroeg.
voetnoot1902
algader sijn abijt: al zijn monnikskleren.
voetnoot1903
cappe: monnikskap. Dit was een losse kap aan een schoudermantel, die over de wapenrusting gedragen kon worden.
voetnoot1906
gereide: zadel.
voetnoot1907
stegerepe: stijgbeugels; houtijn: van hout.
voetnoot1908
te voerne plagen: plachten te hebben.
voetnoot1910
dancte: hi dancte; alre doget: voor al het goeds.
voetnoot1911
verhoget: verblijd.
voetnoot1913
sent: sindsdien.
voetnoot1914
besante groet: gouden byzantijnen (een munt).
voetnoot1915
oft hem geviele noet: als hij in moeilijkheden kwam.
voetnoot1917
Het ... vrome: het zou in zijn belang zijn.
voetnoot1918
loent: lone het.
voetnoot1920
dedi den raet: regelde hij het zo.
voetnoot1922
Herberge ... genomen: steeds zijn intrek heeft genomen.
voetnoot1923
Onthier ende: totdat; ten tornoye: op de plaats van het toernooi.
voetnoot1924
prayerie: landstreek.
voetnoot1927
sire ordine: van zijn orde.
voetnoot1928
Om dat: daarom.
voetnoot1930
Sine saken: wat hij te doen had.
voetnoot1933
tot dier stede: tot de tijd.
voetnoot1935
alst ... desen: toen de tijd daar was.
voetnoot1936
tornoy: allen die bij het toernooi betrokken waren.
voetnoot1937
Hordi messe: woonde hij de mis bij; alsoe houde: dadelijk.
voetnoot1938
wel ter cure: zeer goed.
voetnoot1942
Sere: snel; tot bider scaren: tot bij de groep gewapenden.
margenoot+
172rc
voetnoot1943
quamen hem: kwamen op hem af; colvenaren: degenen (voetknechten?) die met een kolf, een knots, gewapend waren.
voetnoot1944
Ende waenden: die van plan waren.
voetnoot1945
van selvere: in zilver.
voetnoot1946
af steken: uit het zadel werpen.
voetnoot1947
Dies hem: die er zich.
voetnoot1949
ontprant: ontnam.
voetnoot1950
eyken: van eikenhout; groet gnoech: zeer groot.
voetnoot1951
sere wel sijn gevoech: precies wat hij nodig had, wat hij wilde.
voetnoot1952
onder hoep: in de menigte.
voetnoot1953
Sine ... coep: ze hadden het nog nooit zo zwaar te verduren gehad.
voetnoot1954
dat: totdat.
voetnoot1955
sijt = sij et; et verwijst naar vs. 1958.
voetnoot1959
Het ... gnoech: zij stonden daar allen zeer verbaasd over.
voetnoot1961
achter tien: zich terug trekken.
voetnoot1962
Ende seiden: die zeiden.
voetnoot1965
waende: was van plan.
voetnoot1968
cranc: slecht; hadde gereden: bereed (Stoett par. 250).
voetnoot1972
in di porsse: in het gedrang van de strijdenden.
voetnoot1977
udeward: naar buiten.
voetnoot1978
mercten (...) ende sagen: zagen met aandacht, opmerkzaamheid.
voetnoot1979
dragen: lichten, steken.
voetnoot1981
hine seide: of hij zei, die niet zei.
voetnoot1982
ens = et en es; man: mens.
voetnoot1984
Wanen: waarvandaan.
voetnoot1986
Die ... beiden: die niet voor hem op de vlucht gaat (eig.: die hem hier ook maar enigszins durft afwachten).
voetnoot1987
vander heiden: van het veld.
voetnoot1988
Gene: die.
voetnoot1990
comen in sijn gemoet: op hem in rijden.
voetnoot1991
Sider: sinds; verstoet: had opgemerkt.
voetnoot1992
Dat grote wonder: de heldendaden.
voetnoot1993
dat hi mochte: zo snel hij kon.
voetnoot1996
Voer hi: als hij ... reed.
voetnoot1997
oerd: punt, spits.
voetnoot1998
Alse ... begeerde: omdat hij de strijd begeerde.
voetnoot1999
weerde: belette.
voetnoot2001
neech: maakte een buiging; ten torre ward: in de richting van de toren.
voetnoot2003
lach ende wachte: zat uit te kijken.
margenoot+
172va
voetnoot2007
sere: scherp; spien: uitkijken, zoeken.
voetnoot2008
condens: konden hem (eig. konden niets van hem).
voetnoot2012
hadde den prijs bejaget: de sterkste was gebleven.
voetnoot2013
verdaget: dag wordt.
voetnoot2017
Seerre (= serere)... telt: zo snel als zijn paard kon draven, in gestrekte draf (serere: eig. harder).
voetnoot2019
som: sommigen; evenzo in vs. 2020. Som funktioneert als bijstelling bij het samengetrokken onderw. si; zie MNW VII, 1513. Dit samengetrokken onderw. wordt niet vertaald.
voetnoot2020
Were, were: te wapen.
voetnoot2021
covelere: monnik (iem. die een covel, een monnikskap, draagt).
voetnoot2023
verloren: kwijt geraakt. De gen. is afhankelijk van niet.
voetnoot2025
en liten resten niet: liet hem geen rust.
voetnoot2026
seinde hem: sloeg een kruis; voer in: reed het strijdperk binnen.
voetnoot2027
bejach: voordeel, winst.
voetnoot2031
dedem ... vote: wierp hem uit het zadel.
voetnoot2032
Selc: menigeen.
voetnoot2035
comen in sine vard: op zijn weg, hem in de weg te komen.
voetnoot2038
Gaven (...) prijs: verklaarden tot overwinnaar.
voetnoot2039
in derre wijs: op die wijze, nl. als overwinnaar.
voetnoot2045
seldijs: zult gij; de -s is expletief; zie MNW II, 75 en Stoett par. 170.
voetnoot2047
Daer moesti: toen moest hij (nl. de ridder uit vs. 2041).
voetnoot2051
anden moenc winnen: bij de monnik uit te richten, te bereiken.
voetnoot2053
waerd: gastheer.
voetnoot2054
wel: in hoge mate, of: stellig, ongetwijfeld.
voetnoot2056
Es: als er is; begard: begeert.
voetnoot2057
Die ... spaerd: dan wil ik, dat je daar niet zuinig mee bent.
voetnoot2058
dede ... tegemake: voorzag (hem) van alles wat nodig was.
voetnoot2061
gereiddem: rustte zich toe; ten tornoyeward: voor het toernooi.
voetnoot2062
tirsten: allereerst, voor alles.
margenoot+
172vb
voetnoot2065
dies dages: op die dag; moten: mogen.
voetnoot2066
Dat: opdat.
voetnoot2067
So: dan; sire vrindinnen: zijn geliefde; voor de 2e nmv. zie Stoett par. 167, I, maar ook par. 172.
voetnoot2068
met: ook, bovendien.
voetnoot2069
ongelet: onverwijld.
voetnoot2070
die tornoy: de deelnemers aan het toernooi.
voetnoot2071
inden meesten tas: op de grootste groep in.
voetnoot2078
Si LX wel / Reden: met hun zestigen minstens reden ze; tenen male: tegelijk.
voetnoot2079
bi getale: in getal (bepaling bij .lx.).
voetnoot2081
brachtene (...) inden lachter: zouden hem (...) te schande maken.
voetnoot2084
clageden: beklaagden.
voetnoot2086
op hem dus voren: zo op hem afreden.
voetnoot2087
noepte ... sporen: gaf zijn paard de sporen.
voetnoot2088
dore reet ... scaren: reed door heel die drom heen (die scaren is mv.).
voetnoot2089
Haer alre ondancs: in weerwil van hen allen.
voetnoot2091
sere wach: zeer zwaar aankwam (wach: verl. tijd van weghen).
voetnoot2092
caproen: monnikskap.
voetnoot2094
ten bloten velde: in het open veld.
voetnoot2096
vestetse (= vestede se): maakte ze vast; coyfie: ijzeren kapje dat als extra bescherming onder de helm gedragen werd; mede: stoplap ten behoeve van het rijm.
voetnoot2097
covle: monnikskap.
voetnoot2098
moywe: verschrijving (?) voor mouwe; blaien: wapperen.
voetnoot2100
al in een: aan één stuk door.
voetnoot2101
Sevenwerf: herhaaldelijk; seven kan een onbepaald (groot) aantal aanduiden; gefeen: ophield (verl. tijd van gefinen).
voetnoot2102
menen: bedoelen.
voetnoot2104
dine begeren: die naar zijn komst verlangen (nl. de ridders in het veld).
voetnoot2107
tirst: het eerst; ut comen: buiten de poort komen.
voetnoot2108
Hine ... twint: hij wachtte in het geheel niet op de ander.
voetnoot2109
omtrent: om zich heen.
voetnoot2111
dat playn: het strijdperk.
voetnoot2112
tornoy: zie vs. 2070; al: allemaal.
voetnoot2113
tornende: maakte boos; de vorm is een contaminatie van tornede en torende of toornde.
voetnoot2114
sciet: ging uiteen.
voetnoot2117
die gelike: eveneens.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken