Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die riddere metter mouwen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die riddere metter mouwen
Afbeelding van Die riddere metter mouwenToon afbeelding van titelpagina van Die riddere metter mouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

M.J.M. de Haan

Ludo Jongen

Marijke J. van der Wal



Genre

poëzie

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die riddere metter mouwen

(1983)–Anoniem riddere metter mouwen, Die–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe die riddere metter mouwen vant sinen vader

 
Nu seget ons vord daventure,aant.aant.
 
Dat hi orlof nam tier ure
2344[regelnummer]
Te vaerne tsinen wive ward.Ga naar voetnoot2344
 
Maer hi wilt in dese vard
 
Sinen vader soeken varen,
 
Tote dat die XL dage barenGa naar voetnoot2347
2348[regelnummer]
Dattie camp genomen was.Ga naar voetnoot2348
 
Hi reet velt, bosche, marasaant.Ga naar voetnoot2349
 
Weder ende vord, wide ende side.
 
Hine vernam niet tien tide
2352[regelnummer]
Van sinen vader gene waerhede,Ga naar voetnoot2352
 
Daer na quam hi tere stede,
 
Beneden recht in enen dale,Ga naar voetnoot2354
 
Ene utermatene scone zale.Ga naar voetnoot2355
2356[regelnummer]
Het was nacht ende reet derward;
 
Daer vant hi vore die brucge den waerd.Ga naar voetnoot2357
 
Hi groettene ende bat den here,
 
Oft hi sijn gast mochte sijn tramere.aant.Ga naar voetnoot2359
2360[regelnummer]
Die here seide doe: ‘Godeweet,
[pagina 130]
[p. 130]
 
Mijn herberge es u gereet.Ga naar voetnoot2361
 
Gine mocht niet vorder, sonder wanc,Ga naar voetnoot2362
 
Dit wout es wel ene dachvard lancGa naar voetnoot2363
2364[regelnummer]
Ende tenden dwout vindi scireGa naar voetnoot2364
 
Enen casteel op ene rivire,Ga naar voetnoot2365
 
Die sduvels es, wet te voren.Ga naar voetnoot2366
 
Daer mach nieman sonder toren
2368[regelnummer]
Vore liden, men vane ende lecge daeraant.Ga naar voetnoot2368
 
Een dach donct hem VII jaer.
 
Ga naar margenoot+Ende wilt hi hem weren daer ter stede,
 
Men doettene saen, dits haer sede.
2372[regelnummer]
Quamere oec ieman ut Arturs lande,Ga naar voetnoot2372
 
Men soude hem doen grote scande
 
Om Walewains wille, die quam vore thofGa naar voetnoot2374
 
Ende sloech den here enen broder ofGa naar voetnoot2375
2376[regelnummer]
Ende sire liede een groet getal.
 
Hi hadde meer dan goet geval,Ga naar voetnoot2377
 
Dat hi metten live ontginc.
 
Dor dese sake, dor dese dinc,
2380[regelnummer]
Doetmen op hen grote wrake.aant.Ga naar voetnoot2380
 
Nu radic u boven allen sake,
 
Dat gi nine vard vor dien casteel.Ga naar voetnoot2382
 
Daer licgen ridders gevaen een deelGa naar voetnoot2383
2384[regelnummer]
Ende tien castele entire vesteGa naar voetnoot2384
 
Behoren V ridders, dalre beste
 
Diemen weet in enege stede,
[pagina 131]
[p. 131]
 
Ende die gebrodere sijn oec mede.Ga naar voetnoot2387
2388[regelnummer]
Ende alsmen daer enen riddere siet,
 
Die om aventuren te riden pliet, E Ga naar voetnoot2389
 
Dien bestaen si alle viveGa naar voetnoot2390
 
Ende rovene dan vanden live.’Ga naar voetnoot2391
2392[regelnummer]
Doe pensde die riddere metter mouwen:
 
‘Ic sal breken, bi mire trouwen,aant.Ga naar voetnoot2393
 
Dien onsede vandien lande,Ga naar voetnoot2394
 
Oftic later min lijf te pande.’aant.Ga naar voetnoot2395
2396[regelnummer]
Dus leidine met hem in di zale,Ga naar voetnoot2396
 
Daer hem was gedient waleGa naar voetnoot2397
 
Ende die waerd merctene sere.Ga naar voetnoot2398
 
Doe seidi tot hem: ‘Bi Gode, here
2400[regelnummer]
Her riddere, dies es menech dach,Ga naar voetnoot2400
 
Dat hier eens een ridder lach,Ga naar voetnoot2401
 
Die u soe over gelijc was,Ga naar voetnoot2402
 
In sach nie geliker, sijt seker das.
2404[regelnummer]
Ende doen hi van hier sette sine vard,
 
Voer hi henen ten castele ward;
 
In const hem ontraden niet.Ga naar voetnoot2406
 
Hi droech, docht mi, groet verdriet
2408[regelnummer]
Verholenlike ende groten rouwe.’
 
Doen pensde die ridder metter mouwe:
 
‘Dat was min vader, in twifels niet,
 
Ende om dat hi van mire moder sciet,
2412[regelnummer]
Dreef hi rouwe ende mesbaer.Ga naar voetnoot2412
 
Nu willic hem margen volgen daer
 
Ende proven daer mijn geluc.’
[pagina 132]
[p. 132]
 
Doen si gesproken hadden I stuc,Ga naar voetnoot2415
2416[regelnummer]
Gingen si slapen tot dat es dach. E
 
Doene die riddere verbaren sach,Ga naar voetnoot2417
 
Stont hi op ende nam orlof
 
Ende ruemde also desridders hof
2420[regelnummer]
Ende reet henen inden foreeste.
 
Omtrent middach hi vereesteGa naar voetnoot2421
 
Enen man onder der sonnen,Ga naar voetnoot2422
 
Die uten castele was ontronnen,
2424[regelnummer]
Die mager was ende cranc,Ga naar voetnoot2424
 
Enen bard toter herten lanc.Ga naar voetnoot2425
 
Hine hadde cleder, coisen no scoenGa naar voetnoot2426
 
Ende quam dor dat wout gevloen.
2428[regelnummer]
Doe vragede hem die riddere gereet,Ga naar voetnoot2428
 
Wanen hi quame also bereet.Ga naar voetnoot2429
 
Die ander seide: ‘In der niet beiden,Ga naar voetnoot2430
 
Ga naar margenoot+Dat ic u geseide die waerheiden.Ga naar voetnoot2431
2432[regelnummer]
Ic wane datmen mi volget naer.Ga naar voetnoot2432
 
Ic lach gevaen in pinen swaer
 
In enen casteel die staet daer voren.Ga naar voetnoot2434
 
Eric quam in desen torenGa naar voetnoot2435
2436[regelnummer]
Wasic een riddere, dat secgic u.’
 
‘Ay, live vrient, berecht mi nu,Ga naar voetnoot2437
 
Oft gi cont, dor u oetmoede;Ga naar voetnoot2438
 
Ic sal u geven van minen goede.’.
2440[regelnummer]
‘Ay here, des haddic grote noet:Ga naar voetnoot2440
 
In at in tween dagen broetaant.
 
Ende in hebbe oec gene have,Ga naar voetnoot2442
[pagina 133]
[p. 133]
 
Daer men mi om tetene gave.Ga naar voetnoot2443
2444[regelnummer]
Nu vraget mi, here.’ Doe vraechdi:aant.
 
‘Wat lande staet hier vore bi?’Ga naar voetnoot2445
 
‘Here, daer staet Mauregaert,
 
Alse gi uten foreeste vart,
2448[regelnummer]
Een casteel; daer toe behoren
 
Vif gebrodere ute vercoren,Ga naar voetnoot2449
 
Die menegen doen sinen fijn.Ga naar voetnoot2450
 
Dit foreest daer wi in sijn,
2452[regelnummer]
Es XL milen lanc int ridenGa naar voetnoot2452
 
Ende moet ember vorden casteel liden, E Ga naar voetnoot2453
 
Die dore dwout wille varen.
 
Maer comans sijn daer vri, twaren,Ga naar voetnoot2455
2456[regelnummer]
Maer ridderen van aventuren
 
En mogen daer vore niet geduren.Ga naar voetnoot2457
 
Hier leget een conincrike voren,Ga naar voetnoot2458
 
Daer Arturs ridderen menegen torenGa naar voetnoot2459
2460[regelnummer]
Den coninc hier vore hebben gedaen.Ga naar voetnoot2460
 
Hine conste niet wel wederstaen,Ga naar voetnoot2461
 
Vonden si daer in ondadege manGa naar voetnoot2462
 
Ende die hem niet beteren wilde dan,aant.
2464[regelnummer]
Sine velden sine ondaet gereet.Ga naar voetnoot2464
 
Om dese dinc maecte, Godweet,
 
Die coninc desen casteel vordaneGa naar voetnoot2466
 
Om Arturs liede te wederstane.
2468[regelnummer]
¶ Dus leget daer menech gevaen
 
Die nembermer waent ontgaen.
 
Ic lach daer gevaen wel VII jaer.’
 
Doe sprac die riddere daer naer:
[pagina 134]
[p. 134]
2472[regelnummer]
‘Live vrient, nu merct mi ane,Ga naar voetnoot2472
 
Sagedi daer iemane van mire gedane,Ga naar voetnoot2473
 
Van minen done, van minen wesen?’Ga naar voetnoot2474
 
Die ander besagene ende seide na desen:
2476[regelnummer]
‘Jaet, here, ic segt u sekerlijcGa naar voetnoot2476
 
In sach noit gene so gelijcGa naar voetnoot2477
 
Van allen maniren, van allen leden,Ga naar voetnoot2478
 
Maer hi es van merre outheden.Ga naar voetnoot2479
2480[regelnummer]
Hi leget oec daer in gevaen,
 
Maer int irsten litemenne gaenGa naar voetnoot2481
 
Achter hove, gespannen wel,Ga naar voetnoot2482
 
Om dat hi conste alrehande spel.
2484[regelnummer]
Hi meesterese alle vander zale;Ga naar voetnoot2484
 
Hi can oec alrehande tale.Ga naar voetnoot2485
 
Maer sider heme daer sere mesfel,Ga naar voetnoot2486
 
Daer hi speelde scaecs spel.
2488[regelnummer]
Om dattene een ridder versprac daer,
 
Nam hi I vinde ende warpen daer naer,Ga naar voetnoot2489
 
Dat hem een tant viel uten monde.
 
Doe dedene di here nemen ter stonde
2492[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende dede hem binden sine hande E
 
Vor sinen buec met enen bande.
 
Den kerchodere dedi oec ongemac;Ga naar voetnoot2494
 
Hi slogene dat hem di halsknoc brac.Ga naar voetnoot2495
2496[regelnummer]
Om dit heeft hi gevancnesse swaer
[pagina 135]
[p. 135]
 
Ende dat hi et, wetet vor waer,
 
Moet hi opt deerde nemen metten mondeGa naar voetnoot2498
 
Gelijc ere beesten oft enen honde.Ga naar voetnoot2499
2500[regelnummer]
Aldus gedaen es nu sijn leven;Ga naar voetnoot2500
 
God moet hem troest ende hulpe geven.’
 
¶ Doe sprac die riddere metter mouwen:
 
‘Nu bevelic mi onser Vrouwen
2504[regelnummer]
Ende onsen Here al tenenegaderGa naar voetnoot2504
 
Op aventure, oft dit es min vader.Ga naar voetnoot2505
 
Ic blive daer doet ofte gevaen,
 
Oft ic salne verloessen saen.’
2508[regelnummer]
Hi gaf den riddere een broet taerwijnGa naar voetnoot2508
 
Ende V besande van goude fijn.Ga naar voetnoot2509
 
Doe danctem die gene derre erenGa naar voetnoot2510
 
Ende riet hem sere dat weder keren,Ga naar voetnoot2511
2512[regelnummer]
Want die casteel es alte fel.Ga naar voetnoot2512
 
‘Ic weet dat te voren wel,Ga naar voetnoot2513
 
Al lager Artur vore VII jaer,aant.Ga naar voetnoot2514
 
Hine wonne niet, wet vor waer.Ga naar voetnoot2515
2516[regelnummer]
Ende weltijt datter een comt voren,Ga naar voetnoot2516
 
Soe salmer blasen enen horen.Ga naar voetnoot2517
 
Dan sal daer een riddere ut comen
 
Ende al worde dien dlijf genomen,Ga naar voetnoot2519
2520[regelnummer]
Soe comt die ander, dan di derdeaant.Ga naar voetnoot2520
 
Dan die vierde, genen verde.aant.Ga naar voetnoot2521
[pagina 136]
[p. 136]
 
Ende sagen sire u enen doet slaen,
 
Soe soudense u alle bestaen,Ga naar voetnoot2523
2524[regelnummer]
Die ten castele toe behoren;
 
So haddi ember dlijf verloren.Ga naar voetnoot2525
 
Ende naden virden comt altoes uut
 
Die here gereden, die overluutGa naar voetnoot2527
2528[regelnummer]
Die starcste es van allen desen,
 
Vore hem ne mach nieman genesen.’Ga naar voetnoot2529
 
¶ Doe sprac die riddere metter mouwen:
 
‘Ic bevele u onser Vrouwen,
2532[regelnummer]
Ic vare ten castele ward sonder waen.’
 
‘God moet u behoden,’ sprac dander saen.
 
Dus reet henen die riddere vri,Ga naar voetnoot2534
 
Tote dat was den avonde bi.
2536[regelnummer]
Doe sach hi int wout ende nam goem,Ga naar voetnoot2536
 
Waer crayen screiden op enen boem;Ga naar voetnoot2537
 
Hine wiste wat bediden mach.Ga naar voetnoot2538
 
Doe sach hi waer een ridder lach,
2540[regelnummer]
Sere gewont ende mesmaect,aant.Ga naar voetnoot2540
 
Alse die hem ter doetward maect;Ga naar voetnoot2541
 
Dies waren di crayen blide.
 
Een perdekijn stont bi sire side,
2544[regelnummer]
Dat mager was ende cranc.Ga naar voetnoot2544
 
Doe beette die riddere eer iet lancaant.Ga naar voetnoot2545
 
Ende ginc biden riddere staen,
 
Ende vrachde wijt hem hadde gedaen.Ga naar voetnoot2547
2548[regelnummer]
‘Here, dat ic dus was geslegen
 
Es drie dage; ic hebbe gelegenaant.Ga naar voetnoot2549
 
In groter noet. Nu biddic u.aant.
[pagina 137]
[p. 137]
 
Dat gi mi biecht ende meneget nu,Ga naar voetnoot2551
2552[regelnummer]
Ende asic doet ben, graeft mi danaant.Ga naar voetnoot2552
 
Ga naar margenoot+Met uwen swerde, edel man,
 
Want ic sal onlange leven.
 
Mijn herte begint mi begeven.’Ga naar voetnoot2555
2556[regelnummer]
Doe hoerdi sine biechte daer
 
Ende beval heme daer naer,Ga naar voetnoot2557
 
Ware dat hi mochte leven,Ga naar voetnoot2558
 
Dat hi der quaetheit soude begeven.Ga naar voetnoot2559
2560[regelnummer]
Doen nam hi eerde ende menechden nuGa naar voetnoot2560
 
Daer na vrachdi hem, secgic u,
 
Vander passagen. Hi seide daer:aant.Ga naar voetnoot2562
 
‘Ic wasere onthouden XXX jaerGa naar voetnoot2563
2564[regelnummer]
Ende doe ic quam te minen ouden dagen,
 
Dat ic nember wapine mochte dragen,Ga naar voetnoot2565
 
Dedemen mi den steen wachten.Ga naar voetnoot2566
 
In dese weke, in ere nachten
2568[regelnummer]
Ontgingen mi drie gevangen man.
 
Dat teechmen algader an,Ga naar voetnoot2569
 
Dat icse ute hadde laten gaen.Ga naar voetnoot2570
 
Doe gingense mi algader slaen,
2572[regelnummer]
Die heren van dien castele.
 
Desen loen hebbics te dele.Ga naar voetnoot2573
 
Sine achten op Gode niet I blase,Ga naar voetnoot2574
 
Si slachten alle Judase.Ga naar voetnoot2575
2576[regelnummer]
Dat heeft menech riddere becocht.Ga naar voetnoot2576
 
Ic biddu, here, dat gijs u wocht.’Ga naar voetnoot2577
[pagina 138]
[p. 138]
 
¶ Doe sprac die riddere metter mouwen:
 
‘Live vrint, bi mire trouwen,
2580[regelnummer]
Gi hebt lange gevast; gi had noetGa naar voetnoot2580
 
Dat gi aet. Ic hebbe hier broet
 
Ende wijn, dien ic met mi hebbe bracht;aant.
 
Men gaeft mi daer ic lach tnacht.
2584[regelnummer]
Mijn waerd seide mi, dat ics soudeGa naar voetnoot2584
 
Te doene hebben in desen woude.Ga naar voetnoot2585
 
Nu et, ic sal u dan ten stondenGa naar voetnoot2586
 
Hier verbinden uwe wonden,
2588[regelnummer]
Ende met u bliven tot margen vroe.’Ga naar voetnoot2588
 
Hi hadde over hem enen viersteen doe,Ga naar voetnoot2589
 
Daer hi vier ute sloech. Int woutaant.
 
Ginc hi doe rapen droge houtaant.
2592[regelnummer]
Ende maecte een vier ende leiden daerGa naar voetnoot2592
 
Biden vire, ende verbant daernaeraant.
 
Sine wonden ende dedene eten,
 
Ende dede hem sijns leets daer vergeten.
2596[regelnummer]
¶ Omtrent middernacht geen vier vernamenGa naar voetnoot2596
 
Drie scekers ende vaste derward quamen.Ga naar voetnoot2597
 
Si hadden gode orsse bescreden,Ga naar voetnoot2598
 
Si quamen vaste derward gereden.
2600[regelnummer]
Die riddere heefse scire vernomen
 
Ende es te sine orsse comen,
 
Ende es daer op gesprongen saen.
 
Doen riep en scekere: ‘Laet staen, laet staen!Ga naar voetnoot2603
2604[regelnummer]
Gine moget ons niet ontgaen!aant.
 
Het es al onse, sonder waen,
 
Dat wi hier vinden, in wils niet helen.Ga naar voetnoot2606
 
Wi rovent al ende oec stelen.
2608[regelnummer]
Maer wildijt met gemake geven,Ga naar voetnoot2608
 
Soe mogedi behouden dleven.’
 
Doe sprac die riddere metter mouwen:
 
‘So mocht mi min lijf sere rouwen,Ga naar voetnoot2611
[pagina 139]
[p. 139]
2612[regelnummer]
Dat ic nie ridder was gedaen,Ga naar voetnoot2612
 
Soude mi I dief, I mordenere dus saen E
 
Ontreigen oft nemen min goet;Ga naar voetnoot2614
 
Ga naar margenoot+Ic hadde liver waer di verwoet!Ga naar voetnoot2615
2616[regelnummer]
Ic ben allene ende gi sijt drie.
 
Oftic u enen voet ontvlie,Ga naar voetnoot2617
 
Soe motic heden werden gescint.Ga naar voetnoot2618
 
Alse gi wilt, soe begint.’
2620[regelnummer]
Dus gingen si den riddere aneGa naar voetnoot2620
 
Ende hi began op hen te slane
 
Ende slogere twee ter neder,
 
Dat si nembermer op stonden weder.
2624[regelnummer]
Die derde waende doe ontflien,
 
Maer en mochte hem niet gescien.Ga naar voetnoot2625
 
Sijn ors was hem te snelGa naar voetnoot2626
 
Ende sine slage waren te fel.
2628[regelnummer]
Hi slogene doet ende nam trossideGa naar voetnoot2628
 
Ende gaeft genen riddere tien tide,
 
Die ginder gewont was biden vire.
 
Hi dankets hem herde scire.
2632[regelnummer]
Dander rossiden vinc hi ter stede
 
Ende gafse den riddere beide mede.
 
¶ Dus warense toten dage al daer.Ga naar voetnoot2634
 
Des ander dages, wet vor waer,
2636[regelnummer]
Sijn si gesceden in corter stont
 
Ende die riddere dire was gewontGa naar voetnoot2637
 
Voer wech, daer hi mochte genesen.
 
Die riddere metter mouwen voer na desenaant.
2640[regelnummer]
Vaste vord tote omden middach,Ga naar voetnoot2640
 
So verre dat hi den casteel sach,
 
Die van grauwen stene was op gewrocht,Ga naar voetnoot2642
 
Dat menech heeft dire becocht.Ga naar voetnoot2643
[pagina 140]
[p. 140]
2644[regelnummer]
Doe bat hi dor sine oetmodeGa naar voetnoot2644
 
Onsen Here, dat hine behoede.
 
Hi ginc van sinen parde goet
 
Ende hergordet metter spoetGa naar voetnoot2647
2648[regelnummer]
Ende nam ware an sine sake,Ga naar voetnoot2648
 
Oft hem enege dinc gebrake.
 
Doe sat hi weder in sijn gereide.Ga naar voetnoot2650
 
Gode nam hi in sijn geleideGa naar voetnoot2651
2652[regelnummer]
Ende es biden castele comen.
 
Daer heeft hi enen horen vernomen,
 
Die daer harde lude blies,Ga naar voetnoot2654
 
Die menegen bracht heeft int verlies.Ga naar voetnoot2655
2656[regelnummer]
Doe quam een ridder ut gereden,
 
Wel gewapent van allen leden,Ga naar voetnoot2657
 
Ende riep opten riddere saen:
 
‘Vaste, geeft u op gevaenGa naar voetnoot2659
2660[regelnummer]
Ende segt mi oft gi igeren vernaemtGa naar voetnoot2660
 
Van Walewaine al daer gi quaemt.
 
Bestaet hi u iet oft sidiGa naar voetnoot2662
 
Ute Arturs lande. Berecht mi, gi.Ga naar voetnoot2663
2664[regelnummer]
Sidi van danen - dat segt mi saen -,
 
Sone moechdi metten live niet ontgaen.’
 
Doe seide die riddere metter mouwen:
 
‘In berechs u niet, bi mire trouwen,Ga naar voetnoot2667
2668[regelnummer]
Maer als gi wilt, begint den strijt!’
 
Die ander seide: ‘Hets meer dan tijt.’
 
Si reden te gadere met haesten groet;Ga naar voetnoot2670
 
Elc hadde een spere starc ter noet.Ga naar voetnoot2671
2672[regelnummer]
Hi stac den riddere vanden castele ter vard,
 
Dat hi keerde die vote opward.Ga naar voetnoot2673
[pagina 141]
[p. 141]
 
Hi brac een arm ende een been.
 
Daer binnen quam daer noch eenGa naar voetnoot2675
2676[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ute gevlogen alse een drake,
 
Die sinen broder gerne wrake.
 
Den riddere metter mouwen hi stac,
 
Dat sijn spere te stucken brac,
2680[regelnummer]
Ende die riddere stakene wederGa naar voetnoot2680
 
Dor scilt, dor halsberch, dor leder,
 
Dat tspere ten scouderen ut quam.
 
Dies ward daer binnen menech gram.Ga naar voetnoot2683
2684[regelnummer]
Hi trac ut sijn spere al roet
 
Entie ander viel neder doet.
 
Doe keerdi achterward, danen hi quam,Ga naar voetnoot2686
 
Daer hi een scone plein vernam.Ga naar voetnoot2687
2688[regelnummer]
Doen quam die derde broder al dare,
 
Alse oft hi uten sinne ware.
 
Si onderhurten hen ende staken,Ga naar voetnoot2690
 
Dat haer speren beide braken;
2692[regelnummer]
Si gingen metten swerden slaen.
 
Die riddere metter mouwen sach saen,
 
Waer die virde riddere ut quam.Ga naar voetnoot2694
 
Tors ende te voet hi vernam
2696[regelnummer]
Hem volgende menegen man.Ga naar voetnoot2696
 
Doen hi dit sach, ginc hi an
 
Den riddere, die vore hem hilt,Ga naar voetnoot2698
 
Ende slogene doet met gewilt.
2700[regelnummer]
¶ Doe pensde die riddere metter mouwe:
 
‘Mi es beter, bi mire trouwe,
 
Dat ic kere te woude ward.’
 
Dus keerdi omme metter vard
2704[regelnummer]
Ende die vierde broder, Godweet,
 
Volgede hem na int wout gereetGa naar voetnoot2705
 
Ende alst die swerte ward geware,
 
Keerdi uten wege daernare,Ga naar voetnoot2707
2708[regelnummer]
Om dat hi wilde, dattene tier stondenGa naar voetnoot2708
[pagina 142]
[p. 142]
 
Van die hem volchden nine vonden.Ga naar voetnoot2709
 
Ende die ander riep hem dicke an:
 
‘Keert u omme, valsch man,
2712[regelnummer]
Gi moet becopen u ondaet.’
 
Ende alse die swerte riddere verstaet,Ga naar voetnoot2713
 
Dat hi verre gnoech in es gereden,Ga naar voetnoot2714
 
Keerdi hem omme daer ter steden.
2716[regelnummer]
Deen reet opten anderen saen
 
Ende gingen hen met swerden onderslaen.Ga naar voetnoot2717
 
Si slogen altenen slach in slach.Ga naar voetnoot2718
 
En quam noit man, daer hi sachGa naar voetnoot2719
2720[regelnummer]
So fellen strijt tuscen hen IIGa naar voetnoot2720
 
Alsi herden daer al in een.Ga naar voetnoot2721
 
Wat holpt dat ict lanc make?Ga naar voetnoot2722
 
Daer geviel also die sake,
2724[regelnummer]
Dat vanden castele die here groet E
 
Ter eerden viel, verslegen doet;
 
Die ziele voer daerse hadde verdient.Ga naar voetnoot2726
 
Dus helpt God sinen vrient.Ga naar voetnoot2727
2728[regelnummer]
¶ Die swerte riddere beette ter stede
 
Ende ontwapende sanders ridders ledeGa naar voetnoot2729
 
Ende dede sine selfs wapine uutGa naar voetnoot2730
 
Ende wapende hem al over luutGa naar voetnoot2731
2732[regelnummer]
Met des ridders wapine, die daer lach,
 
Ende nam sijn ors, dat hi daer sach,
 
Ende sater op ende leitde in sijn hant
[pagina 143]
[p. 143]
 
Dors, dat hi daer brachte int lant,Ga naar voetnoot2735
2736[regelnummer]
Ende reet gewapent in dier gebare
 
Oft die here van daer binnen wareaant.Ga naar voetnoot2736-37
 
Ga naar margenoot+Ende reet toten castele metter vard.
 
Doens die portenere geware ward,Ga naar voetnoot2739
2740[regelnummer]
Waendi dat sijn here hadde gewesen,
 
Ende ontede die porten alle mettesen.Ga naar voetnoot2741
 
Hi reet in ende riep over luut:Ga naar voetnoot2742
 
‘Vastelike, trect uut, trect uut!Ga naar voetnoot2743
2744[regelnummer]
Blieft ieman nu hier inne,
 
Ic slane int hoeft toten kinne!’
 
Si vloen alle met groten gare;Ga naar voetnoot2746
 
Si waenden dat hi uten sinne ware.
2748[regelnummer]
Si maecten hen buten opt velt,Ga naar voetnoot2748
 
Manne ende wive met gewelt,Ga naar voetnoot2749
 
Dore die vrese vanden live.Ga naar voetnoot2750
 
Hi sloet die porten alle vive.
2752[regelnummer]
Doe nam hi den portier biden hare
 
Ende warpene in die gracht daernare,
 
Daer hi scire in verdranc.Ga naar voetnoot2754
 
Doe ginc die riddere eer iet lanc,Ga naar voetnoot2755
2756[regelnummer]
Daer hi den kerker vonden heeft,
 
Daer menech in clagede, dat hi leeft.
 
Doen hi dese clage horde,
 
Sprac hi te hen dese worde:
2760[regelnummer]
‘Comt ute, die hier ligt gevaen,
 
Ic sal u allen verloessen saen.’
 
Dus dedise alle boven comen.
 
Daer heeft hi sinen vader vernomen,
2764[regelnummer]
Dien hi blidelike ontfinc,
 
Ende hi vertelde hen al die dinc,
 
Wien hi daer vore heeft verslagen
 
Ende wi daer dlijf heeft ontragenGa naar voetnoot2767
[pagina 144]
[p. 144]
2768[regelnummer]
Vanden heren van daer binnen.
 
Si warens blide in allen sinnen.Ga naar voetnoot2769
 
Si vonden daer nu spisen gnoech,
 
Broet ende wijn, vele ende int gevoech.Ga naar voetnoot2771
2772[regelnummer]
Si aten, si dronken ende waren blide.
 
Dies mogen si danken nu ter tide
 
Gode ende onser soeter Vrouwenaant.
 
Enten riddere metter mouwen.
2776[regelnummer]
Si vonden cleder gnoech ende gewadenGa naar voetnoot2776
 
Inden casteel, die si an daden.
 
Elkerlijc nam sijn gevoechGa naar voetnoot2778
 
Van dat hi wilde, daer was gnoech.
2780[regelnummer]
Die ridder metter mouwen ende sijn vader
 
Deilden menech soete word te gader.Ga naar voetnoot2781
 
Daer was menech mager ende cranc,
 
Dat dede hen des kerkers bedwanc.Ga naar voetnoot2783
2784[regelnummer]
Sine mochten gaen no riden;Ga naar voetnoot2784
 
Dit dede den riddere daer ontbiden.Ga naar voetnoot2785
 
Hine wilde hen daer niet ontvaren,Ga naar voetnoot2786
 
Vore dat si bat vercomen waren.Ga naar voetnoot2787
2788[regelnummer]
¶ Die gene daer ic hier vore af seide,
 
Die haren here opter heide
 
Volgeden, daer hi reet int wout,Ga naar voetnoot2790
 
Si sochtene harde menechfout,Ga naar voetnoot2791
2792[regelnummer]
Eer sine igeren vinden conden.Ga naar voetnoot2792
 
Te lest hebsine doet vonden.
 
Doe ginc hen irst rouwe in hant.Ga naar voetnoot2794
 
Si namen den lichame daer tehant
2796[regelnummer]
Ende vordene ten castele ward
 
Met groten sere, ende in die vard
 
Vonden si die ander II verslegen.
[pagina 145]
[p. 145]
 
Ga naar margenoot+Die hebbense met vor hen gedregenGa naar voetnoot2799
2800[regelnummer]
Toter porten ende int beginaant.
 
Ripen si: ‘Vaste, ontoet, laet in.’Ga naar voetnoot2801
 
Maer dat was pine jegen spoet;Ga naar voetnoot2802
 
Die porte hen nieman daer ontoet.
2804[regelnummer]
Si bleven licgende dien nacht
 
Vore die porte, optie gracht.Ga naar voetnoot2805
 
Doe sprac ene vrouwe vort an: E Ga naar voetnoot2806
 
‘Hier reet heden in een man,
2808[regelnummer]
Die ane hadde mins heren wapen.
 
Hine liet daer binnen wijf no knapen, E Ga naar voetnoot2809
 
Hine jaget al ut metter spoetGa naar voetnoot2810
 
Gelijc ofte hi ware verwoet.’
2812[regelnummer]
Doen drogense alle overeen das,Ga naar voetnoot2812
 
Dattie gene die riddere was,
 
Die haren here sloech te doet.
 
Des margens, doen di dach ontscoet,Ga naar voetnoot2815
2816[regelnummer]
Wapenden si hen ende hoetden al dare,Ga naar voetnoot2816
 
Dat hi hen daer niet ontvare.Ga naar voetnoot2817
 
Si sinden boden ende vermaenden,Ga naar voetnoot2818
 
Daer si hulpe ende troest bewaenden.Ga naar voetnoot2819
2820[regelnummer]
Dit litense haren vrienden weten.
 
Aldus ward die casteel besetenGa naar voetnoot2821
 
Met wel Vc man ter were,Ga naar voetnoot2822
 
Die sweren te wrekene haren here,
2824[regelnummer]
Eer si van daer sceden meer.Ga naar voetnoot2824
 
Si selen den riddere hebben eer,Ga naar voetnoot2825
 
Al souden sire licgen VII jaer.
 
Maer die van binnen, wet vor waer,
[pagina 146]
[p. 146]
2828[regelnummer]
Senden hen buten selke quarele,Ga naar voetnoot2828
 
Die drie man dor vlogen inden rivele.Ga naar voetnoot2829
 
Dus wordense scire achter gedreven,Ga naar voetnoot2830
 
Want menech man verloes daer dleven.
2832[regelnummer]
Men warp met bliden menegen steen.Ga naar voetnoot2832
 
Dus trocken si achter al in eenGa naar voetnoot2833
 
Ende dorsten narre comen niet.Ga naar voetnoot2834
 
Ic laetse bliven in dit verdriet
2836[regelnummer]
Ende sal u tellen vanden coninc Arture,
 
Wat hem gevel in dese ure.

voetnoot2344
tsinen wive ward: naar zijn vrouw (maar sie vss. 2243/44).
voetnoot2347
baren: om zijn, verschenen zijn.
voetnoot2348
Dattie ... was: (en de dag aanbreekt) waarop de strijd bepaald was.
voetnoot2349
velt, bosche, maras: door velden, bossen, drassig land.
voetnoot2352
gene waerhede: niets waars (onlogische ontkenning).
voetnoot2354
Beneden: in de diepte; recht: precies.
voetnoot2355
zale: kasteel; in verband met quam (vs. 2353) zou men hier het voorz. in verwachten, maar daarmee is de naamvalsvorm niet in overeenstemming. Jonckbloet emendeerde vernam voor quam.
voetnoot2357
waerd: heer des huizes, kasteelheer.
voetnoot2359
tramere: diezelfde dag nog (eig. vandaag nog).
voetnoot2361
Mijn ... gereet: mijn huis staat tot uw beschikking.
voetnoot2362
sonder wanc: zonder twijfel.
voetnoot2363
wel ... lanc: zeker een dagreis lang.
voetnoot2364
tenden: aan het eind van; scire: plotseling, onverwachts.
voetnoot2365
op ene rivire: bij een rivier.
voetnoot2366
te voren: nu al; Die: dat; verwijst naar Enen casteel (mnl.).
voetnoot2368
Vore liden: voorlangs gaan, voorbij gaan; men vane ende lecge (men = men en; vane = va (conj.)+ne): of men zet hem gevangen; daer: daar waar.
margenoot+
173va
voetnoot2372
Quamere: zou er komen.
voetnoot2374
thof: het kasteel.
voetnoot2375
sloech ... of: deed de heer een broer verliezen (door hem te verslaan).
voetnoot2377
goet geval: geluk.
voetnoot2380
Doetmen ... wrake: wreekt men zich zeer op hen (nl. degenen die langs het kasteel rijden).
voetnoot2382
nine: absoluut niet, beslist niet.
voetnoot2383
een deel: vrij wat.
voetnoot2384
entire (= ende te diere) veste: en bij dat slot.
voetnoot2387
Ende ... mede: en die bovendien broers zijn.
voetnoot2389
om aventuren te riden: uitrijden om op avontuur te gaan (aventuren is een inf.); pliet: gewoon is.
voetnoot2390
bestaen: vallen aan.
voetnoot2391
rovene (= roven ne): beroven hem.
voetnoot2393
breken: een eind maken aan.
voetnoot2394
onsede: schandelijke, lompe handelswijze.
voetnoot2395
Oftic ... pande: of ik zal er mijn leven verliezen.
voetnoot2396
leidine: met -i- wordt de gastheer van vs. 2360 bedoeld.
voetnoot2397
was gedient: werd bediend.
voetnoot2398
merctene: bekeek hem nauwlettend.
voetnoot2400
dies ... dach: het is lang geleden.
voetnoot2401
lach: heeft overnacht.
voetnoot2402
soe over gelijc was: zo ontzaglijk sterk op u leek.
voetnoot2406
ontraden: ervan afbrengen.
voetnoot2412
dreef ... mesbaer: was hij erg bedroefd (rouwe ende mesbaer is een tautologische verbinding).
voetnoot2415
I stuc: een tijd.
voetnoot2417
verbaren: aanbreken.
voetnoot2421
vereeste: zag, bespeurde.
voetnoot2422
onder der sonnen: in het zuiden.
voetnoot2424
cranc: krachteloos, er slecht aan toe.
voetnoot2425
Enen bard: hij had een baard (elliptisch).
voetnoot2426
coisen: beenbekleding.
voetnoot2428
gereet: terstond.
voetnoot2429
also bereet: in zo 'n toestand, zo toegetakeld.
voetnoot2430
der: durf; beiden: talmen, dralen.
margenoot+
173vb
voetnoot2431
Dat ... geseide: u de waarheid te zeggen.
voetnoot2432
wane: vrees; volget naer: achtervolgt.
voetnoot2434
daer voren: daar voor ons.
voetnoot2435
toren: rampzalige toestand.
voetnoot2437
berecht: vertel verder.
voetnoot2438
Oft: als; dor u oetmoede: als u zo goed wilt zijn.
voetnoot2440
des haddic grote noet: dat zou ik erg nodig hebben.
voetnoot2442
have: bezittingen.
voetnoot2443
Daer (...) om: in ruil waarvoor.
voetnoot2445
Wat ... bi: welk gebied ligt hier voor ons.
voetnoot2449
ute vercoren: voortreffelijke.
voetnoot2450
doen sinen fijn: doden.
voetnoot2452
int riden: om doorheen te rijden.
voetnoot2453
vorden casteel liden: voor het kasteel langs gaan.
voetnoot2455
vri: veilig.
voetnoot2457
En ... geduren: blijven daar niet ongemoeid.
voetnoot2458
voren: voor ons.
voetnoot2459
menegen toren: veel leed.
voetnoot2460
hier vore: vroeger.
voetnoot2461
Hi-: nl. de koning; wederstaen: verhinderen. Lees de voorwaardelijke bijz. vs. 2462-2463 achter conste.
voetnoot2462
ondadege: misdadige.
voetnoot2464
Sine velden: dat zij een einde maakten aan; sine ondaet: zijn wandaden, nl. van de ondadege man (blijkbaar namen Arturs ridders het recht in eigen hand).
voetnoot2466
vordane: voor de toekomst.
voetnoot2472
merct mi ane: kijk mij eens goed aan.
voetnoot2473
gedane: gestalte.
voetnoot2474
done: manier van doen; wesen: uiterlijk.
voetnoot2476
sekerlijc: met zekerheid.
voetnoot2477
gene: iemand (vul aan: behalve degene aan wie ik nu denk).
voetnoot2478
Van allen ... leden: wat heel zijn gedrag en uiterlijk voorkomen betreft.
voetnoot2479
van merre outheden: ouder.
voetnoot2481
int irsten: aanvankelijk; gaen: rondlopen.
voetnoot2482
Achter hove: door en bij het kasteel; gespannen wel: stevig geboeid.
voetnoot2484
meesterese (= meesterede se): overtrof hen; zale: kasteel.
voetnoot2485
tale: verhaal, vertelling.
voetnoot2486
sider: later, naderhand; heme daer sere mesfel: beging hij een misstap.
voetnoot2489
vinde: pion; daer naer: naar hem.
margenoot+
173vc
voetnoot2494
kerchodere: gevangenbewaarder; dedi (...) ongemac: bracht hij letsel toe.
voetnoot2495
halsknoc: halswervel.
voetnoot2498
opt deerde nemen: van de grond opnemen (dubbel gebruik van het lidwoord, nl. enclitisch ‘dat’ bij op en proclitisch ‘die’ bij eerde).
voetnoot2499
beesten: m.n. een viervoetig dier, koe of paard.
voetnoot2500
Aldus gedaen: zodanig, zo.
voetnoot2504
al tenenegader: allebei.
voetnoot2505
Op aventure, oft: omdat de kans bestaat dat.
voetnoot2508
een broet taerwijn: een tarwebrood.
voetnoot2509
besande: byzantijnen (zie vs. 1914).
voetnoot2510
derre eren: voor dat eerbewijs.
voetnoot2511
dat weder keren: terug te keren (eig. de terugkeer).
voetnoot2512
alte fel: zeer gevaarlijk, vijandig.
voetnoot2513
te voren: van te voren; dat: verwijst naar het volgende.
voetnoot2514
VII: zeven, of: veel (zie de aant. bij vs. 2101).
voetnoot2515
wonne: zou het innemen.
voetnoot2516
weltijt datter: wanneer er.
voetnoot2517
salmer: zal men er; misschien moeten we hier aan een poortwachter denken (zie ook vs. 2653/54).
voetnoot2519
worde ... genomen: zou die gedood worden.
voetnoot2520
die ander: de tweede.
voetnoot2521
genen verde: langs die(zelfde) weg.
voetnoot2523
bestaen: aanvallen.
voetnoot2525
ember: beslist.
voetnoot2527
overluut: zonder twijfel.
voetnoot2529
Vore hem: tegenover hem; genesen: er levend van afkomen.
voetnoot2534
vri: edel.
voetnoot2536
nam goem: merkte op, nam waar.
voetnoot2537
Waer: dat er; ook in vs. 2539 (vgl. MNW IX, 1537); screiden: krasten.
voetnoot2538
wat ... mach: wat dat kon betekenen.
voetnoot2540
mesmaect: mishandeld.
voetnoot2541
Alse ... maect: als iemand die gaat sterven.
voetnoot2544
cranc: er slecht aan toe.
voetnoot2545
eer iet lanc: dadelijk.
voetnoot2547
wijt = wie et.
voetnoot2549
Es: is geleden.
voetnoot2551
meneget (lees: moneget): de sakramenten (der stervenden) toedient.
voetnoot2552
asic, lees: alsic.
margenoot+
174ra
voetnoot2555
begeven: in de steek te laten.
voetnoot2557
beval: drukte op het hart.
voetnoot2558
Ware: ware het.
voetnoot2559
begeven: nalaten, niet meer doen.
voetnoot2560
eerde: stof, aarde; menechden = monechden.
voetnoot2562
Vander passagen: naar de toegangsweg tot het kasteel.
voetnoot2563
onthouden: in dienst.
voetnoot2565
nember: niet meer.
voetnoot2566
den steen wachten: de gevangenis bewaken.
voetnoot2569
Dat teechmen: daarvan gaf men mij de schuld; het mw. vw. mi is achterwege gebleven.
voetnoot2570
ute ... gaen: had laten ontsnappen.
voetnoot2573
hebbics: heb ik ervoor; te dele: als, tot mijn deel.
voetnoot2574
achten op: geven om; niet I blase: absoluut niet.
voetnoot2575
slachten: lijken op.
voetnoot2576
becocht: (duur) moeten bekopen.
voetnoot2577
gijs u wocht: gij u ervoor hoedt; de -o- in plaats van -a- terwille van het rijm.
voetnoot2580
gi had noet: het was hard nodig voor u.
voetnoot2584
waerd: gastheer.
voetnoot2585
Te doene: nodig (met gen.).
voetnoot2586
et: eet.
voetnoot2588
met u: bij u.
voetnoot2589
over hem: bij zich.
voetnoot2592
leiden: bracht hem.
voetnoot2596
geen vier: dat vuur (lijd. vw.).
voetnoot2597
scekers: rovers; ende: die.
voetnoot2598
Si ... bescreden: ze reden op goede paarden.
voetnoot2603
en: een; laet staen: hou op, niet doen.
voetnoot2606
helen: er een geheim van maken.
voetnoot2608
met gemake: goedschiks.
voetnoot2611
min lijf: het feit dat ik leef.
voetnoot2612
Dat: en meer in het bijzonder dat; nie: ooit.
voetnoot2614
Ontreigen (= ontdreigen): door dreigen afpersen.
margenoot+
174rb
voetnoot2615
verwoet: krankzinnig.
voetnoot2617
Oftic: als ik; u enen voet ontvlie: voor u een haarbreed wijk.
voetnoot2618
gescint: vervloekt.
voetnoot2620
gingen (...) ane: reden af op.
voetnoot2625
en = (h)et en; gescien: gelukken.
voetnoot2626
Sijn: nl. dat van de RmM; hem: nl. voor de rover.
voetnoot2628
trosside: het strijdpaard.
voetnoot2634
toten dage: tot de dag aanbrak.
voetnoot2637
dire: die daar.
voetnoot2640
Vaste: snel.
voetnoot2642
op gewrocht: opgetrokken.
voetnoot2643
Dat: wat, hetgeen (antecedent is vs. 2642).
voetnoot2644
dor sine oetmode: uit nederigheid, uit vroomheid.
voetnoot2647
hergordet: trok het de buikriem strakker aan.
voetnoot2648
nam ware: keek zorgvuldig na.
voetnoot2650
sat: ging zitten.
voetnoot2651
Gode nam hi in sijn geleide: hij beval zich in Gods hoede aan.
voetnoot2654
harde lude blies: een zeer luide toon gaf.
voetnoot2655
int verlies: in het verderf.
voetnoot2657
van allen leden: in alle opsichten.
voetnoot2659
Vaste: snel, vlug wat.
voetnoot2660
igeren: ergens; vernaemt: hebt gehoord (met weggelaten object iet; vgl. MNW VIII, 2186).
voetnoot2662
Bestaet hi u iet: bent u familie van hem.
voetnoot2663
gi: u (jij) daar (aanroep).
voetnoot2667
berechs (= berechte es): vertel ervan.
voetnoot2670
te gadere: op elkaar in.
voetnoot2671
ter noet: voor het geval ze hem nodig hadden.
voetnoot2673
die vote opward: vergelijk vs. 769.
voetnoot2675
Daer binnen: inmiddels.
margenoot+
174rc
voetnoot2680
weder: terug, op zijn beurt.
voetnoot2683
daer binnen: in het kasteel.
voetnoot2686
danen: daarheen vanwaar.
voetnoot2687
plein: vlakte.
voetnoot2690
onderhurten: reden op elkaar in.
voetnoot2694
Waer: zie vs. 2537.
voetnoot2696
Hem volgende: dat hem volgde.
voetnoot2698
hilt: stil stond.
voetnoot2705
gereet: onmiddellijk.
voetnoot2707
uten wege: van de weg af, terzijde.
voetnoot2708
dattene: dat hem (= RmM).
voetnoot2709
Van die hem volchden: van degenen die hem (= de vierde ridder) volgden. (Doordat de vierde ridder achter de RmM aan van de weg af het bos inrijdt, raken zijn mannen - zie vs. 2695/96 - hem kwijt. Dit wordt bevestigd door vs. 2788 e.v.); nine: niemand.
voetnoot2713
verstaet: bemerkte.
voetnoot2714
in: het bos in.
voetnoot2717
hen (...) onderslaen: elkaar slaan, treffen.
voetnoot2718
altenen: voortdurend.
voetnoot2719
En ... sach: niemand had ooit ergens gezien.
voetnoot2720
So fellen strijt = so fel enen strijt (zie Stoett par 142).
voetnoot2721
herden: volhielden, voortzetten; al in een: aan een stuk door.
voetnoot2722
Wat holpt: waar zou het goed voor zijn.
voetnoot2726
daerse ... verdient: naar de plaats die ze verdiend had, nl. de hel.
voetnoot2727
vrient: gunsteling (d.w.z. de RmM).
voetnoot2729
lede: lichaam.
voetnoot2730
sine selfs wapine: zijn eigen wapenrusting.
voetnoot2731
al over luut: zonder twijfel, stellig.
voetnoot2735
dat ... lant: dat hij zelf meegebracht had.
voetnoot2736-37
in dier gebare / Oft: alsof hij.
margenoot+
174va
voetnoot2739
portenere: portier.
voetnoot2741
ontede (= ontdede): opende; mettesen: dadelijk.
voetnoot2742
over luut: hard.
voetnoot2743
Vastelike: vlug.
voetnoot2746
vloen: vluchtten; met groten gare: zeer haastig (letterlijk: met grote begeerte).
voetnoot2748
maecten hen: begaven zich.
voetnoot2749
met gewelt: snel.
voetnoot2750
Dore ... live: uit angst hun leven te verliezen.
voetnoot2754
scire: snel.
voetnoot2755
eer iet lanc: weldra.
voetnoot2767
dlijf heeft ontragen (= ontdraghen): het er levend vanaf heeft gebracht.
voetnoot2769
in allen sinnen: in alle opzichten.
voetnoot2771
int gevoech: naar behoren.
voetnoot2776
gnoech: ruimschoots voldoende.
voetnoot2778
sijn gevoech: wat hem te pas kwam, wat hij nodig had.
voetnoot2781
Deilden ... te gader: wisselden samen vele hartelijke woorden.
voetnoot2783
des kerkers bedwanc: de ontbering van de gevangenschap, van de kerker.
voetnoot2784
mochten: konden; gaen: lopen.
voetnoot2785
dede (...) ontbiden: maakte dat ... bleef, deed blijven.
voetnoot2786
ontvaren: weggaan van.
voetnoot2787
bat vercomen: verder hersteld.
voetnoot2790
daer: toen.
voetnoot2791
harde menechfout: zeer ijverig.
voetnoot2792
igeren: ergens.
voetnoot2794
Doe ... hant: toen overviel de droefheid hen dadelijk.
margenoot+
174vb
voetnoot2799
met: ook; vor hen gedregen: voor hen uit gedragen.
voetnoot2801
Vaste: zie vs. 2659; ontoet (= ontdoet): doe open.
voetnoot2802
pine jegen spoet: vergeefse moeite.
voetnoot2805
optie gracht: bij de gracht.
voetnoot2806
vort an: vervolgens.
voetnoot2809
liet: dulde.
voetnoot2810
Hine jaget: maar hij joeg; ut: naar buiten.
voetnoot2812
drogense ... das: waren ze het allen erover eens.
voetnoot2815
ontscoet: aanbrak.
voetnoot2816
hoetden: waakten ervoor.
voetnoot2817
ontvare: zou ontkomen.
voetnoot2818
vermaenden: waarschuwden, gaven bericht van de situatie (aan).
voetnoot2819
troest: steun; bewaenden: verwachtten.
voetnoot2821
beseten: belegerd.
voetnoot2822
Vc man ter were: 500 man voor de aanval.
voetnoot2824
sceden meer: weer weggingen.
voetnoot2825
eer: te voren, voor hun vertrek.
voetnoot2828
quarele: pijlen die d.m.v. een daartoe geschikt werktuig werden afgeschoten.
voetnoot2829
Die: zodat ze; dor vlogen: doorboorden; inden rivele: in het gevecht.
voetnoot2830
scire: vlug; achter: terug.
voetnoot2832
bliden: blijden (werptuigen).
voetnoot2833
al in een: allen tegelijk.
voetnoot2834
narre (= narere): dichterbij.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken