Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die riddere metter mouwen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die riddere metter mouwen
Afbeelding van Die riddere metter mouwenToon afbeelding van titelpagina van Die riddere metter mouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

M.J.M. de Haan

Ludo Jongen

Marijke J. van der Wal



Genre

poëzie

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die riddere metter mouwen

(1983)–Anoniem riddere metter mouwen, Die–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe die coninc Artur belegen es ende Clarette van Spaengen ende vanden riddere metter mowen

 
Die aventure telt ons te hant,aant.Ga naar voetnoot2838
 
Dattie coninc van Irlant
2840[regelnummer]
In Bertangen quam, Godweet,Ga naar voetnoot2840
 
Ende stichte roef ende brant gereet.Ga naar voetnoot2841
 
Ende die coninc en hebs goet geval,Ga naar voetnoot2842
 
Hi sal sijn lant verlisen al.
2844[regelnummer]
Die coninc sinde om sine baroneGa naar voetnoot2844
 
Hem te beradene van desen doneGa naar voetnoot2845
 
Ende tirst dat si versament waren,Ga naar voetnoot2846
 
Quam een bode oec in gevaren
2848[regelnummer]
Van Spangen ende brachte niemare, E
 
Dat Clarette beseten wareGa naar voetnoot2849
 
In enen casteel ende hadde verloren
[pagina 147]
[p. 147]
 
Vele dat haer toe soude horen.Ga naar voetnoot2851
2852[regelnummer]
Die bode vrachde daerna met rouweGa naar voetnoot2852
 
Om sijn here metter witter mouwen.
 
‘Die coninc van Arragoenaant.
 
Wilse winnen ende onder doen,Ga naar voetnoot2855
2856[regelnummer]
Om dat sine te manne nine wilde,Ga naar voetnoot2856
 
Doen si nam den riddere milde.Ga naar voetnoot2857
 
Hi wilse winnen ende tere amienGa naar voetnoot2858
 
Houden met crachte sonder vrien.’Ga naar voetnoot2859
2860[regelnummer]
Ga naar margenoot+Alse dit die coninc Artur vernam,
 
Was hire omme tornech ende gram
 
Ende hi seide toten bode daer naer,
 
Sijn here es gevaren ‘in weet waer,’
2864[regelnummer]
Maer hi soude scire weder comen
 
Tenen campe die hi hadde genomen.Ga naar voetnoot2865
 
Doe seide die knape: ‘Na dat staet,Ga naar voetnoot2866
 
Here, heft si an u enen toverlaet.’ E Ga naar voetnoot2867
2868[regelnummer]
Die coninc ontseit hem algaderGa naar voetnoot2868
 
Ende seide, al waer hi Claretten vader,
 
Hi soude bescermen sijns selfs lant,
 
Eert quame in eens anders hant.
2872[regelnummer]
¶ Her Walewain stont den coninc biGa naar voetnoot2872
 
Ende seide: ‘Here, en horet nieman dan gi,Ga naar voetnoot2873
 
Ic soude u verspreken, sonder wanc;Ga naar voetnoot2874
 
Gine wistes mi heden danc.Ga naar voetnoot2875
[pagina 148]
[p. 148]
2876[regelnummer]
Gi gedinct onlange, sonder waen,Ga naar voetnoot2876
 
Dattie riddere dor u heeft gedaen.Ga naar voetnoot2877
 
Nu willic haren lachter verwerenGa naar voetnoot2878
 
Ende die mine vrienscap begeren,Ga naar voetnoot2879
2880[regelnummer]
Ic bidde hen dies dor genaden,Ga naar voetnoot2880
 
Dat si Claretten staen in staden.Ga naar voetnoot2881
 
Levic, en blieft niet onverdient.Ga naar voetnoot2882
 
Laet sien, hebbic hier enegen vrient?’
2884[regelnummer]
Doe geloefdent hem daer te dier stondeGa naar voetnoot2884
 
Si XII vander tavelronde.
 
Doe seide die coninc Artur: ‘Gi heren,
 
Seldi mi dus laten onteren
2888[regelnummer]
Den coninc, die op mi hier comt,Ga naar voetnoot2887-88Ga naar voetnoot2888
 
Mine ziele mote sijn verdomt.Ga naar voetnoot2889
 
Ic ontsecge u allen u leen al bloet.’aant.Ga naar voetnoot2890
 
Doe so antwerde hem Lanceloet:
2892[regelnummer]
‘Godsat hebhi dies hem ontsiet.Ga naar voetnoot2892
 
Dor dit gedreich en blivewi niet.
 
Wi selen den coninc vollech verdriven,Ga naar voetnoot2894
 
Ofte machlicht daer ontliven,Ga naar voetnoot2895
2896[regelnummer]
Die Claretten wille ontarven.Ga naar voetnoot2896
 
Ende eer gi ons sout oec darven,Ga naar voetnoot2897
[pagina 149]
[p. 149]
 
Gevallet dat vi wouden keren,Ga naar voetnoot2898
 
Gi sout eer onse goet meren,Ga naar voetnoot2899
2900[regelnummer]
Eer gi ons darvet Godeweet.’Ga naar voetnoot2900
 
Alse die coninc Artur dit weet,
 
Dat si daerward ember varen,Ga naar voetnoot2902
 
Bat hi hen vrindelijc daer naren,
2904[regelnummer]
Dat si saen keren weder te landeGa naar voetnoot2904
 
Ende helpen hem weren sine viande.
 
Hi gelovet sinen oem al daerGa naar voetnoot2906
 
Ende voren wech saen daer naerGa naar voetnoot2907
2908[regelnummer]
Tote Claretten in Spangelant,aant.
 
Die waende haer lijf verlisen thant.
 
Daer quam Percheval ende Walewain,
 
Ende Lanceloet ende mijn her Ywain,
2912[regelnummer]
Daer was Erec, ende Duvengaelaant. E
 
Ende Ecgravein ende Lynvael,aant.
 
Daer was die hertoge Maggelwijn
 
Ende Gosengoes, die geselle sijn,
2916[regelnummer]
Ende mijn here her Gariët
 
Ende Keyadijn, oec dat wet.
 
Dese XII quamen daer
 
Ende bestonden den coninc daer naer.Ga naar voetnoot2919
2920[regelnummer]
Si reden int here met harre conroetGa naar voetnoot2920
 
Ga naar margenoot+Ende slogen daer menegen doet.
 
Clarette verkinde haers oems sciltGa naar voetnoot2922
 
Ende Lanceloets mede, die daer hilt.Ga naar voetnoot2923
2924[regelnummer]
Doen deetsi saen ute varenaant.
 
Die ridders die daer binnen waren
 
Ende bestondense van over ene side.Ga naar voetnoot2926
 
Dus slogen si daer inden stride
2928[regelnummer]
Menegen riddere te doet.
[pagina 150]
[p. 150]
 
Walewain, Percheval ende Lanceloet
 
Ende die heren vander tavelronden
 
Doetdendaer vele te dien stonden.
2932[regelnummer]
Des conincs liede gingen vlien
 
Ende hi ward gevaen mettien
 
Ende inden casteel gevoerd daer naer.
 
Doen die scoffelture was leden daer,Ga naar voetnoot2935
2936[regelnummer]
Quamen die heren ter borch gegaen
 
Ende Clarette heefse wel ontfaen.
 
Doe vrachde Clarette, die scone vrouwe,
 
Om haren man metter mouwen.Ga naar voetnoot2939
2940[regelnummer]
Si was tornech ende sere gram
 
Dat hi met hen niet en quam.Ga naar voetnoot2941
 
Doen antwerden die heren daer ter stont,
 
Hi ware allettel ongesontGa naar voetnoot2943
2944[regelnummer]
Ende soude te hare comen na desen,
 
Alse hi ware noch bat genesen.Ga naar voetnoot2945
 
Si dede die heren wel te gemakeGa naar voetnoot2946
 
Ende besette haer lant na die sake,Ga naar voetnoot2947
2948[regelnummer]
Ende voer metten heren te Bertangen ward
 
Ende voerden met hen in die vard
 
Den coninc gevaen van Arragoen.Ga naar voetnoot2950
 
Hine wister wat jegen doen.
2952[regelnummer]
¶ Dus quamen si ten coninc Arture,
 
Die nu hadde cranke aventure.Ga naar voetnoot2953
 
Die coninc van Yrlant entie sine
 
Hadden hem gedaen grote pine.Ga naar voetnoot2955
2956[regelnummer]
Si hadden sire liede gewont een deelGa naar voetnoot2956
 
Ende af gewonnen menegen casteel.Ga naar voetnoot2957
 
Nu waren comen die vander tavelronden,
 
Dies Artur blide was tien stonden.Ga naar voetnoot2959
2960[regelnummer]
Sander dages wilde die coninc van Irlant
[pagina 151]
[p. 151]
 
Stichten beide roef ende brant
 
Vore Carlioen ende winnen di stedeGa naar voetnoot2962
 
Alsi daer vore die andere dede.Ga naar voetnoot2963
2964[regelnummer]
Maer hine conde, wet dat wel,
 
Die coninc was hem nu te felGa naar voetnoot2965
 
Ende verweerde hem metten heren.
 
Nu willic weder ten riddere keren,
2968[regelnummer]
Die men heet metter mouwe,
 
Die nu dreef harden grote rouwe
 
Om dat hi te campe niet mach comen E
 
Te tide dien hi hadde genomen.Ga naar voetnoot2971
2972[regelnummer]
Hi moet den coninc verligenGa naar voetnoot2972
 
Ofte sinen vader bedrigen,Ga naar voetnoot2973
 
Die noch niet was hercomenGa naar voetnoot2974
 
Vander pinen die hi hadde genomenGa naar voetnoot2975
2976[regelnummer]
Inden kerkeren daer hi lach. E
 
Die sone maecte groet geclach
 
Om sinen camp. Doe seide di vader:aant.
 
‘Live sone, wi waren verloren algader,Ga naar voetnoot2979
2980[regelnummer]
Wildi ons ontfaren nu.’Ga naar voetnoot2980
 
‘Vader, neen ic, dat secgic u,Ga naar voetnoot2981
 
Ga naar margenoot+Ic sal hier bliven tot tien tiden
 
Dat gi moget vechten ende striden
2984[regelnummer]
Ende dese ridders haer cracht gewinnen.Ga naar voetnoot2984
 
Dan blivic langer niet hier binnen E
 
Nochtan scamic mi sere daer of.
 
Dat ic breke des conincs gelof.’ E
2988[regelnummer]
¶ Doen die heren waren genesen,
 
Soe dat si stridens mochten gewesen,Ga naar voetnoot2989
 
Doe sprac die riddere metter mouwen:
[pagina 152]
[p. 152]
 
‘Elc sta anderen bi met trouwen
2992[regelnummer]
Ende wapen wi ons ende riden uut
 
Ende maken ter porten groet geluut.’
 
Dus reden si ten porten saen
 
Ende hebben di porten wide ontaen.Ga naar voetnoot2995
2996[regelnummer]
Die andere quamen jegen gereet.aant.
 
Ic secge u, datmen daer sere street.
 
Die swerte riddere ende sijn vader
 
Dore braken die scaren tene gader. E Ga naar voetnoot2999
3000[regelnummer]
Si voren vore onder hen tween;Ga naar voetnoot3000
 
Die andere volhden hen al in een.Ga naar voetnoot3001
 
Si hilden hen te gader wel;Ga naar voetnoot3002
 
Daer ward die strijt groet ende fel.
3004[regelnummer]
Si hadden jegen Gode mesdaen,Ga naar voetnoot3004
 
Daer ombe moest over hen gaen.Ga naar voetnoot3005
 
Si maecten daer in enen scaert,Ga naar voetnoot3006
 
Si wonnen daer menech goet pard.
3008[regelnummer]
Daer ne dorste nieman gaen te voetGa naar voetnoot3008
 
Van al dien die hen bestoet.Ga naar voetnoot3009
 
Die vifte broder bleef daer doet.
 
Si scoffierden al dat conroetGa naar voetnoot3011
3012[regelnummer]
Ende vele verdranker in die rivire.Ga naar voetnoot3012
 
Doe keerden si in die veste scire
 
Ende gingen eten ende waren blide.
 
Elc hadde een ors oft een rossideGa naar voetnoot3015
3016[regelnummer]
Ende wapine gnoech tharen wille.Ga naar voetnoot3016
 
Dien nacht bleven si daer al stilleGa naar voetnoot3017
 
Ende sander dages wilden si varen;
 
Si baden Gode dat hise wil sparen.
3020[regelnummer]
¶ Dus reden si henen in dat wout:
[pagina 153]
[p. 153]
 
Daer waren ridders starc ende stout.
 
Nu hord wat hen gescide daer naer.aant.
 
Rechte doen si quamen al daer,Ga naar voetnoot3023
3024[regelnummer]
Daer die riddere die scakeren doet sloech,
 
Dies ic u hier voren gewoech,Ga naar voetnoot3025
 
Sagen sise alle III comen gereden,
 
Ende elc hadde enen duvel bescreden.Ga naar voetnoot3027
3028[regelnummer]
Die soe groet was int opsien,Ga naar voetnoot3028
 
Dat hem elc ontsach van dien.Ga naar voetnoot3029
 
Si waren pec swerd alle drie
 
Ende blakende ogen hadden sie.Ga naar voetnoot3031
3032[regelnummer]
Die riddere metter mouwen sach wel,
 
Dat dit was duvels spel.aant.
 
Die riddere manese met diren woerden,Ga naar voetnoot3034
 
Wie si waren ende waertoe si horden.
3036[regelnummer]
‘Wi sijn die scakers,’ seiden si,
 
‘Die gi versloecht rechte hier bi,Ga naar voetnoot3037
 
Ende dit sijn duvle die ons dragen
 
Ende waren onse lichamen begraven,Ga naar voetnoot3039
3040[regelnummer]
Het soude ons lichten onse pine.’
 
Die riddere seide: ‘In dese carineGa naar voetnoot3041
 
En litic u niet in genen saken,aant.Ga naar voetnoot3042
 
Ga naar margenoot+Wistics u waer met quite makenGa naar voetnoot3043
3044[regelnummer]
Van desen duvlen die u dragen,
 
Soe dat gi ten joncsten dagenGa naar voetnoot3045
 
Comen mocht daer God es.’
 
Doe seide daer een: ‘Des sijt gewes,
3048[regelnummer]
Hadde wi VII jaer alombe gancGa naar voetnoot3048
 
Onser gelijc messen sancGa naar voetnoot3049
 
Wi souden comen te hemelrike.’
 
Doen sprac die riddere: ‘Sekerlike,
[pagina 154]
[p. 154]
3052[regelnummer]
Dit gelovic u, dat ic na desen
 
VII jaer III messen doen lesenGa naar voetnoot3053
 
Alle dage,’ gelovede hi daer.
 
Doen voer hi int wout daer naer
3056[regelnummer]
Ende dede die lichamen daer ter eerden,
 
Die si groven met haren swerden.Ga naar voetnoot3057
 
Mettesen worden scieden si daer.
 
Si dancten den riddere sere daernaer.aant.
3060[regelnummer]
¶ Die riddere ende sijn geselscap reet vord
 
Ende quamen gereden tot ere port,Ga naar voetnoot3061
 
Die harde sierlike stoet.Ga naar voetnoot3062
 
Een portere quam in haer gemoetGa naar voetnoot3063
3064[regelnummer]
Ende nodese met hem te bliven nu.
 
Si dadent gerne, dat secgic u.
 
Si reden naer na dese sake,Ga naar voetnoot3066
 
Si waren daer harde wel te gemake.Ga naar voetnoot3067
3068[regelnummer]
Men gaf elken dat hi begeert.
 
Doe vrachde hen daer die werd,Ga naar voetnoot3069
 
Oft si quamen den coninc Arture
 
In staden te stane nu ter ure.Ga naar voetnoot3071
3072[regelnummer]
‘Hi heves te doene harde wel,Ga naar voetnoot3072
 
Die coninc van Yrlant es hem felGa naar voetnoot3073
 
Ende wel VII lans heren,Ga naar voetnoot3074
 
Willen verdriven ende onteren.’ E Ga naar voetnoot3075
3076[regelnummer]
Doen dit die riddere verstoet,
 
Was hijs drove in sinen moetGa naar voetnoot3077
 
Ende pensde hi soude derward varen
 
Metten genen die met hem waren.aant.
3080[regelnummer]
Hi bat den waerd daer ter uren,
 
Dat hi hen dade maken newe asemuren.Ga naar voetnoot3081
 
Dus maectemen elken sijn gevoechGa naar voetnoot3082
[pagina 155]
[p. 155]
 
Van sinen tekene, dat hi droech.Ga naar voetnoot3083
3084[regelnummer]
Die swerte riddere dede na dit
 
In al sine wapine I mouwe wit.Ga naar voetnoot3085
 
Doe betaelden si haren werd
 
Van dat si tsijns hadden verteertGa naar voetnoot3087
3088[regelnummer]
Ende die riddere en liet achter nietGa naar voetnoot3088
 
Van dat hi den III scakeren behiet,Ga naar voetnoot3089
 
Hine dede alle dage, sijt seker das,aant.Ga naar voetnoot3090
 
Drie messen lesen, waer hi was.Ga naar voetnoot3091
3092[regelnummer]
Doe namen si orlof ende reden ter vard
 
Tes conincs Arturs lande ward,
 
Die belegen was tier stontGa naar voetnoot3094
 
Ende dede allen sinen lieden cont,Ga naar voetnoot3095
3096[regelnummer]
Dat hi sander dages wilt striden.Ga naar voetnoot3096
 
Ende Galyas, die te dien tiden
 
Tsinen campe was comen doe,
 
Hi sprac den coninc Artur toe:
3100[regelnummer]
‘Her coninc, gi sijt een versworen man,Ga naar voetnoot3100
 
Daer ombe comt u dese scade an,Ga naar voetnoot3101
 
Ende een versworen man es zegeloes.Ga naar voetnoot3102
 
Mi donke, also sidi altoes.aant.Ga naar voetnoot3103
3104[regelnummer]
Ga naar margenoot+Gi hebt verloren uwe trouwe,Ga naar voetnoot3104
 
Want gi mi den riddere metter mouweGa naar voetnoot3105
 
Ontsteken hebt, soe dat hiGa naar voetnoot3106
 
Te campe nine comt jegen mi
[pagina 156]
[p. 156]
3108[regelnummer]
Tsinen dage, die leden es.’Ga naar voetnoot3108
 
Die coninc eerdem so sere des,Ga naar voetnoot3109
 
En haddijt dor die coninginne gelaten,Ga naar voetnoot3110
 
Hi had gewroken so utermaten
3112[regelnummer]
Hi had becocht metten live, Godweet. E Ga naar voetnoot3112
 
Die coninc antwerde hem gereet:
 
‘Ic hebbe desen camp op mi genomen,Ga naar voetnoot3114
 
Maer hi sal noch volcomen.Ga naar voetnoot3115
3116[regelnummer]
Ic magen versten, des sijt vroet,Ga naar voetnoot3116
 
Alse lange alst mi donct goet,
 
Ende ic sal u camps noch versaden,Ga naar voetnoot3118
 
Also mote mi God beraden.’Ga naar voetnoot3119
3120[regelnummer]
¶ Daerna esmen slapen gegaen
 
Ende smargens esmen op gestaen
 
Ende gereiden hen ende voren uut.
 
Daer was van blasene groet geluut.Ga naar voetnoot3123
3124[regelnummer]
Percheval ende Walewain,
 
Lanceloet, Erec ende Ywainaant.
 
Reden vore inden strijt,
 
Ende die vander tafelronde tier tijt
3128[regelnummer]
Voren met ende menech man.
 
Dus voren si den coninc anGa naar voetnoot3129
 
Van Yrlant, dise weder stoet.
 
Daer mochtmen sien die daer was goet.Ga naar voetnoot3131
3132[regelnummer]
Der ward gebroken menech spere
 
In beiden siden inder were.Ga naar voetnoot3133
 
Men sagere menegen tumelen neder,
 
Die nembermer op ne stont weder.
[pagina 157]
[p. 157]
3136[regelnummer]
Daer dogeden grote pine tien stondenGa naar voetnoot3136
 
Die heren vander tavelronden;
 
Si moesten van pinen achter keren,Ga naar voetnoot3138
 
Dat selden gesciet was den heren,
3140[regelnummer]
Maer der andere was te vele vor waer.Ga naar voetnoot3140
 
Dus duret toter nonen daer.Ga naar voetnoot3141
 
Die vrouwen die ten torren lagen,Ga naar voetnoot3142
 
Begonste des strijts qualijc behagen.Ga naar voetnoot3143
3144[regelnummer]
Mettien hebben si vernomen scireGa naar voetnoot3144
 
Ene witte mouwe in ene banire.
 
Doen Clarette die mouwe sach,
 
Riep si al dat si ropen mach:Ga naar voetnoot3147
3148[regelnummer]
‘Weerd u, gi heren. Op mine trouwe,
 
Hier comt die riddere metter mouwe,
 
Mijn vrient, mijn live man,Ga naar voetnoot3150
 
Met menegen riddere di hem volcht an.’
3152[regelnummer]
¶ Dit horden die daer neder waren,Ga naar voetnoot3152
 
Ende worden geware der scaren.
 
Doe waren si blide ende onversaecht,Ga naar voetnoot3154
 
Maer den anderen des qualijc behaecht,
3156[regelnummer]
Doe si die ridders sagen comen
 
Ende die mouwe horden nomen;
 
Dat was qualijc haer gevoechGa naar voetnoot3158
 
Mettien die riddere daer in sloechGa naar voetnoot3159
3160[regelnummer]
Ende alle die met hem waren,
 
Si gingen vresselike gebaren.Ga naar voetnoot3161
 
Si vochten soe sere ongespard,Ga naar voetnoot3162
 
Ende maecten daer so groten scard,Ga naar voetnoot3163
[pagina 158]
[p. 158]
3164[regelnummer]
Dattie coninc van Yrlant
 
Ga naar margenoot+Selve moeste gaen in hantGa naar voetnoot3165
 
Ende liet hem den riddere vaen.Ga naar voetnoot3166
 
Doe was dat striden scire gedaen.
3168[regelnummer]
Wie dat mochte ontflien, vor waer,Ga naar voetnoot3168
 
Vloe en wech ende liten daerGa naar voetnoot3169
 
Haren coninc ende ridders een deel,Ga naar voetnoot3170
 
Diemen gevaen voerde inden casteel.
3172[regelnummer]
Dus nam inde daer dat striden.Ga naar voetnoot3172
 
Daer sachmen menegen man verbliden
 
Omden riddere metter mouwen;
 
So dadent vrouwen ende joncfrouwen.
3176[regelnummer]
Clarette was blide als te voren,
 
Si heeft vergeten al haren toren,
 
Die daer nu sach haren man,
 
Die daer den heren tellen began
3180[regelnummer]
Sijn aventuren die sijn gesciet.
 
Hine liets een twint achter niet
 
Ende vanden castele te MauregardGa naar voetnoot3182
 
Daer noit riddere in was gespardGa naar voetnoot3183
3184[regelnummer]
Ende daer lagen dese ridders alle gevaen.Ga naar voetnoot3184
 
Alse die coninc dit hadde verstaen
 
Ende dat hi sinen vader heeft vonden,
 
Men sach nie in genen stondenGa naar voetnoot3187
3188[regelnummer]
Den coninc soe blide, dat wetic wale
 
Ende die heren altemale.
 
Die coninc goetde sinen vaderGa naar voetnoot3190
 
Ende die met hem quamen algader.
3192[regelnummer]
Nu latic bliven hier van desen
 
Ende sal u van Galias lesen.Ga naar voetnoot3193

voetnoot2838
te hant: nu, thans.
voetnoot2840
Bertangen: Brittannië.
voetnoot2841
gereet: dadelijk.
voetnoot2842
Ende (...) en: tenzij; hebs goet geval: geluk heeft (voor de -s zie Stoett par. 170).
voetnoot2844
barone: edelen.
voetnoot2845
Hem te beradene van: om hem te beschermen tegen; done: daad.
voetnoot2846
tirst dat: zodra.
voetnoot2849
beseten: zie vs. 2821.
voetnoot2851
toe soude horen: haar rechtens behoorde.
voetnoot2852
met rouwe: bedroefd.
voetnoot2855
winnen: overwinnen; onder doen: onderwerpen.
voetnoot2856
nine: volstrekt niet.
voetnoot2857
den riddere milde: de zachtmoedige ridder, nl. de RmM.
voetnoot2858
tere amien: als minnares, maîtresse.
voetnoot2859
met crachte: met geweld; sonder vrien: zonder haar daartoe een aanzoek te doen.
margenoot+
174vc
voetnoot2865
die (...) genomen: waartoe hij zich verplicht had.
voetnoot2866
Na dat staet: zoals het nu gesteld is, in de gegeven omstandigheden.
voetnoot2867
toverlaet: iemand op wie ze vertrouwen kan, die haar beschermen kan.
voetnoot2868
ontseit (= ontseide et): weigerde het, wees het af; algader: met kracht.
voetnoot2872
den coninc bi: bij de koning.
voetnoot2873
horet (= horede et): als ... hoorde.
voetnoot2874
verspreken: krachtig weerspreken; sonder wanc: ongetwijfeld.
voetnoot2875
Gine ... danc: u zou me er niet voor belonen. Voor weten met enkele ontkenning, zie Stoett par. 221.
voetnoot2876
gedinct: onthoudt; onlange: maar kort.
voetnoot2877
Dat-: wat.
voetnoot2878
haren lachter verweren: haar schande, vernedering verhinderen, afweren.
voetnoot2879
die ... begeren: vooropgeplaatst mw. vw. bij bidde (vs. 2880).
voetnoot2880
dor genaden: vriendelijk (eig. ootmoedig).
voetnoot2881
staen in staden: bijstaan.
voetnoot2882
en blieft: dan blijft het niet; onverdient: onbeloond.
voetnoot2884
geloefdent: beloofden het.
voetnoot2887-88
Seldi ... / Den coninc: zult gij mij zo door de koning laten onteren.
voetnoot2888
op mi (...) comt: mij aanvalt.
voetnoot2889
verdomt: vervloekt.
voetnoot2890
ontsecge: verklaar vervallen van; al bloet: zonder meer.
voetnoot2892
Godsat hebhi: vervloekt zij hij; dies hem ontsiet: die hier bang voor is.
voetnoot2894
vollech: vlug.
voetnoot2895
machlicht: misschien.
voetnoot2896
ontarven: van haar rechtmatig bezit beroven.
voetnoot2897
eer: liever, eerder dan dat; darven: afstand van ons zou doen, ons niet meer als leenman erkennen.
voetnoot2898
Gevallet: als het gebeurt; wouden: zouden.
voetnoot2899
Gi sout eer: moest u liever; meren: vermeerderen, vergroten.
voetnoot2900
Eer ... darvet: deze zin is een herhaling van vs. 2897, maar sluit syntaktisch aan bij vs. 2899; eer ... eer: liever dan.
voetnoot2902
ember: beslist, in elk geval.
voetnoot2904
weder te lande: naar zijn land terug.
voetnoot2906
Hi: nl. Lanceloet; gelovet (= gelovede et): beloofde het.
voetnoot2907
voren: het ontbrekend subjekt is si.
voetnoot2919
bestonden: vielen onverhoeds aan.
voetnoot2920
conroet: gewapend gevolg, gewapende manschappen.
margenoot+
175ra
voetnoot2922
verkinde: bemerkte, kreeg in 't oog.
voetnoot2923
hilt: zich bevond.
voetnoot2926
bestondense: [ze] vielen hen (de vijanden) aan; van over ene side: van terzijde.
voetnoot2935
scoffelture: heftige strijd; leden: voorbij, afgelopen.
voetnoot2939
Om: naar.
voetnoot2941
quam: was gekomen.
voetnoot2943
allettel: een beetje, enigermate.
voetnoot2945
bat: verder.
voetnoot2946
dede (...) gemake: deed van het nodige voorzien.
voetnoot2947
besette: regelde, stelde orde op zaken; na die sake: daarna.
voetnoot2950
Den ... Arragoen: de koning van Spanje als gevangene.
voetnoot2953
Die ... aventure: met wie het nu slecht ging.
voetnoot2955
pine: last, moeite.
voetnoot2956
sire liede (...) een deel: een aantal van zijn mensen.
voetnoot2957
af gewonnen: veroverd.
voetnoot2959
Dies: waarom.
voetnoot2962
Carlioen: plaats waar koning Artur hof houdt.
voetnoot2963
die andere: vgl. vs. 2957.
voetnoot2965
fel: sterk.
voetnoot2971
Te tide: nu; dien: antecedent is campe; genomen: op zich genomen.
voetnoot2972
verligen: tot leugenaar maken.
voetnoot2973
bedrigen: teleurstellen.
voetnoot2974
hercomen: hersteld.
voetnoot2975
Vander ... genomen: van de ellende die hij had meegemaakt.
voetnoot2979
algader: geheel, totaal.
voetnoot2980
Wildi ons ontfaren: als je van ons weg zou gaan.
voetnoot2981
neen ic: nee, dat zal ik niet doen.
margenoot+
175rb
voetnoot2984
haer cracht gewinnen: hun kracht terugkrijgen, weer op krachten komen.
voetnoot2989
mochten gewesen: konden uithouden, verduren (met de gen.).
voetnoot2995
ontaen: geopend.
voetnoot2999
tene gader: geheel en al.
voetnoot3000
vore: voorop; onder hen tween: met z'n tweeën.
voetnoot3001
al in een: voortdurend.
voetnoot3002
hilden hen te gader wel: bleven goed bij elkaar.
voetnoot3004
Si: nl. de belegeraars.
voetnoot3005
moest over hen gaen: moest het hun opbreken, moesten zij de slechte gevolgen ondervinden.
voetnoot3006
daer in: nl. in de groep belegeraars; scaert: bres, opening.
voetnoot3008
dorste: behoefde (inf. dorven, derven).
voetnoot3009
bestoet: aanvielen.
voetnoot3011
scoffierden: versloegen; conroet: zie vs. 2920.
voetnoot3012
vele verdranker: velen ervan verdronken.
voetnoot3015
rosside: strijdros.
voetnoot3016
gnoech: zie vs. 2776; tharen wille: naar hun wens, tot hun beschikking.
voetnoot3017
al stille: rustig.
voetnoot3023
Rechte: juist.
voetnoot3025
gewoech: verteld heb; zie vs. 2596 vgl.
voetnoot3027
hadde (...) bescreden: zat op.
voetnoot3028
int opsien: om te zien.
voetnoot3029
hem (...) ontsach: bang was.
voetnoot3031
blakende: vurige.
voetnoot3034
manese (= manede se): vroeg hun; diren: plechtige.
voetnoot3037
rechte hier bi: juist op deze plaats.
voetnoot3039
Ende: maar.
voetnoot3041
carine: pijn, onaangename toestand.
voetnoot3042
in genen saken: beslist.
margenoot+
175rc
voetnoot3043
Wistics u waer met quite maken: als ik wist waarmee ik u kon verlossen (zinsvervlechting).
voetnoot3045
ten joncsten dagen: op de dag des oordeels.
voetnoot3048
alombe ganc: van het begin tot het einde.
voetnoot3049
Onser gelijc: voor ieder van ons; messen sanc: het zingen van een mis.
voetnoot3053
doen: doe (zie vL. I par. 73).
voetnoot3057
groven: begroeven.
voetnoot3061
port: stad.
voetnoot3062
stoet: was.
voetnoot3063
portere: poorter, burger; in haer gemoet: hun tegemoet.
voetnoot3066
naer: naderbij.
voetnoot3067
te gemake: op hun gemak, naar hun zin.
voetnoot3069
werd: gastheer.
voetnoot3071
In staden te stane: om ... te helpen.
voetnoot3072
te doene: nodig.
voetnoot3073
fel: vijandiggezind.
voetnoot3074
lans heren: landsheren, vorsten.
voetnoot3075
Willen (= willen en): willen hem.
voetnoot3077
hijs: hij erom.
voetnoot3081
newe asemuren: nieuwe uitrustingen.
voetnoot3082
sijn gevoech: wat hij nodig had.
voetnoot3083
Van sinen tekene: wat zijn wapenteken aangaat.
voetnoot3085
In: op.
voetnoot3087
tsijns: bij hem; verteert: gebruikt.
voetnoot3088
en liet achter niet: liet niets ongedaan.
voetnoot3089
behiet: had beloofd.
voetnoot3090
Hine: maar hij.
voetnoot3091
messen lesen: missen opdragen.
voetnoot3094
Die: het antecedent is Artur; belegen: belegerd.
voetnoot3095
dede: het onderw. die is samengetrokken.
voetnoot3096
sander dages: de volgende dag; wilt: zou.
voetnoot3100
versworen: meinedig.
voetnoot3101
comt (...) an: overkomt u; scade: schending van uw eer.
voetnoot3102
es zegeloes: kan de overwinning niet behalen.
voetnoot3103
donke: dunkt (ind.; zie vL. I blz. 66, b); also sidi altoes: zo is het zeker met u gesteld.
margenoot+
175va
voetnoot3104
uwe trouwe: het vertrouwen in u, uw geloofwaardigheid.
voetnoot3105
Want: omdat.
voetnoot3106
Ontsteken: ontroofd, (van mij) weggehouden, een ontmoeting met hem verhinderd.
voetnoot3108
Tsinen dage: op de voor hem vastgestelde dag; leden: voorbij (gegaan).
voetnoot3109
eerdem (= errede em): maakte zich kwaad.
voetnoot3110
En haddijt: [dat] als hij het niet had (bijw. bz. van gevolg zonder dat, evenals in vs. 3112; zie Stoett par. 301).
voetnoot3112
Hi: nl. Galyas.
voetnoot3114
op mi genomen: ingestaan voor.
voetnoot3115
volcomen: geschieden, volbracht worden.
voetnoot3116
versten: uitstellen.
voetnoot3118
camps noch versaden: meer te strijden geven dan u lief is.
voetnoot3119
beraden: helpen.
voetnoot3123
van blasene groet geluut: luid trompet- of bazuingeschal.
voetnoot3129
voren (...) an: reden op ... toe, vielen aan.
voetnoot3131
die daer was goet: wie zich daar dapper gedroeg.
voetnoot3133
inder were: in het gevecht.
voetnoot3136
dogeden grote pine: hadden het bijzonder moeilijk.
voetnoot3138
van pinen: door afmatting; achter keren: zich terugtrekken.
voetnoot3140
der ... vele: de anderen waren te groot in aantal.
voetnoot3141
duret (= durede et): duurde het; nonen: tot drie uur in de middag.
voetnoot3142
Die: eig. den; ten torren lagen: zich op de toren bevonden.
voetnoot3143
Begonste ... behagen: werd het om het gevecht bang te moede.
voetnoot3144
scire: plotseling.
voetnoot3147
al dat: zo hard als.
voetnoot3150
vrient: liefste.
voetnoot3152
neder: beneden.
voetnoot3154
onversaecht: onbevreesd.
voetnoot3158
qualijc haer gevoech: kwam hun slecht te pas.
voetnoot3159
daer in sloech: sloeg er op los.
voetnoot3161
gebaren: te keer gaan.
voetnoot3162
ongespard: niets ontziend.
voetnoot3163
scard: bres, opening in de rijen van gewapenden.
margenoot+
175vb
voetnoot3165
gaen in hant: zich overgeven.
voetnoot3166
hem: zich; den riddere: door de ridder (zie Stoett par. 181).
voetnoot3168
Wie dat: wie ook maar.
voetnoot3169
liten: liet (mv. ad sensum).
voetnoot3170
ridders een deel: een aantal van de ridders.
voetnoot3172
inde: een einde.
voetnoot3182
vanden: over het.
voetnoot3183
gespard: met respekt behandeld.
voetnoot3184
daer: waar.
voetnoot3187
in genen stonden: bij geen enkele gelegenheid.
voetnoot3190
goetde: begiftigde met vast goed.
voetnoot3193
van Galias lesen: over Galyas vertellen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken