Septentrion. Jaargang 20(1991)– [tijdschrift] Septentrion– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] M. Vasalis Klein. 's Avonds In het hart van de storm zit ik stil. Door grote veeren bruist de wind, wild, fris, maar ik zit warm en klein. Door natte haren kijkt een engel binnen, de wind strijkt al de grijze veeren op zijn rug terug en hij zucht ongeduldig aan het raam. Zijn lange, grijze ogen speuren rond. Maar ik zit stil, ik wil niet. Dan leunt hij met zijn volle hand nog even dringend aan de ruit, die buigt, en schudt zijn haren uit en bruisend vliegt hij weg van hier, ver - waar ik hem niet volgen kan. Ik wou niet. Waarom huil ik dan? Uit ‘Vergezichten en gezichten’ (1954). Blottie. Soir Au coeur de la tempête je ne bouge pas. Troussant de grandes plumes, le vent frémit fougueux, frais, mais je suis au chaud, blottie. A travers des cheveux mouillés, un ange regarde à l'intérieur, le vent rabat toutes les plumes grises sur son dos et il soupire d'impatience à la fenêtre. Ses longs yeux gris scrutent à l'entour. Mais je ne bouge pas, je ne veux pas. Alors du plat de la main il s'appuie, insistant, à la vitre qui ploie, il ébroue ses cheveux et, frémissant, prend son vol et s'en va, loin - où je ne peux le suivre. Je n'ai pas voulu. Alors d'où vient que je pleure? Traduit du néerlandais par Philippe Noble. Vorige Volgende