Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 72 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 72
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 72Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 72

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 72

(2003)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 259]
[p. 259]

Vraag en antwoord

Taaladviesdienst

‘De economie staat stil’

? Na het uitspreken van de Troonrede 2003 deden journalisten en politici wat lacherig over de zin: ‘De Nederlandse economie is, na jaren van voorspoed en sterke economische groei, dit jaar volledig tot stilstand gekomen.’ Dit zou betekenen dat er in het hele land niet meer wordt gewerkt. Hebben de correctoren van het Genootschap Onze Taal, die toch elk jaar de Troonrede corrigeren, hier een steek laten vallen?

 

! Nee. Op het eerste gezicht zou je inderdaad kunnen denken dat hier staat dat er geen sprake meer is van economische bedrijvigheid. Maar stilstand heeft meer dan één betekenis. Van Dale Hedendaags Nederlands (2002) omschrijft stilstand als het ‘ophouden van een ontwikkeling of werking’. Degenen die zich vrolijk maakten over de Troonrede-zin, hadden vast alleen oog voor het tweede deel van de omschrijving: het ophouden van de werking. Dat hier echter gedoeld wordt op het ophouden van een ontwikkeling, is zonneklaar in de context van de Troonrede - maar ook in die van de gewraakte zin. Daarin wordt stilstand immers gebruikt in contrast met ‘economische groei’.

Bovendien is de ‘stilstand-metafoor’ heel gebruikelijk: ‘Nederlandse economie komt volledig tot stilstand’ (de Volkskrant, 18 mei 2002), ‘De economie staat stil’ (website NRC Handelsblad) en ‘Volgens het CPB komt de economie dit jaar volledig tot stilstand en loopt het begrotingstekort verderop (...)’ (NOS nieuws). Dit beeld wordt ook in andere talen gebruikt: ‘German economy grinds to a halt’ (BBC), ‘Euro-Wirtschaft kommt zum Stillstand’ (Der Spiegel).

Tot slot kan de economie ook achteruitgaan (‘krimpen’, ‘een negatieve groei vertonen’), en dus kan zij evengoed stilstaan, in de betekenis ‘niet groeien’.

De/het vereiste

? ‘Talent is de eerste vereiste voor wie dichter wil zijn.’ Is vereiste geen het-woord?

 

! Oorspronkelijk wel, maar de vereiste is ook goed; al in het Groene Boekje van 1954 werden beide lidwoorden vermeld.

Vereiste is de verzelfstandigde vorm van vereist, het voltooid deelwoord van vereisen. Zelfstandig gebruikte voltooide deelwoorden zijn in principe onzijdig - het genoemde, het betaalde - tenzij ze naar personen verwijzen (de verdachte, de ingewijde). Ze volgen dus hetzelfde patroon als zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden: het leuke, het nodige (nietpersonen); de blinde, de wijze (personen).

Een enkele keer krijgen zelfstandig gebruikte deelwoorden na verloop van tijd het lidwoord de, vooral als ze min of meer een eigen leven zijn gaan leiden. Een goed voorbeeld is gedachte, dat vrijwel niet meer als het-woord voorkomt.

Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) komt het vereiste het meest voor. Maar als er nog een woord tussen het lidwoord en vereiste staat, is de gewoner: op internet winnen combinaties als de eerste vereiste en de belangrijkste vereiste het ruimschoots van het eerste vereiste en het belangrijkste vereiste.

Schoonbroer/zwager

? Is een schoonbroer hetzelfde als een zwager?

 

! Ja, schoonbroer en zwager zijn synoniemen. Het verschil is dat schoonbroer een typisch Zuid-Nederlands (met name Vlaams) woord is en zwager vooral in (Noord-)Nederland voorkomt. Eigenlijk is het vreemd dat Nederlanders schoonbroer niet of nauwelijks gebruiken, want schoonzus, schoonvader, schoonmoeder, schoonzoon en schoondochter zijn wél alledaagse woorden.

Zwager komt al langer voor dan schoonbroer. In ouder Nederlands kende men ook de vrouwelijke vorm zwagerin (die nog in de Statenvertaling voorkomt); daarmee konden volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal behalve schoonzussen ook schoonmoeders en schoondochters worden bedoeld. Met zwager kon men overigens ook schoonvaders of juist schoonzoons aanduiden. Verder bestonden onder meer zweger (met verschillende ‘aangetrouwde’ betekenissen), zwegerheer/zwegervader (‘schoonvader’) en zwegermoeder (‘schoonmoeder’). Al die woorden zijn in de loop der eeuwen vrijwel verdwenen ten gunste van de woorden die met schoon- beginnen - behalve zwager dus. De varianten met schoonzijn leenvertalingen uit het Frans, waar beau-frère, belle-soeur, etc. in hofkringen ontstaan zijn naar het voorbeeld van aanspreekwijzen als beau sire en bel ami.



illustratie
Christiaan Verpoorten ontvangt in de Nijmeegse Groenestraatskerk het heilig vormsel.
Foto: Bryan Versteegen


Vormsel

? Onlangs kregen enkele jongeren in onze kerk het vormsel toegediend. De bisschop vertelde erbij dat het woord vormsel verwant is aan vroom. Klopt die uitleg?

 

! Nee, vroom en vormsel zijn geen verwante woorden. Vroom is een aloud inheems woord; het is onder meer verwant aan het Griekse promos (‘eerste’). Vormsel hoort bij het werkwoord vormen (‘het vormsel toedienen’), en dat is een leenwoord.

Er zijn twee werkwoorden vormen. Het meest voorkomende vormen (‘gestalte geven’) gaat terug op het gelijkbetekenende Latijnse werkwoord formare; het kerkelijke vormen is afgeleid van het Latijnse firmare ‘bevestigen’. Firmare werd ontleend als vermen, en daarbij ontstond het zelfstandig naamwoord vermsel. Onder invloed van het veelgebruikte woord vormen (‘gestalte geven’) veranderde de e van vermen en vermsel in een o. Firmare komt ook terug in confirmatie, dat ‘bevestiging’ betekent en een minder gangbaar synoniem is van vormsel.

De link tussen vroom en vormsel is overigens wel vaker gelegd. Zo schrijft een Antwerpse catechismus uit 1642: ‘Welck is het tweede Sacrament? Het H. Vormsel oft Vroomsel: soo ghenaemt, om dat het den Christen mensch, die in't Doopsel het gheestelick leven ontfanghen heeft, vroom maeckt in sijnen roep; ende gheeft een volkomen vorme van eenen Christelicken soldaet, om sijnen roep kloeckelick te beleven.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken