Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen
Afbeelding van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynenToon afbeelding van titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

drama
non-fictie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes
refreinen
tafelspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

(1977)–Anoniem Veelderhande geneuchlijcke dichten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van de bonte Kapkens, diemen nu eerst nieus ghepracktiseert, ende gheuonden heeft.

 
God zeghen t'gheselschap alle ghelijck
 
Edel, ende onedel, die hier zijn gheseten
[pagina 16]
[p. 16]
 
aant.
 
Ick come hier in loopen vanden dijck,
 
God zeghen t' gheselschap alle ghelijck,
 
Mijn Neringhe, Coopmanschap, Pracktijck,
 
Sal ick v metten cortsten wel doen weten,
 
Al com ick hier dus onbeschaemt ouer v eeten,
 
Soo en hoop ick doch niet dat hem yemant sal steuren
 
Want Kramers moeten versoecken de deuren,
 
Daerse volck hooren, om haer ware te slijten
 
Al vercopense wel schoon niet meer dan twee mijten,
 
Sy hopen te quijten haer gantsche vracht
 
Om dan te verklaren (als voor ghesacht)
 
Waerom ick onbedacht, hier dus com ghelopen
 
Dat doe ick oock om een penningsken te coopen,
 
Want al mijn hopen is hier geldt te ontfanghen
 
Van dese Ware, die wt mijn Mers is ghehanghen
 
Daer ick dit vergangen, jaer mede heb voort ghestaen,
 
Ende hebber een groote penning van ontfaen,
 
Wilt dit wel verstaen, mijn Heeren goet ront
 
Ziet, het zijn dese Kapkens, gheuoert met bont,
 
Diese eerstmael vont, dat was een Meester gheacht
 
Want het is een seer warme dracht,
 
Oock zijnse sacht, en sluyten soo om de ooren
 
Dat men daer nauwelijcx een vinger soude by in boren,
[pagina 17]
[p. 17]
 
aant.
 
Medecijnen oft Doctoren, en sullense niemant te dragen ontraden
 
Want t' hooft warm te houden en kan niet schaden,
 
Noch veel meer daden, hier te langh te verhalen
 
Waerom zy ghedraghen worden inder Heeren Zalen,
 
Kan ick altemalen, soo nauwe niet vermonden
 
Maer ziet mijn Heren wat een dracht heb ick gevonden,
 
Dese worden ghebonden, onder der kinnen,
 
Hier en kan gheen wint comen binnen,
 
Ick wil daer mede winnen, geldt als dreck,
 
Want dese heeft meest alle die werelt ghebreck
 
De gansche neck wort bewaert van coude,
 
Waerom ick dese Kappen in meerder weerden houde,
 
Nochtans en sou ick de ander niet gaern laken,
 
Zy sijn oock goet, maer dese kunnen die geck maken,
 
Zy worden oock vaken op malcanderen gheset,
 
Alsoo dat den eenen den anderen niet en let,
 
Ey siet hoe net, datse op malcanderen sluyten,
 
Dese Kappe heeft ouer haer groote virtuyten,
 
Die ic v van buyten, niet al en kan verclaren,
 
Inden eersten doet zy een geck openbaren
 
Sy moet uytvaren, al waerse noch soo nau bedeckt,
 
Hy moet voor den dagh comen, alleens waer hy steckt
 
Sacht ongheweckt, comt hy uyt stooten,
 
Al waer hy met ysere poorten beslooten,
 
Ende beleydt met groote, stercke krachtige vouwen,
[pagina 18]
[p. 18]
 
aant.
 
Soo en can den geck niemant verborghen houwen,
 
Jonghen noch ouwen, wie datse draeght,
 
Ten anderen wort alle schaemte daer door veriaeght,
 
Want zy onvertsaeght, menich doet Klappen,
 
My dunckt hier en behoeft niemant dese Kappen,
 
Want mijn snappen, en mach my niet baten,
 
Ick moet v luyden een ander fatsoen zien laten,
 
Ziet dese is boven maten, schoone van coloren,
 
En soude ic hier niemant mede becoren,
 
Ziet hoe reyn de ooren, staen en hincken,
 
Aenhoort hoe dat die Bellekens klincken,
 
Al warent Vincken, oft ander Robijnen,
 
Is hier yemant diese wil mijnen,
 
Die mach verschijnen, en treckense an,
 
Besiet hoe datse v past, setse op als een man,
 
En laet v hier van, de walghe niet steken,
 
Nu meught dyse crijgen, schier of morgen salse v gebreken
 
My dunct mijn spreken noch mijn schoon callen
 
En mach my hier baten niet met allen,
 
Want desen mallen, kaproen en wil hier niet beclijuen
 
Hoe wel datse, veel wonders kannen bedrijuen,
 
Onder mannen en wyven, diese bekent, sijn,
 
Onder Venus Jonckerkens, waer datse ontrent // zijn
 
Daer moetet Convent // zijn, vry vreuchdich en ontlast
 
Ende wiese heeft en weet selfs niet hoe datse hem past,
[pagina 19]
[p. 19]
 
aant.
 
Ist niet grote last datse hier van niemant begeert // zijn
 
Ic weetse nochtans wel te brengen daerse seer weert, zijn
 
Onder volc die ten achteren gheteert // zijn, deur groote Bancquetten.
 
Soo dat zy opt leste haer Renten moeten versetten,
 
Onder tvolc die met den Wle vliegen, en lopen by nacht
 
Onder t'volck die veele beloven boven haer macht,
 
Ende die belacht, zijn eygen qualijck vaert,
 
Ondert volc dat hem soo raescoppigh openbaert,
 
Dat mense bewaert ende bint als de bonen bloeyen,
 
Die sullen in dusdanighe kappen seer wel groeyen,
 
Ondert volc moeyen dat een ander goet gedaen wert
 
Die loopen nae die Kappe, als een hont nae zijn stert,
 
Ende tvolck dat hert nae hoocheyt stellen,
 
Ende die met giericheyt haer selven quellen
 
Altijdt geldt tellen, en niet een penning dorven verteren,
 
Niet denckende dat zyt soo weynich tijts sullen regeren
 
En die zy 't laten versmeeren, dat lustigh sonder sorghen
 
Ick weetse te brenghen onder 't volck die vande morgen
 
Totten auont sitten worgen, t'Bier of wijn deur de kele
 
Ende drinckent wt by haluen, ende heelen,
 
Al souden sy t'gelt stelen, haer wijven die t'gebrec, hebben
[pagina 20]
[p. 20]
 
aant.
 
Alleens van waert comt, sy willent in den beck, hebben,
 
Ja lieuer inden dreck, hebben, gegoten onder de voeten
 
Ghelijck de Verckens den Troch om wroeten,
 
Soo dattet wt wort ghegoten, alsmen t'lijf vol, heeft
 
Ende dan te loopen als een die den dol heeft,
 
Of die by den wol, heeft, t'Schaep dat wert ghestolen
 
Noch onder veel meer drollighe Polen,
 
Loeten, ende Jolen, die ick niet al en kan nomen
 
Onder Venus Jonckers, die brassen, en slomen,
 
Ende by nachte comen, danssen en reyen
 
Voor haers liefs venster, daer sy vreught verbreyen,
 
Met Pijpen, Schalmeyen, oft ander gheschal
 
Verhopende dat de liefste eens wt zien sal,
 
Om te hooren al, t'soet gheluyt vande arme Pijpers
 
Onder Procureurs, Rethrozijns, ende strijpers,
 
Ende onder Venus knijpers, in summa summarum
 
Die de Kappe behoeuen, Mallorum Mallarum.
 
 
 
Finis.
 
Half ghoet, half quaet,
 
Half Vlas, half draet,
 
Half dicht, half leck,
 
Half wijs, half geck,
 
Half eer, half schande,
 
Is de manier vanden Lande.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken