Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen
Afbeelding van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynenToon afbeelding van titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

drama
non-fictie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes
refreinen
tafelspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

(1977)–Anoniem Veelderhande geneuchlijcke dichten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

Een ghenoeghlijck Ghedicht, van drie Ghesellen met eenen Koecke. aant.

 
Ic Hoorde eens vertellen,
 
Hoe datter waren drie Ghesellen,
 
Die quamen tot eener stonden,
 
In een stadt daer zy niets vonden,
 
Spijse te coopen of broot,
 
Soo datse baden door den noot,
 
Want den hongher dede hen verdriet,
 
Ende hen en gaf niemant niet,
 
Sonder een wijf, en die en gaf hen niet veel,
 
Slechts eenen schotel met Tarwen meel,
 
Eenen koeck ginghen zy daer af maken,
 
Die zy terstont inde assche staken,
 
De twee ghesellen wisten schalcken raet,
 
Maer die derde wist met allen gheen quaet,
 
Als doen bedochten die twee dat,
 
Datse altemael aen dese Koecke sadt,
 
Sy en soudender alle drie niet of moghen eeten,
 
Hierentusschen beslooten zy, wilt dit weeten,
 
Als dat zy souden alle drie,
 
Gaen ligghen slapen, ende die
 
Den wonderlijcksten droom saghe,
 
Terwijl de Koeck inden d'assche laghe,
[pagina 162]
[p. 162]
 
aant.
 
Die soude de Koeck hebben alleen,
 
Want voor hen drien waer hy te kleen,
 
Dit zeydense om dat sy
 
Den derden gheselle daer by,
 
Alsoo met list bedrieghen wouden
 
Om dat hy vander Koecke niet mede eeten souden,
 
De twee schalcken laghen en ronckten seere
 
Als of sy sliepen min noch meere,
 
Maer doe den derden gheselle sagh
 
Dat zijn gheselschap in slape lagh,
 
Gingh hy al heymelijck te vier
 
Ende nam den Koecke met haesten schier,
 
Ende heeft se altemael op ghegheten snel
 
Hy smaeckten hem oock met allen wel,
 
Hy en was hem oock niet te rouwe
 
Het vier reeckende hy weder touwe,
 
Ende hy sweech al stillekens dit ghelooft
 
Daer na hieuen dander twee op haer hooft,
 
Maer gheen van beyden en wiste niet,
 
Hoe 't met den Koecke was gheschiet,
 
Ende hebben haer ooghen ontdaen beyde
 
Met dien sprack den een, ende seyde:
 
My docht dat ick was in Hemelrijck
 
d'Ander seyden oock desgelijck,
 
Hem docht dat hy was inde helle
 
Wat helpt dat ick langher vertelle,
 
Hoe veel wonders sy seyden van dien
[pagina 163]
[p. 163]
 
aant.
 
Dat sy ghehoort hadden, ende ghesien
 
Ghesel seght ghy nu v Visioen
 
Spraken sy tot den anderen doen,
 
Doen heeft d'onnosele ghesproken daer naer
 
Gheselle ghy seght seecker waer,
 
Doen ick sagh met mijnen ooghen
 
Dat uwer beyder gheesten vloghen,
 
Den eenen ten Hemel, en d'ander ter Hellen
 
Ick meenden doe mijn lieue ghesellen,
 
Dat ghy niet weder en sout hebben ghecomen,
 
Daerom hebbe ick den Koecke ghenomen
 
Ende hebbe die oock op ghegeten,
 
Maer lieuen ghesellen had ick gheweten,
 
Dat ghy weder sout hebben ghecomen,
 
Ic en hadde die Koecke uyt het vier niet ghenomen,
 
Want men seyt die derwaert vaert,
 
Die en comt nemmermeer weder herwaert,
 
Aldus waren die twee schalcken ghehoont,
 
Ende met haer eyghen raet gheloont.
 
 
 
Finis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken