Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 43 (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 43
Afbeelding van Yang. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 43

(2007)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 330]
[p. 330]

[YANG 43ste jaargang nr. 3 - oktober 2007]



illustratie

[pagina 331]
[p. 331]

Vooraf

Veel valt er niet te zien in de spiegels die Harald Thys voor dit nummer op zijn schootcomputer heeft getekend en gecatalogeerd. Wie zulke ingewikkelde objecten aldus te lijf gaat, moet het wel redden met lijnen, lijsten, stijlen en, niet in het minst, arceringen. Streng en komisch tegelijk. Het spiegelende van de spiegel blijft dan achterwege, opgeslokt door de twee dimensies van het blad.

In de tekstcatalogus van dit ‘Land van room’ wordt ongetwijfeld meer gereflecteerd. Zijn literaire curiosa de slagroom die de aardbeientaart haar volle, afgeronde smaak geeft, of net het teveel aan cholesterol dat hart- en vaatziekten veroorzaakt? Het nummer opent met het door Sascha Bru samengestelde en ingeleide dossier ‘Parafernalia van de literatuur’, een bonte catalogue déraisonné die ‘op een speelse manier de mechanismen onderzoekt die bepalen welke tekst al dan niet tot de literatuur wordt gerekend. We nemen er als groep stelling in. Wat literatuur zou moeten zijn, en kunnen zijn, daarom draait het altijd.’ Zie ook de daarin opgenomen bladspiegel van Bern Porter: ‘Tell your face you love it.’

Minder ‘parafernaal’ zijn wat ons betreft de teksten die daarop volgen. Erik Bindervoet brengt ‘Vijf eerstelingen’. Elk gedicht uit de reeks beslaat een jaar uit de twintigste eeuw en is opgehangen aan een uitvinding of ontdekking die in dat jaar werd gedaan, gekoppeld aan een aantal andere gebeurtenissen uit de geschiedenis van bekende en onbekende mensen, ‘om aldus’, zo is ons toch ingefluisterd, ‘tot een eenheid der tegendelen te komen en de tijd te verslaan’. Verder is er de Roemeense dichter Daniel Bănulescu. ‘Je draagt mijn zuurstof in jouw zuurstoffles maar ook dat verveelt me geweldig’ of ‘Je hebt mooi gezongen maar je leven heb je niet veranderd’: de titels spreken voor zich, hier schrijft iemand die op een dreunend ritme krampachtig en misschien tegen

[pagina 332]
[p. 332]

beter weten in op zoek is naar betekenis, zuurstof, schoonheid, ernst. Grote woorden dus. Grote woorden ook in vijf nieuwe gedichten van toerist Jeroen Theunissen: creativiteit, democratie, vrede, revolutie, engagement. Heet het bij Bănulescu nog ‘je hebt je leven niet veranderd’, dan staat er bij Theunissen kortweg: ‘Ik ben veranderd.’ Maar klopt dat wel?

De rubriek ‘Die ochtend in de boekhandel’ is ditmaal schaamteloos gevuld met drie kritische beschouwingen over uitdagende, nieuwe theorie. Eerst schrijft Christophe Van der Vorst over Frank Ankersmits De sublieme historische ervaring, een merkwaardig ‘pleidooi tot ont-weten’ en zelfs een oproep tot een ‘nieuwe Romantiek’ in de geschiedschrijving, met als motto zowaar ‘koester een diep vertrouwen in je eigen subjectiviteit’. Ongetwijfeld een manier van denken die u nog niet meteen in yang had verwacht. De historische ervaring, zo stelt Ankersmit, kan bestaan nog vóór de taal tussen beide komt, dus voor ze wordt verwoord, ja zelfs zonder dat er een subject van die ervaring voorhanden is. En de beste manier om haar dan te verwoorden is voor hem blijkbaar een good old dichterlijke manier (denk aan Michelet, of bij ons Huizinga), niet via een afstandelijker analyse van breuken en evoluties in het spreken van en over die geschiedenis (denk aan Foucault, wie het natuurlijk nooit zozeer om die historische ervaring te doen was, als wel om een ‘geschiedenis van het heden’). De liberale pessimist Ankersmit ziet in de collectieve historische ervaring steevast een litteken, en sympathiseert dan nog het meest met de figuur van de conservatief. ‘De conservatief ziet vaak nog voor de revolutie de noodzaak ervan in en beseft het immense verlies dat daarmee gepaard zal gaan. Terwijl de reactionair er nog van overtuigd is dat de klok kan worden teruggedraaid, erkent de conservatief de onoverbrugbare kloof tussen heden en verleden.’

Iemand die minder overtuigd is van zo'n overbrugbare kloof is Fredric Jameson, van wie eerder in yang het belangrijke essay ‘Het postmodernisme of de culturele logica van het late kapitalisme’ werd vertaald (yang 2000.1). Elisabeth Vandoorne bespreekt Archaeologies of the Future en stoot op het inzicht ‘dat het heden en het verleden ook worden bepaald door het beeld dat we hebben van de toekomst, zowel op individueel als op collectief niveau. We hebben de toekomst nodig om vandaaruit het heden te evalueren. We moeten volgens Jameson dan ook een “ontologie van het heden” concipiëren die de mogelijkheid tot sociale transformatie in zich draagt, precies door het heden te definiëren naar de toekomst toe.’ Exit goedkoop anti-utopisme, en leve de intelligente science fiction! Al waarschuwt Vandoorne meteen ook voor het al te speculatieve karakter van de utopie waar Jameson voor pleit: ‘Iemand moest ooit de sociale zekerheid bedenken voordat ze verwezenlijkt kon worden.’

[pagina 333]
[p. 333]

Met Bram levens grondige lectuur van recent werk van de Franse filosoof Jacques Rancière (o 1940) zijn we weer helemaal terug bij de Politiek van de literatuur waar het ons de laatste jaren al zo vaak om te doen was. Rancière, zoveel meer dan de kritiek-goeroe die vandaag in de hippe kunstwereld wordt omhelsd, blijft bij zijn onderscheid tussen politique en police: ‘Het werkelijke kenmerk van politiek is voor Rancière niet consensus maar dissensus. Er bestaat zoiets als de politiek van de literatuur omdat de literatuur een manier heeft gevonden om de politionele verdeling van het zintuiglijke te doorbreken.’

Zie onder meer daarom ook ‘Plan B’, de derde en voorlaatste aflevering uit het writer-in-residence-schap van Saskia de Jong.

 

Ten slotte nog het heuglijke nieuws dat Johan Sonnenschein met ingang van dit nummer toetreedt tot onze redactie. In de vorige yang schreef hij nog over Marc Kregting. Johan verdiept zich zich aan de UvA in kenteringsmomenten in moderne dichterschappen; dat wij van hem hopen dat hij de boel doet breken kraken ontploffen, is wat te sterk gesteld, maar zijn kritische inbreng is meer dan welkom.

 

de redactie

[pagina 334]
[p. 334]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken