Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De zonnegod

 
Potiphera, de priester van Heliopolis
 
GEN. 41:45

Heliopolis is heden ten dage een voorstad van Caïro. In de oudheid was Heliopolis een der voornaamste centra van geestelijk leven in de antieke wereld. De zonnegod Re of Ra, die met de kop van een valk wordt voorgesteld, werd er op bijzondere wijze vereerd, vandaar dat de Grieken de stad de naam van Heliopolis gaven, hetgeen zonnestad betekent. In het Oude Testament vinden wij Heliopolis meermalen vermeld als On. In het boek Genesis lezen wij hoe Josef als onderkoning van Egypte een vrouw van Pharao ten geschenke krijgt. ‘Bovendien gaf Pharao aan Josef Asenath, de dochter van Potiphera, de priester van On, tot vrouw.’ In deze korte mededeling leren wij meer van de geschiedenis van Heliopolis dan wij op het eerste gezicht zouden vermoeden. Josefs schoonvader was dus priester in Heliopolis en als wij zijn naam Potiphera vertalen, dan blijkt deze te betekenen: ‘Geschenk van de zonnegod Ra’. Heliopolis was in het oude Egypte een priesterstad met een

[pagina 38]
[p. 38]

beroemde tempel voor de zonnegod, ‘Huis van Ra’ geheten, en de vader van de vrouw van Josef was een der vele priesters, die in deze tempel dienst deden. Aan deze priesters danken wij een groot deel van de Egyptische religieuze geschriften, die ons op papyrussen zijn toegekomen. De Heliopolitaanse priesters golden in de oudheid voor buitengewoon geleerd. Platoon zou, volgens een legende, dertien jaar bij hen gewoond hebben. Ook Herodotus vertoefde onder hen en veel van wat wij door deze beroemde geschiedschrijver over Egypte weten, vernam hij op zijn beurt van deze priesters van de zonnegod. ‘Het huis van Ra’ was dan ook een geweldige tempel, waarvan de priesters zich niet alleen met theologie bezighielden, maar ook met de toenmaals moderne wetenschappen als sterrenkunde en geneeskunde. Voor deze tempel van de zonnegod richtte een Egyptische pharao twee grote obelisken op. Toen Strabo omstreeks het begin onzer jaartelling Egypte bezocht, vond hij de stad Heliopolis reeds verlaten en grotendeels in puin. De tempel zelf was nog intact en ook de woonkamers van Platoon en zijn vriend Eudoxus werden hem nog gewezen. In die dagen had zich dus de profetie van Jeremias reeds gedeeltelijk voltrokken. Bij deze profeet lezen wij namelijk: ‘Nebucadnezar zal een vuur doen ontsteken aan de tempels van de goden van Egypte en hen verbranden en hen wegvoeren en hij zal het land Egypte om zich wikkelen, zoals een herder een mantel om zich heen wikkelt. De obelisken van de zonnetempel van Helopolis zal hij verwoesten en de tempels van de Egyptische goden in vlammen doen opgaan’.

In de dagen dat het Kind Jezus en de H. Familie Heliopolis op hun vlucht passeerden, stond de tempel met zijn beide obelisken nog grotendeels overeind. Vrome oude verhalen willen, dat de beelden der goden in deze tempel van hun voetstukken vielen toen de kleine stoet passeerde. Hieruit blijkt wel, dat men de profetie van Jeremias niet naar de letter maar naar de geest moet nemen. Naar de

[pagina 39]
[p. 39]

geest ging zij dan ook wel degelijk in vervulling toen Nebucadnezar Egypteland overweldigde. De aanblik van het hedendaagse Heliopolis geeft een meer letterlijke vervulling van Jeremia's profetie. Waar eens de stad en de tempels van de zonnegod stonden, ziet het oog nu niets dan akkers, beplant met uien of bonen. Eén obelisk bleef van al deze grootheid over. Hij wijst recht naar de hemel te midden van de groene velden.

Nu wij toch in Heliopolis zijn, willen wij iets dieper ingaan op deze merkwaardige zonnegodsdienst, van welke de schoonvader van Josef priester was. Het geloof in de zon als godheid en de aanbidding van dat hemellichaam moet de monotheïst als de grofste afgoderij voorkomen. Men mag echter nooit uit het oog verliezen, dat tussen het heidendom en het christendom Gods openbaring staat. De primitieve mens, geheel aan zichzelf overgelaten, met een verduisterd verstand, hield toch altijd een ingeschapen drang naar God. Meestal bracht hij het niet verder dan tot het vergoddelijken van bomen of dieren. Maar wat hem wel het meest wonderlijke toe moest schijnen, was de dagelijkse tegenwoordigheid van de zon. Men stelle zich eens voor dat niemand ons bekend had gemaakt met het wezen van de zon als hemellichaam, dat wij op de schoolbanken niets omtrent Copernicus' of Galileï's leer gehoord hadden, kortom dat wij geheel op ons eigen vernuft aangewezen waren om onze verhouding tot de zon te bepalen, hoe raadselachtig zou dan niet het dagelijkse verschijnen en weer verdwijnen van de zon voor ons zijn. Ofschoon wij al sinds eeuwen beter weten, kunnen wij het nog steeds niet laten over het opgaan en het ondergaan van de zon te praten. Voor de primitieve mens was de zon geen hemellichaam maar een overweldigende kracht, die geheel zijn bestaan bepaalde. Wij hebben ons voor een goed deel van de zon onafhankelijk gemaakt door onze kleren, verwarming, verlichting, behuizing. Wij hebben zelfs een zonvervanger: het hoogtezon-apparaat. Maar de primitieve

[pagina 40]
[p. 40]

mens, die nauwelijks een huis en enige bedekking bezat, die met de grootste moeite een vuur aanlegde, zag letterlijk alles wat in zijn leven plaats vond als een gevolg van de werking van de zon. Tussen de ochtend en de avond kon hij zijn voedsel zoeken, dat groeide door de kracht van de zon; hij kon zien, bij het licht van de zon; hij had het warm, door de hitte van de zon. Maar was de zon weg, dan kroop hij in een hol en was practisch dood. Voor hem was de zon, van wier samenstelling en werking hij niets begreep, dan ook de ware bron en oorzaak van alle goed, zodat zijn hunkerend gemoed, dat naar een God zocht, in dit geweldige zonnelicht een antwoord vond. Wij bezitten dan ook uit het oude Egypte gebeden tot de zonnegod, de bron van alle licht, die werkelijk van een ontroerende devotie zijn. Een hiervan is van de hand van de beroemde pharao en ketterkoning Echnaton, dat een geheel eigen plaats in de godsdienstliteratuur inneemt omdat het een eerste, schuchter bewijs is van het ontstaan van een monotheïsme op aarde, buiten de openbaring. Echnaton wees het veelgodendom af. Hij erkende nog slechts één God in het oude Egypte. Hij meende dat deze ene God zichzelf en zijn liefde openbaarde in de zon. Wij citeren het begin van zijn prachtig loflied op zijn ene, ware God:

 
Uw opkomst is schoon aan de rand van de hemel.
 
O levende God, die leeft van in den beginne;
 
Als gij U verheft aan de Oosterkim,
 
Dan vervult gij ieder land met Uw schoonheid;
 
Want gij zijt schoon, groot en fonkelend,
 
Gij zijt hoog boven de aarde;
 
Gij zijt God en gij hebt allen gevangen genomen,
 
Gij ketent hen met de ketens Uwer liefde!

Eerst de openbaring bracht aan het volk van Juda de ene, ware God. Maar wij lezen in het Oude Testament telkens hoe het veelgodendom zijn grijparmen naar het uitverkoren volk uitsteekt en het is bij voorkeur de zonnegod

[pagina 41]
[p. 41]

die onder een of andere vorm zijn bekoring op de afvalligen uitoefent. Baäl was zulk een zonnegod.

In het boek Deuteronomium lezen wij dat de man of vrouw, die de zon aanbidt, buiten de poorten der stad gebracht en dood gestenigd moet worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken