Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

De waterverkoper

 
Zo iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke
 
JOH. 7:37

In het warme Oosten heeft men natuurlijk veel meer behoefte aan water dan bij ons. De waterput en de waterkruik spelen er dan ook een grote rol in het dagelijkse leven. De wijze waarop een vrouw de waterkruik op het hoofd draagt is even kunstig als schilderachtig. Dit dragen van de kruik is niet eenvoudig, maar door de jarenlange ervaring, van kind af aan, geschiedt het zonder enige inspanning of moeite.

Op haar hoofd heeft de vrouw een doekje liggen dat opgerold is in de vorm van een schoteltje. Het ziet er uit als een soort kerstkrans. Dikwijls wordt die kerstkrans ook uit gras of klaver gevlochten. Daar bovenop staat omhoog of dwars naar gelang zij vol of leeg is de waterkruik. Zelden grijpt de draagster haar met haar handen vast. Al lopende houdt zij haar onmerkbaar balancerend in evenwicht. Bij dit balancerende lopen maken haar handen kleine roeibewegingen. Het is als het bewegen van de poten van een zwaan onder het zwemmen. In de Oosterse literatuur heet deze schilderachtige beweging der armen en handen: het wuiven van het palmblad. Het is dan ook net als het sierlijke heen en weer bewegen van de langzame palmbladen.

Aan deze gewoonte om alles op haar hoofd te dragen heeft de Oosterse vrouw haar prachtige gang te danken, die veel rechter en verhevener is dan die van haar Westerse zuster. Mannequins en leerlingen van een toneelschool proberen tegenwoordig dan ook wel op eendere wijze zich zulk een fiere gang te verwerven. Zij oefenen zich met stapels boeken op het hoofd.

Oosterse vrouwen die in de avond water putten aan de Nijl vormen een natuurlijk schilderij. Zij staan groepsgewijze tegen het avondrood als tot leven gebrachte carya-

[pagina 166]
[p. 166]

tiden, de steunsels in mensengedaante, die men nog wel eens onder een ouderwets balkon aantreft. De zware last op haar hoofd belet haar in het geheel niet in haar drukke Oosterse gebarentaal met elkaar te spreken. Zij maken driftige, afwerende gebaren met haar handpalmen in het avondrood, als wilden zij de wereld die haar omgeeft ondersteboven duwen, maar haar kruik blijft feilloos in evenwicht op het hoofd. Een vrouw die een kruik laat vallen geldt voor een stumper, die haar werk niet verstaat. Mannen in het Oosten zal men nimmer een waterkruik zien dragen. Dat is beneden hun waardigheid: waterputten is vrouwenwerk.

Als Jezus met zijn apostelen het Laatste Avondmaal wil houden, stuurt Hij Petrus en Johannes vooruit om alles in gereedheid te brengen. De twee apostelen vragen daarop aan Jezus: ‘Waar wilt Gij dat wij het Pascha bereiden?’ En Christus antwoordt: ‘Als gij in de stad zult gekomen zijn, zult gij een man ontmoeten die een kruik water draagt. Volgt hem in het huis waar hij gaat’. Deze aanwijzing volstond om het huis te vinden en naar alle waarschijnlijkheid wel hierom, omdat een man die een waterkruik droeg dadelijk opviel.

Wat een man echter wel gewoon was te dragen en nog altijd in het Oosten draagt, is de waterzak. Het is de waterverkoper. In een dichtgenaaide geitenhuid vervoert hij een voorraad water en voor een kleine vergoeding schenkt hij iets van de voorraad uit de hals van de huid ten behoeve van de dorstige. Soms krijgt men het water in een glas aangeboden, soms ook giet de waterverkoper het water met een kundige bocht in de mond van de drinker. Tegenwoordig dragen de waterdragers in de grote steden gemoderniseerde waterzakken. Het zijn blinkende toestellen van glaswerk en koper, die nog dezelfde vorm van de oude balg of dierenhuid hebben. Het toestel hangt opzij en onder zijn arm door giet de waterverkoper uw glas vol. Hij loopt straat in straat uit en roept: ‘Komt gij dorstige en drinkt!’

[pagina 167]
[p. 167]

Jezus nam in zijn prediking altijd voorbeelden uit het dagelijkse leven en daarin speelde de waterverkoper een grote rol. Als Hij dan ook zegt: ‘Zo iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke’, dan ontleent Hij dit beeld ongetwijfeld aan de waterverkoper en wil tegen de omstanders zeggen dat Hij een hogere dorst kan lessen dan de aardse en levend water kan geven voor de ziel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken