Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Dinxsdach 16 Februarii 1574.Dit voersz. alsus ingebracht ende sijn genade voergelesen, hefft idt angenomen, seggende he woll et sijn Exe. overschicken, doch scheen wall neet mitten besten mittet sulve gevredight tsijnde. Nota, dat B. ende R. mit een taelman samptlick daer gewestGa naar voetnoota). Annexta quae sequuntur superioribus. | |
[pagina 263]
| |
Doch (gen. heer) daermit Con. Mats. denst gefurdert ende de soldaten up Delffzijll mit weeckleninge geboerlick versehen, solden de van der stadt voer billick ende raedtsam erachten, dat noch een verndell jaertaxe mit gemenen consente van Stadt ende Lande worde uuthgescreven, deselve so veert bij den meyeren jummer durch den landtheren (angesicht sbrieffs) promptelyck upgebracht twordende, updat de stadt midlerwijle in hoer geheell ende bij hoeren goeden rechte (woe gesecht) ongeswecket blijven ende de Oldtampsteren (de voerhen negenst tho geroopen gewest, als na des vorsz. hertogen ordinantie behoert to gescheende ende nu seer jammerlyken allenthalven mitten dijcken beswaert sinnen) neet voert gants ende geheell durch alsulcke gefurderte penningen (de omtrent twe gehele jaertaxe belopen) in de grundt verdorven ende verdruckt en worden, de oeck doch voerhen tot denst van sijn Mat. grote penningen onder verbindinge van der stadt ghoeder mede borgergelijck upgebracht ende besheer noch geen verseth noch interest daervoer genoten. Ende sunst wall up billycken rheden gegrundet, dat de Oldtampsteren ende Stadthamrick, sampt der borger ende andere stadtonderhoerige landen in den Omblanden gelegen, in dusdane ende gelijcke extraordinarysse subventien der stadt in hoeren ondrachlycken lasten ende uplagen voer anderen sullen behoeren te subleveren ende tho hulpe te comende, woe des alles noch onder rechtlicke decisie van sijne Mat. staende is. Alsus den heren van Billy, gouverneur ende coronell etc., overantwoerdet. |
|