Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 27 Decembris 1576.Is der edell ende walgeboern heer, heer Georgien van Lalaing, ritter, bannerheer van Vile etc., verordenter stadtholder, alhiir in Godts namen ingekomen omtrent den middach, daer borgemesteren, raedt mitten syndicus ende secretarius sijn Gen. voer de binnenste Ebbingepoorte in onderdanicheit wellekom geheten ende een vendel soldaten mitten elect hem buten een peert mit een fluelen verdeck (des sijn Ge. dennoch affgedaen) gepresenteert ende schutten allenthalven in der poorten ende upten marckt ende de carabijnen voer hem der strate lancks bes an de wedeme to rijden verordnet. Sint oeverst mitten heren ankomen (dander familie noch terug wesende) een commissarys Lancelot Parisis, de heren van Pippenbus, van Oyenbrugge, van Forest, van Terne, van Fontaines, van Ursele 2 fratres, van Peissant, de hooffmester, secretarien, schaffmester, 2 lacqueyen, een commissarys, tresorier wegen Molckman, ingenieurGa naar voetnoot1). In de weme gekomen, hebben B. ende R. sijn Gen. mit behoerlicke reverents ende erbiedong aldaer entfangen, hoer excuse gedaen als belet gewest, woe voer, mede dat men sijn Ge. der stadtpoort sloetelen neet koenen presenteren als int gewalt der soldaten wesende en volgendts begeert, bij onse olde privilegien, vrij- ende gerechticheiden gehandthavet te worden. Geandtwoert, he ons genoech entschuldicht hielde und hiir gekomen were, iider in sijn olde vrijheyden te erholden ende is volgendts sijn Ge. vereheringe gedaen van een tolast wijns van vijff amen ende 1 vetten osse, noch van twe jonge Vreesche henxste, de men sijn Gen. in korts presenteren soll, soe neet gewoenlyck, henxste upter stadtstroe ende voeder tonderholden etc. Dit sus to dancke angenomen, vragede well he sijn credentsbreve sol overleveren, daerup sijn Gen. an Ubbena als borgermester in der tijdt anwijsinge gescheen ende sijn also na genomen oerloff van den ander gaen. A prandio. Synt syndicus ende secretarius an sijn Ge. gesent, em te salueren ende vragen, woe sijn Gen. mitten edelluyden accommodeert, off em eets gelievede, mit erbiedinge na onsen geringen vermoegen, hedden sijn G. Karsavent geern to Essen logeren willen, dan weren verhindert, als voer. Ende hiir, daer der biscop geresideert, sol meer geriif ende gemack sijn, wen de pest daer neet gewest. Hiirup sijn Ge. den heren doen bedancken, seggende dat alles wal were ende hefft ons volgende behandet 2 credents- ende commissionbreve, deene van Con. Mat. Raedt van State, dander van de Generale Staten van Nederlandt mit 30 exemplaren van de peys voer Groeningen, woe daerup gescreven. |
|