Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Maendach 7 Octobris 1577.Syndicus an sijn Gen. tegens morgen affgeveerdight, um tverbael, soe des dOmlanden gecommuniceert, mede te genietende, oeck dat se nu torn darden mael to Winsum rooffkeringe gedaen ende up Con. Mats commissie lelycken gesproecken; item van Luyrt to Feddemahuys noch ten Delffzijle gevenklick angeholden, vermidts he enige articulen na hoeren appetijte neet wilde beloven ende ondertekenen. De grote kloeke is huyden morgen, Godt loff, weder gegotenGa naar voetnootb). Nota, dat de mester de wijn ende de knechten het beer na hoer gewoenten hiirvoer geeysschet ende woe wal de mester onder anderen verbonden gewest, tot dusent gl. te consigneren, hefft men hem sulcks, in ansenung sijn angewanten vlijth, neet begeert | |
[pagina 396]
| |
aff te vorderen, woe des bij de samptlycke geswoerne all vergangen Saterdage entsloten. Christoffer Witton, basuyner, neffens de cledinge oeck het stadtwapen up eenen borgen volgen laten. Den heren commissarien mit een aem wijns weder vereheret, als de hiir lange gelegen, grote kosten gedaen, de heren to gaste ende den syndicus meermaels geladen hebbende. Nota, nahdem Michaelis up eenen Sondach gewest, is huyden primus iuridicus dies gewest als de eerste Maendach na den ersten Sondach post Michaelis. Item de vrijmarket wort alletijt weder uuthgeluydt postridie Remigii, den anderden Octobris ad horam 10 voermiddage. |
|