Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 3 (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 3
Afbeelding van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 3

(1876)–R.C. Bakhuizen van den Brink–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

F.W. von Thiersch.

Op den 25en Februarij [1860] overleed te München de hoogleeraar Friedrich Wilhelm von Thiersch. In 1784 te Kirchscheidungen in Thüringen geboren, legde hij de gronden voor de philologische studiën, waardoor hij zich later zoo grooten naam verwierf, aan de hoogescholen te Leipzig en Göttingen. Reeds had hij op laatstgemelde plaats als leeraar aan het gymnasium gearbeid, toen hij in 1809 naar het Lyceum te München beroepen werd en alzoo in het middenpunt van dat Beijeren verplaatst, waarvoor het zijne roeping was voortaan een weldoende genius te worden. Later werd hij

[pagina 492]
[p. 492]

hoogleeraar aan de hoogeschool te München, voorzitter der akademie van wetenschappen, hoofdbewaarder der wetenschappelijke verzamelingen, geheimraad en zelfs met een adellijk von vereerd. Een paar jaar geleden vierde hij zijn akademisch jubilaeum en uit alle oorden van Duitschland stroomden hem gelukwenschingen en gelukwenschers toe. Al die hulde, al die onderscheidingen, al de rouw, welke zijn dood thans opwekt, had Thiersch ten volle verdiend door een eervol leven, een leven van strijd en arbeid. Vele Duitsche geleerden stonden voorzeker als philologen hooger dan Thiersch. Noch zijne Homerische Grammatik, noch zijne Duitsche vertaling van Pindarus zouden hem den eersten rang in hunne rij hebben verzekerd; maar Thiersch bezat, wat zoo velen kamergeleerden ontbreekt, een vurige liefde voor de Grieksche oudheid, die zich niet tot afgetrokken bewondering beperkte, maar voor hem de drijfveer werd van leven en handelen. Toen hij in Beijeren kwam, vond hij het wetenschappelijk leven aldaar genoegzaam uitgebluscht. Thiersch had de overtuiging dat het alleen door klassieke beschaving kon worden opgewekt en tot in zijn ouderdom heeft hij voor die overtuiging gestreden. Want bijna gedurende zijn gansche loopbaan vond hij twee vijanden tegen zich over, die beide evenzeer hunnen invloed op de ontwikkeling van Beijeren wilden doen gelden, het Ultramontanismus en het Realismus. Zeldzaam is het geluk van Thiersch te noemen, dat hij over beide in dien aanhoudenden strijd heeft gezegevierd en dat zijn stelsel, waarbij de klassieke studiën tot grondslag van alle wetenschappelijke vorming werden gelegd, het heerschende geworden en gebleven is. Zijn leven vormt een lange reeks van kleine overwinningen in dien onophoudelijken kamp behaald, en het talent, waardoor hij overwon, schijnt voornamelijk gelegen te zijn geweest in dat enthousiasmus, dat zich aan de behoeften van het oogenblik telkens wist aan te knoopen en zich des te gemakkelijker aan anderen mededeelde. Aanvankelijk had hij met de ongenade der regering te kampen, die, destijds

[pagina 493]
[p. 493]

onder Franschen invloed, met argwanende oogen bij Thiersch een streven gadesloeg, dat te zeer den geest der Noord-Duitsche hoogescholen scheen te vertegenwoordigen. Zelfs, zegt men, liep zijn leven eenmaal groot gevaar; doch in spijt van die tegenwerking stichtte hij een philologisch instituut, dat later met de Akademie vereenigd werd en waarvan de acta philologorum Monacensium de vrucht waren. Bij den val der Fransche heerschappij werd hem, als opregt Duitschgeziud, de taak opgedragen de naar Parijs vervoerde kunststukken terug te vorderen, en hier deed hij die smaak en kennis der oudheid op, welke wel eens al te eenzijdig was, en het oude, uit welk tijdvak ook, mits het slechts oud ware, eerbiedigde. Terzelfder tijde bragten de eerste stuiptrekkingen der vrijheid in Griekenland hem met mannen als Capodistrias in aanraking, en hij vormde met dezen een genootschap ter bevordering van Griekenlands wetenschappelijke beschaving, dat onder den naam van: Hetaerie van de vrienden der Muzen bekend werd. In 1831 bezocht hij zelf Griekenland, waar hij inzonderheid voor de belangen van het Beijersche huis werkzaam was en door zijn boek: De l'état actuel de la Grèce et des moyens d'arriver à sa restauration een beslissenden invloed uitoefende, zelfs op de mogendheden van welke destijds het lot van dien staat afhing. In Beijeren teruggekeerd, was hij aanhoudend werkzaam voor de inrigting van het middelbaar en hooger onderwijs. Op reizen door Frankrijk, Holland en België had hij den stand van het onderwijs naauwkeurig leeren kennen en gaf daarvan omstandig berigt in een werk, dat in 1838 in het licht verscheen. Ook zijn overige werken over hooger onderwijs: über gelehrte Schulen (3 Bde 1826-1837), über die neuesten Angriffe auf die Universitäten (1837) munten evenzeer door warme welsprekendheid uit, als zij den schrijver kenschetsen als met grondige practische ondervinding in het vak van onderwijs toegerust. Van hem ging voorts het denkbeeld van jaarlijksche vereenigingen

[pagina 494]
[p. 494]

van philologen en hoofdonderwijzers uit, en, zoo het niet te miskennen valt dat die vereenigingen op den gang der wetenschap in Duitschland een grooten invloed hebben geoefend, het is even zeker, dat Thiersch, die ze meestal in persoon bijwoonde en daar herhaaldelijk het woord voerde, op die vereenigingen zelven den meesten invloed oefende. Fier op zijn fortuin en sterk door zijn gezag, weêrstond hij moediglijk de woelingen der fanatische partij, en handhaafde als protestant de regten der geloofsvrijheid in den bekenden twist over het kniebuigen. Ook hier beleefde hij den ondergang zijner tegenstanders. Talent en karakter vereenigden zich bij Thiersch in den meest harmonischen vorm, en maakten hem tot de ziel der school, welke hij stichtte. Praeceptor Bavariae was de eeretitel, waarmede hij begroet werd bij zijn jubilaeum, en die eeretitel zal te blijvender zijn, hoe meer de wetenschap in Beijeren een toekomst te gemoet gaat, die haar op gelijke hoogte met het overige Duitschland brengt.

 

(De Ned. Spectator. 1860, No. 11.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren (5 delen)


auteurs

  • P.A. Tiele