Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
Afbeelding van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh DavidToon afbeelding van titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.14 MB)

ebook (27.23 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

(1659)–Cornelis Boey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den LXVI. Psalm.



illustratie

 
Iuycht, Weereld, juycht, geheel ghy Aerde,
 
Iuycht Gode, singht des Heeren eer';
 
Looft sijnen Naem van hoogen waerde;
 
En seght tot God, seght tot den Heer;
 
Hoe vreeslick zijt ghy in uw wercken,
 
Die uw Vervolgers trots gemoed,
 
Al schijnt het stout, en speelt den stercken,
 
Sich veynsend' onder-werpen doet!
 
 
 
2 De gansche Weereld buygh' hem neder;
 
Het Aerdrijck, Heer, aen-bidd' u nu;
 
't Psalm-singe, 't singh' u psalmen weder,
 
ʼt Heff' hert en mond recht-op tot u.
 
Komt-aen, en laet u niet verhind'ren,
 
Siet al des Heeren daden aen,
 
Die hy, ontrent de Menschen-kind'ren,
 
Soo veel en vrees'lick heeft gedaen.
 
 
 
3 Hy heeft de Schelf-Zee doen verdroogen,
 
Te rugh doen keeren den Iordaen;
 
Wy waren blyd'; en, voor zijn oogen,
 
Zyn wy te voet daer door gegaen.
 
Hy heerst, met maght, in eeuwigheden;
[pagina 127]
[p. 127]
 
Op 't Heydendom houd hy de wacht;
 
Laet geen Af-valligh' hooger treden,
 
Maer liever zijn tot niet gebraght.
 
 
 
4 Looft onsen God, singht hem, ghy Volcken,
 
Laet sijnen lof-sangh, door uw stem,
 
Sijn aen-gehoort, tot in de wolcken;
 
Looft onsen God, verheerlickt hem.
 
Hem, die ons ziel herstelt in 't leven,
 
Niet toe en laet, dat ons de voet
 
Oyt wanck'len soud', of sich begeven.
 
Hem, die ons voor den val behoed.
 
 
 
5 Want ghy hebt ons beproeft door 't lijden;
 
O God, wy zijn ter preuf gestelt;
 
Geloutert hebt ghy ons, by tijden,
 
Als 't silver, datm' in kroesen smelt.
 
Ghy braght ons in ons Vyands netten,
 
Ons lenden leggend' in een band;
 
Ghy liet ons nauw en dicht besetten,
 
Ons sloot ghy in ons Haters hand.

Pause.

 
6 Ghy had den mensch op ons doen rijden,
 
Met vyer en water hart geperst;
 
Maer hebt ons we'er, uyt mede-lijden,
 
Seer-overvloedighlick ververst.
 
ʼk Sal, om offrand' aen u te geven,
 
Gaen in uw huys, en t'uwaerts tre'en;
 
Mijn schuld voldoen, aen u, die 't leven
 
My hebt gegunt op mijn gebe'en.
 
 
 
7 Dien, als het my plagh bangh te wesen,
 
Mijn lippen hebben uyt-gebreyd;
 
Dien steets mijn mond heeft hoogh-gepresen,
 
En met gesangh veel lofs geseyt.
 
Mergh-beesten sal ick u gaen branden,
 
En roock-werck van het Rammen-smeer,
 
V off'ren Rund'ren-offerhanden,
 
En Bocken toe-bereyden, Heer.
 
 
 
8 Ghy, die God vreest, wilt nu ontwaken,
[pagina 128]
[p. 128]
 
Komt hier, en hoort mijn woorden aen;
 
ʼk Sal opentlick u kenbaer maken,
 
Wat hy mijn ziel al heeft gedaen.
 
Tot hem riep ick met mijnen monde,
 
ʼk Verhooghd' hem onder mijne tongh.
 
Ick prees hem, wat ick prijsen konde;
 
Mijn hert, dat bad; mijn keel, die songh.
 
 
 
9 Had ick na 't quaed-doen om-gekeken,
 
Mijn hert, na ongerechtigheyd;
 
Hy waer' al langh van my geweken;
 
Mijn God had my 't gehoor ontseyt;
 
Maar, seker, nu heeft hy 't gegeven;
 
Hy heeft gemerckt op mijn gebed;
 
Mijn Vyand achterwaerts gedreven,
 
En van sijn banden my ontset.
 
 
 
10 God zy gelooft, en hooghst gepresen,
 
Die my sijn goedertierentheyd,
 
Die mijn gebed niet af-gewesen,
 
Maer, wat ick bad, heeft toe-geseyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken