Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
Afbeelding van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh DavidToon afbeelding van titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.14 MB)

ebook (27.23 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

(1659)–Cornelis Boey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den LXXXI. Psalm.



illustratie

 
Singht een vrolick lied,
 
God, den Heer ter eeren,
 
Die ons sterckte hiet;
 
Iuycht voor Iacobs Heer,
 
Iuycht, en buyght u ne'er,
 
Voor den Heer der Heeren.
 
 
 
2 Heft-op eenen psalm,
 
Wilt den trommel langen,
 
Maeckt een blijden galm,
 
Voeght de harp en fluyt
 
By het soet geluyt
 
Van uw lof-gesangen.
 
 
 
3 Doet basuynen gaen,
 
Blaest op de schalmeyen,
 
In de nieuwe Maen;
 
Maeckt u op, met vlijt,
 
Ter bestemder tijd,
 
Daer wy 't feest bereyen.
 
 
 
4 Want het is een wet,
 
Van God selfs gegeven;
 
Van hem in-geset,
 
Voor sijn Israël;
 
't Is ons Gods bevel,
 
In sijn woord beschreven.
 
 
 
5 Dat in Ioseph is
[pagina 169]
[p. 169]
 
Van God op-gekomen,
 
Tot getuygenis,
 
Dat hy voor ons trock,
 
Doe hy 't vreemde jock
 
Ons heeft af-genomen.

I. Pause.

 
6 'k Heb uw schouder 't pack,
 
Seyt de Heer, ontdragen;
 
'k Heb u, tot gemack,
 
Vyt de kleyigh' aerd',
 
Als ghy Slaven waert,
 
Van den pot ontslagen.
 
 
 
7 In den nood riept ghy,
 
En ick de'e veel wond'ren;
 
'k Hielp, en maeckt' u vry;
 
Ick gingh u voor-he'en,
 
'k Antwoord' en verscheen
 
Vyt de plaets der dond'ren.
 
 
 
8 'k Heb te Meriba,
 
Aen de water-beken,
 
Daer ghy dorsten na,
 
V wel-eer beproeft,
 
Die my hebt bedroeft,
 
En geperst te spreken;
 
 
 
9 Hoort, mijn Volck, hoort toe;
 
'k Segh't u voor uw' ooren;
 
Hoort, wat ick u doe;
 
Israël, ghy waert
 
Maghtigh opter Aerd',
 
Wouwd ghy na my hooren.
 
 
 
10 Onder u sal geen
 
Vyt-lands-God meer wesen,
 
Als, niet langh gele'en;
 
Buyght u daer niet voor,
 
Geeft hem geen gehoor;
 
Maer, past my te vreesen.
 
 
 
11 'k Ben de Heer, uw God;
[pagina 170]
[p. 170]
 
'k Voerd' u uyt Egypten;
 
'k Gaf u mijn gebod;
 
'k Ben 't, die legers de'e
 
Smooren in de Zee,
 
Dats' haer niet en ripten.

II. Pause.

 
12 Eyscht, wat ghy begeert;
 
Doet uw mond wijd-open;
 
't Sal u zijn vereert;
 
Wat ghy bidden sult,
 
Sal u zijn vervult,
 
Wilt ghy op my hopen.
 
 
 
13 Maer, mijn Volck en heeft
 
My niet willen hooren,
 
Daer het al voor beeft;
 
't Heeft, dat veel verschilt,
 
Mijner niet gewilt.
 
't Pooght te gaen verlooren.
 
 
 
14 Dies soo ist oock in
 
Sijnen wegh gebleven;
 
Na sijn eygen sin,
 
Soo, als 't sijn gemoed
 
Dacht te wesen goed,
 
Heb ick 't laten leven.
 
 
 
15 Och! had Israël
 
Na my willen hooren!
 
En na mijn bevel,
 
Dat hem wees te gaen
 
Op mijn rechte baen,
 
Eens geneyght sijn ooren!
 
 
 
16 'k Soud', in korten tijd,
 
Dempen en vernielen
 
Al wie hem bestrijd;
 
'k Souw mijn hand gewend
 
Hebben op de Bend',
 
Die hem tracht t'ontzielen.
 
 
 
17 Die mijn Haters zijn,
[pagina 171]
[p. 171]
 
Hadden hen begeven,
 
In geveynsden schijn,
 
Onder sijn geweld.
 
'k Had hem vast-gestelt
 
't Eeuwigh-duyrend leven.
 
 
 
18 'k Had hem met het vet
 
Van de tarw verzadight;
 
En, in rust geset,
 
Metten honigh-raed,
 
Die de rotz-steen laed,
 
Staegh-aen begenadight.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken