Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

Anna van Hongarije

De achste Historie van Deel IV verhaalt van ‘Anna Coninginne van Hungeren, sijnde bemint van een Man van slechte conditie, sy Favoriseerde hem ende was hem gunstich, hem eerlijck recompenserende voor zijn getrouwe ende stantvastige liefde’ (blz. 277-301).

 

Aan het hof van de koning van Hongherien kwam op zekere dag als secretaris van een edelman ‘een Italiaen geboren van Cremone, ghenoemt Philips van Nicoli’ (blz. 280). Doordat hij de onovertroffen schone koningin Anna zo vaak zag, werd hij uitzinnig verliefd op haar; voortdurend zocht hij haar te zien ‘sonder recht te hebben bedacht 'tgene dat de Poete seght’ (blz. 282):

 
Want allengskens wast de Min, de lieffelijcke Vrouwen (IX).

‘Desen Monsieur den Secretaris van plomphuysen’ (blz. 282) geraakte door zijn verliefdheid in een deerniswaardige toestand. Aan zijn vrienden vroeg hij dat ze na zijn dood bij zijn aangebedene zouden getuigen van zijn grote liefde: dat zou hem een troost zijn ‘in d'andre werelt’ en dan zou hij ‘somtijts wenschen om tot dese hooge plaetsen weder te keeren, aengesien als de Poete seght, dat in die plaetse een yeghelyck lydt na sijn verdiensten, &c.’ (blz. 286-287):

 
Een yeder moet van ons, om syn verdienste lyen (X).

De smachtende minnaar was zich wel bewust van zijn dwaasheid, maar hij wenste liever te sterven dan zijn liefde op te geven.

De koningin en haar zuster hadden de eigenaardige handelwijze van de edelman wel opgemerkt; zij meenden dat hij verliefd was op een dame uit haar gevolg, ‘want sy noyt en souden gedacht hebben, dat het was een van hare beyde die den Patroon van dese capelle was’ (blz. 290).

Op een dag in mei kreeg de koningin van een van haar staatjoffrouwen een ruiker rozen; in de tuin wandelde ook een groep Italiaanse edellieden en onder hen ‘den Cremonois haren onbekenden Amoreus’ (blz. 290). Nu wilde de koningin

[pagina 143]
[p. 143]

beslist weten op wie hij verliefd was en ze vroeg hem: ‘Seght my eens mijn vrient, so dese schoone versche roosen in uwe handen ende macht waren, wien van desen hoop soude ghyse schencken, als die u alderliefste ware, ende ghy de meeste affectie draecht? Maer verstaet my, ghy moetet seggen sonder dissimulatie’ (blz. 291). De jonker aarzelde een ogenblik, dan gaf hij de rozen aan de koningin, die er waarachtig nog door gevleid was! Bij elke ontmoeting schonk zij hem een vriendelijke blik of een woord van lof, zodat hij zienderogen opfleurde.

Om haar gouvernante, een waardige Italiaanse, een genoegen te doen, besloot de vorstin grondig Italiaans te leren. Daarom verzocht zij de dame haar zoveel mogelijk Italiaanse werken te bezorgen, vooral ‘gedichten gedruct ofte geschreven’ (blz. 296). De gouvernante deed navraag, ook bij de verliefde edelman. Deze zocht tal van gedichten bijeen en ‘hy geraecte insonderheyt aen een seker kompositie ende dicht van een Doctoor van Cremonien, genoemt Amanie, een excellente Poete: ende alsoo dese veersen ende dichten waren na sijne gelegentheyt, ende vol vierige vlammekens, uytdruckende amoureuse passien, hy schreefse nettekens uyt, ende hy gafse de Gouvernante van de Coninginne om de selve sijne Majesteyt te presenteren, waer van ick u naer mijn vermogen den inhoudt in onse tale sal verhalen’ (blz. 297):

 
Hoe die min meer met scharp fenijn (XI).

De koningin was over die vrijpostigheid erg ontstemd, maar ze strafte de onvoorzichtige edelman alleen door hem haar vriendelijkheid te onthouden. Kort nadien zond ze hem met aanbevelingsbrieven naar het Spaanse hof van keizer Karel V, waar hij dank zij haar voorspraak aanzienlijke posten bekleedde en waar hij tevens ver verwijderd was van ‘de plaetse daer de vlammen sijns viers mochten vermeerdert hebben’ (blz. 301).

 

Het verhaal komt ook voor bij Bandello, Novelle (I, 45). De Italiaanse verteller citeert alleen het gedicht van ‘messer Niccolò Amanio da Crema’.

Belleforest geeft in zijn bewerking nog één gedicht meer: bij de rozengeschiedenis en de reactie van de koningin weidt hij uit over de gunstige gevolgen van een dergelijke inspirerende liefde en hij besluit met een citaat uit J. du Bellay, nl. 9 vzn. uit diens Discours au Roy sur la Poësie (ed. E. Courbet, Paris 1918, I, blz. 147); in margine verwijst Belleforest naar zijn bron (ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 356). Deze passage werd in de Nederlandse vertaling niet overgenomen.

[pagina 144]
[p. 144]

IX

 
Car peu à peu l'amour croist, & la femme
 
De son regard le coeur de l'homme enflamme.
[pagina 145]
[p. 145]

IX

 
Want allengskens wast de Min, de lieffelijcke VrouwenGa naar voetnoot1
 
Ontvonct het hert des Mans, alleen met een aenschouwen.Ga naar voetnoot2
[pagina 146]
[p. 146]

X

 
Chacun de nous pour son merite expres
 
Souffre ces maux, & reprend puis apres
 
De vers les champs Elysiens la voye:
 
Peu iouyssans de ceste si grand' ioye,
5[regelnummer]
Tant que le temps eust le tout epuré,
 
Sans que de sale y soit rien demeuré.
[pagina 147]
[p. 147]

X

 
Een yeder moet van ons, om syn verdienste lyen,Ga naar voetnoot1
 
Herscheppend' sig int kort, door onseg'lijck verblyenGa naar voetnoot2
 
Int schoon Elysi Veldt, het welck so lange duert,Ga naar voetnoot3
 
Tot suyver door de tyt, 'tonreyn is uytghepeurt.Ga naar voetnoot4
[pagina 148]
[p. 148]

XI

 
De tant plus croist (Amour) l'aspre tourment,
 
Qui ce mien coeur enflamme, tant opresse,
 
Tant plus ie veux souffrir l'embrasement,
 
Et l'ardent feu qui me brule sans cesse.
 
 
5[regelnummer]
Mon ame estant detenue en suspens,
 
Ores en crainte, & puis en esperance,
 
Illustre rend mon emprise, & constance,
 
Et en douleur on contente mon sens.
 
 
 
Tel & si grand est le feu qui m'enflamme,
10[regelnummer]
Telle l'ardeur, qui bourrelle mon coeur,
 
Qu'amour iamais ne vomist tel ardeur,
 
Et tel effort onc ne sentit pauure ame.
[pagina 149]
[p. 149]

XI

 
Hoe die min meer met scharp fenijnGa naar voetnoot1
 
'tGekneusde Hertjen gaet quetsen
 
Hoe ick meer ly de brand' en pijnGa naar voetnoot3
 
Diemen niet kan uytlessen.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Mijn Ziele beducht in twijffel raactGa naar voetnoot5
 
Door hope ende door vreesen
 
Die mijn opset gants heerlijc maact,Ga naar voetnoot7
 
Doch stadig droef doet wesen.Ga naar voetnoot8
 
 
 
So groot is 't vier dat my verbrandtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat my helaes gaet verniele,Ga naar voetnoot10
 
De liefd' noyt sulcken vlamme sant:Ga naar voetnoot11
 
In yemants arme Ziele.
[pagina 150]
[p. 150]
 
Ah! doux tourment, helas! plaisant malheur,
 
Douce clarté d'amour, saine pensee,
15[regelnummer]
Qui as pris lieu hautement en mon coeur,
 
Et qui de gloire as mon ame embrasee!
 
 
 
Ah! ie fremis & tout épouuenté
 
Vn tel obiet, humble contempler i'ose
 
Et quoy que sois loin de sa maiesté,
20[regelnummer]
Si prens-ie coeur voyant si sainte chose.
 
 
 
Car ie l'adore emeu d'vn seul desir
 
Et y attains seulement de la veuë:
 
L'oeil est le seul qui iouyst de plaisir,
 
Au demeurant ma peine en est accreüe.
 
 
25[regelnummer]
Amour neantmoins conforte mon dessein,
 
Le repaissant de si sainte lumiere:
 
Et d'vn seul bien, il fait mon heur certain
 
Que telle clarté n'est ny rogue, ny fiere.
[pagina 151]
[p. 151]
 
Ach soet verdriet, ach lieffelijck leytGa naar voetnoot13
 
Ach soete Min! ach Ghedachten,
15[regelnummer]
Die in mijn harte syn diep geheyt,Ga naar voetnoot15
 
En die mijn siel verkrachten.
 
 
 
Ick beve verbaast, ick lille verschrictGa naar voetnoot17
 
'tGesighte durft nauw aenschouwe,Ga naar voetnoot18
 
Mijn Geest ijlingh door 'tvyer verquictGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van een so heyl'gen vrouwe.Ga naar voetnoot20
 
 
 
Dien ick aanbidde beweeght verplichtGa naar voetnoot21
 
En eeuwigh soeck te eeren:
 
Mijn ooch verjuycht maer mijn ghesichtGa naar voetnoot23
 
Vergroot mijn groot begeeren.
 
 
25[regelnummer]
De min vertroost my, mijn droefheyt swichtGa naar voetnoot25
 
Al quijnt mijn Harte druckig:Ga naar voetnoot26
 
Geen barsheyt schuylt in haer gesichtGa naar voetnoot27
 
Dies houd' ick my geluckigh.Ga naar voetnoot28
[pagina 152]
[p. 152]
 
Ce saint regard, ce trait de ces clers yeux,
30[regelnummer]
Et ame & coeur iusques au Ciel me porte,
 
Il me sereine, & me donne le mieux
 
Lequel me met au lieu qui me conforte.
 
 
 
Sainte deesse, la grande maiesté,
 
Qui de mon mal tous les tourmens surpasses:
35[regelnummer]
Ie vis, voyant ta celeste beauté,
 
Et suis heureux en contemplant tes graces.
 
 
 
Si mon espoir dechoit volant si haut,
 
Au moins, verras de mon coeur la constance,
 
Et que mes yeux, n'ayant eu nul deffaut
40[regelnummer]
De saint obiet, fortune desauance
 
Mon heur, mon coeur, trop plus qu'il ne me faut.
[pagina 153]
[p. 153]
 
Haar heylig gesichte verglanst verstraalt,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die mijn Ziel dus hoogh gaat vesten,Ga naar voetnoot30
 
Die sy uyt mijnen lichaam haaltGa naar voetnoot31
 
Vergoodt, en gheeft het beste.Ga naar voetnoot32
 
 
 
Heyl'ghe Goddinne u Majesteyt, dieGa naar voetnoot33
 
Beneemt mijn droeve clachten:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ick leef als ick u schoonheyt sie,
 
Ick moet my g'luckigh achten.
 
 
 
Indien mijn hope int leste vervalt,Ga naar voetnoot37
 
Door al te hoogh te vlieghen:Ga naar voetnoot38
 
Mijn trouwheyt blijft in zijn ghestaltGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die sal u niet bedrieghen.Ga naar voetnoot40
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 342. In margine wordt daarbij verwezen naar: Virgi. 4. Eneid.; dergelijk citaat is daarin evenwel niet aan te wijzen.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 282.

voetnoot1
allengskens: langzamerhand; wast: groeit, wordt heviger; lieffelijcke: waarschijnlijk ter wille was het aantal lettergrepen te lezen als lieflijcke; Vrouwen: enkelvoud.
voetnoot2
met een aenschouwen: met haar blik (vgl. Frans), of: doordat men haar aanschouwt.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 347. In margine wordt daarbij verwezen naar: Virg. 6. Eneid.; de verwijzing betreft Aeneïs, VI, vzn. 713-715.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 287. 2 verblyen zonder komma, in 1650: verblyen, - 3 Elysi in 1646 en 1650: Elghi - 4 tyt, 'tonreyn in 1650: tyt' 'tonreyn

voetnoot1
Een yeder moet van ons: ieder van ons moet; syn verdienste: om wat hij verdiend heeft, om zijn schuld.
voetnoot2
int kort: in korte tijd.
voetnoot3
Elysi Veldt: de Elysese Velden, Elysion, in de Griekse mythologie het land van de gelukzaligen; het welck: nl. dat Herscheppen (vs. 3).
voetnoot4
suyver: rein geworden; door de tyt: na verloop van tijt, mettertijd; uytghepeurt: uitgezuiverd, weggewassen.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 358-359. Voor de Italiaanse tekst, zie M. Bandello: Tutte le opere, dl. I, blz. 541-542.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 297-299.
7 opset gants in 1646: upset gant: - 18 'tGesighte in 1650: 't Gesight

voetnoot1
Hoe enz.: hoe meer de liefde; scharp: bijtend.
voetnoot3
Hoe ick meer ly: des te meer lijd ik; de brand' en pijn: het vuur en de pijn, de vurige, brandende pijn.
voetnoot4
uytlessen: uitblussen, doven.
voetnoot5
Mijn Ziele beducht: mijn angstige ziel.
voetnoot7
Die: nl. hope en vreesen (vs. 6), door Bredero beschouwd als een eenheid, gezien het enkelv. werkw. maact; heerlijc: verheven, groots.
voetnoot8
stadig: voortdurend.
voetnoot9
't vier: het vuur, nl. van de liefde.
voetnoot10
Dat: dat het (na so groot, vs. 9).
voetnoot11
sant: zond, veroorzaakte. De dubbelepunt na dit woord denke men weg.
voetnoot13
leyt: leed, smart.
voetnoot15
geheyt: bevestigd, gegrond.
voetnoot17
verbaast: verbijsterd, ontsteld; lille: sidder.
voetnoot18
'tGesighte: mijn blik, mijn ogen; nauw: nauwelijks, bijna niet.
voetnoot19
ijlingh: vlug, dadelijk; verquict: herleeft.
voetnoot20
vrouwe: in plaats van de punt leze men een komma.
voetnoot21
Dien: die, nl. vrouwe (vs. 20); beweeght: bewogen, ontroerd; verplicht: door liefde gedwongen.
voetnoot23
verjuycht: straalt vrolijk; mijn ghesicht: dat wat ik zie, nl. de geliefde.
voetnoot25
swicht: vermindert, wijkt.
voetnoot26
mijn Harte druckig: mijn bedrukte hart.
voetnoot27
barsheyt: hardvochtigheid; gesicht: ogen, aangezicht. Hierna denke men een komma.
voetnoot28
Dies: daarom; houd': acht.
voetnoot29
verglanst verstraelt: vol glanzende stralen, bijv. bep. bij gesichte.
voetnoot30
Die: nl. Haar heylig gesichte (vs. 29), of verwijzend naar Haar; onderwerp; dus: zo, in die mate; gaat vesten: plaatst, doet plaatsnemen.
voetnoot31
Die: nl. mijn Ziel (vs. 30); aan het einde van dit vers leze men een komma.
voetnoot32
Vergoodt: vergoddelijkt, maakt zalig; onderw. is Haar heylig gesichte (vs. 29).
voetnoot33
Godinne: na dit woord denke men een komma; u: uw; die: expletief gebruikt betr. vnw.
voetnoot34
Beneemt: neemt weg, doet ophouden.
voetnoot37
int leste: ten slotte, uiteindelijk; vervalt: verdwijnt, zonder grond blijkt te zijn.
voetnoot38
Door enz.: omdat ik te hoog vlieg, omdat ik mijn liefde op een te hooggeboren vrouw richt. In plaats van de dubbelepunt leze men een komma.
voetnoot39
in zijn ghestalt: in dezelfde gesteldheid, dus: onverminderd, onverzwakt.
voetnoot40
bedrieghen: teleurstellen, ontgoochelen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero