Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 180]
[p. 180]

Het lied van Cinthie

Eén uitvoerig gedicht komt voor in De dertiende Historie van Deel IV: ‘Een Ionckvrouwe sich siende verlaten van haren Vrient ende Lief, meenende haer selve van droefheydt te hebben vergeven, sy wert gheholpen, ende met haer Lief versoent’ (blz. 423-461).

 

Niet zo lang geleden leefde er in een Lombardische stad een knap edelman, Camille, die niet erg kieskeurig was in zijn minnarijen, ‘sijnde als een Paert die in alle Waters ende Rivieren wel drincken wil’ (blz. 424). Hij vertoefde gaarne in vrolijk gezelschap en ‘hy hadde een grooten lust inde Musijcke, die een van de Dienst-maechden van Venus is, hebbende voor ghezellen de Poeterije ende de Schilderije’ (blz. 424). Zo kwam hij in contact met een zeer muzikale jonge vrouw, Cinthie, wier man uit de stad gebannen was. Zij toonde zich niet erg toeschietelijk tegenover de edelman, ze lachte hem zelfs uit om zijn liefdesavonturen. Dat nam hij haar helemaal niet kwalijk, integendeel, ook hij lachte mee ‘ende eenmael sijnde in haere ghenoeghlijcke gedachten, sy speelde dit op een Harpe, dat sy oock song voor een fraeye compagnie van Edellieden, diese ghemeenlijck quamen besoecken, om de geneuchte van de Musicke te hebben. Het luyde also’: (blz. 425; foutief 421).

 
De vreuchde diemen haast hier op aerden verwerft (XVII).

Camille kwam onder de indruk van het lied en zijn liefde voor Cinthie werd zo oprecht, dat de vrouw bezweek, ‘siende dat haren Man sonder hope was van te moghen wederom keeren, ende dat sijn vrienden bedruct waren door armoede’ (blz. 431).

Er werd een kind geboren, waarvoor Camille een Minne-moeder zocht ‘die schoon ghenoech was, maer soo lecker nae de gherichten diemen op Venus Tafel aen richte, dat sy niet veel en gafhaer Melck te beroeren, ende te slapen met eenighe van de Edellieden dien ten huyse van Cinthie verkeerden’ (blz. 432). Haar meesteres bekeef haar daarom, wat helemaal niet in goede aarde viel. Integendeel, de Minne-

[pagina 181]
[p. 181]

moeder bedacht een snood plan om Cinthie te dwingen haar alle vrijheid te laten.

‘Camille die hadde een wonderlijcke groote vrientschap met eenen anderen Seigneur van grooten huyse, die een treffelijc Edelman was, sijnde genoemt Iulius, ende sy beminden malcanderen also oprechtelijc, als oyt Pilades ende Orestes malcanderen ghedaen hebben’ (blz. 433). Aan Julius vertelde de Minnemoeder dat Cinthie op hem verliefd was, aan Cinthie dat Julius op haar zijn zinnen had gezet. Geen van beiden echter liet zich vangen. Dan beproefde ze haar list bij Camille, die ook haar minnaar was; deze twijfelde niet aan de oprechte vriendschap van Julius, wel aan de trouwe liefde van Cinthie. Nooit meer wilde hij haar nog zien! Wat zijn vrienden ook beproefden om hem tot een ander inzicht te brengen, het was al vergeefse moeite. Ten einde raad besloot Cinthie vergift in te nemen, maar op verzoek van Camille bereidde de ‘Alcumist’ (blz. 454) slechts eeu onschadelijk drankje.

Cinthie ontbood al haar vrienden op een afscheidsbijeenkomst. Toen Camille nog weigerde haar zijn liefde opnieuw te schenken, dronk zij het vermeende vergift. Gelukkig was de Minnemoeder intussen tot inkeer gekomen en had zij aan Camille haar laster bekend. Cinthie zou nochtans van angst en verdriet zijn gestorven nadat ze het toch onschadelijk drankje had ingenomen, indien Camille haar geen hartversterkende remedie, nl. Eenhooren, had laten drinken. Zo kwamen de geliefden weer samen.

‘Also betoont dese Vrouwe aen veel een exempel: Dat sy (hoewel in een onwettelijcke belofte ende bywooninge) nochtans meer totter doot haer heeft getrouwe betoont, daer veele in den Heylige Huwelijcke staet geen conscientie en maecken, van haer belofte ende eedt te breecken ende te schenden, ende sulcx met groote onbeschaemtheydt. Sy was voorwaer in haer onwettelijcken staet nochtans te prijsen, aengesien sy daer mede verthoonde een besonder stantvastige deught in haer, die wel haere vruchten soude verthoondt hebben, hadde sy in goede behoorlijcke state met haren Man ghebleven’ (blz. 460-461).

 

Hetzelfde verhaal bij Bandello, Novelle, II, 40; hierin komen echter geen gedichten voor, alleen een citaat, één enkel vers, uit Dante: Inferno, V, 103 (Bandello: Tutte le opere, dl. II, blz. 1280), dat in de Franse (en Nederlandse) bewerking niet werd overgenomen.

[pagina 182]
[p. 182]

XVII

 
L'aise que tost on donne
 
Est d'autant moins prisé,
 
Comme lon l'abandonne
 
Sans l'auoir bien pesé,
5[regelnummer]
Ainsi qu'au trebuchet
 
L'or souhaitté on met.
 
 
 
Paris de son Oenone
 
Fut quelque peu soigneux,
 
L'apelloit sa mignonne
10[regelnummer]
Estoit son amoureux:
 
Mais ce feu violent
 
Deuint & foible & lent.
 
 
 
Car il l'auoit conquise
 
Sans estre poursuyuant
15[regelnummer]
D'autant qu'il l'auoit prise
 
Auant qu'estre seruant:
 
Ayant plutost plaisir
 
Que l'amour ou desir.
[pagina 183]
[p. 183]

XVII

 
De vreuchde diemen haast hier op aerden verwerft
 
Soo snel ghelijck sy comt, soo flucx oock zy versterft:Ga naar voetnoot2
 
Eer men Ballancend' wickt in redens goud ghewicht,Ga naar voetnoot3
 
Soo speurtmen aen haer knap haar lichte lichtheyt licht.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
De schoone Paris valsch Oenone bedrooghGa naar voetnoot5
 
Wandt met veel kuskens hy haar Ziel uyt tlichaem sooghGa naar voetnoot6
 
Maar dese heete vlam van zijn te heftich vuyr
 
Verdween bald inde asch, want onmaat heeft geen duyr,Ga naar voetnoot8
 
 
 
Al watmen licht'lick windt, dat werdt men lichtelijck warschGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het kiesche leck're Hert gheluert altyt nae wat varsch,Ga naar voetnoot10
 
Die met een snoepich oogh kaut wellust met vermaeckGa naar voetnoot11
 
Is springh sat licht vernoeght en snact na nieuwe smaackGa naar voetnoot12
[pagina 184]
[p. 184]
 
La fille Candienne
20[regelnummer]
Du Minotaure soeur,
 
La foy Athenienne,
 
Du iouuenceau vainqueur
 
Nous font foy de cecy
 
Et son mortel soucy.
 
 
25[regelnummer]
Et la sage sorciere
 
Qui trahit la toison,
 
A la troupe guerriere
 
Venus auec Iason
 
Eut pour son payement
30[regelnummer]
Vn triste traitement.
 
 
 
L'homme ingrat & pariure
 
Pour l'effet d'vn espoir,
 
Les Dieux & les cieux iure,
 
Et si autre pouuoir
35[regelnummer]
Il se trouue plus grand,
 
Plus fort, ou plus puissant.
 
 
 
Mais ce Iupin qui tonne
 
Et auec ces clers feux
 
Les animaux estonne,
40[regelnummer]
Se rit des amoureux,
 
Se rit de leurs sermens
 
Durant leurs grands tourmens.
[pagina 185]
[p. 185]
 
De Dochter van Minos, de schoon Candische vrouwGa naar voetnoot13
 
Die proefde (laas!) met leet de Athenische trouw:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want Thesus loos en spits haar in de nacht ontliepGa naar voetnoot15
 
Dewyl zy sorgheloos, lach inde Tent en sliep.Ga naar voetnoot16
 
 
 
De wyse Toveres, die 't Gulde Vlies verrietGa naar voetnoot17
 
Van Iason den Strijdt-Heldt, die haer daar na verlietGa naar voetnoot18
 
Voor al haar oude deughd' ghenoodt sy bitt're smart:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Helaas voorleden jonst luttel vergolden wart.Ga naar voetnoot20
 
 
 
Den ondanckbaren bloet, of een meyneedich mensch
 
Versweert zyn salicheyt om eenen vlugghen wensch,Ga naar voetnoot22
 
Hy vloect by d'Helsche stroom, of opper Hemel macht,Ga naar voetnoot23
 
Of by noch grooter yets, ter wereldt werdt gheacht.Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
De dond'rende Iupijn (die vaack soo flick'rich viertGa naar voetnoot25
 
Dat cidd'rent hy verbaast het schichtich stom ghediert)Ga naar voetnoot26
 
Die lacht met Vryers pijn, die spot met Minnaers leet
 
Die acht gheen dinghen min als d' Amoureusen eedt.Ga naar voetnoot28
[pagina 186]
[p. 186]
 
La loyauté qui dure
 
Tout autant que l'oeil voit:
45[regelnummer]
Est l'honneur d'vn pariure,
 
Et sa foy on cognoit
 
Lors qu'il faint vn languir
 
En son plus grand plaisir.
 
 
 
Celuy qui boit à l'aise
50[regelnummer]
Par tout à glouton trait,
 
Lequel sa soif n'apaise
 
Ny estaint son souhait,
 
En cent sources iettant
 
Son goust iamais contant:
 
 
55[regelnummer]
Peut-il d'vne fontaine
 
Poursuyure la liqueur,
 
Et d vne seule veine
 
Appaiser son ardeur?
 
Helas il ne sçauroit
60[regelnummer]
Quand bien il le voudroit:
 
 
 
Car plus leger que plume
 
Son coeur trop alteré,
 
Va suyuant la coustume
 
Et la suit martyré,
65[regelnummer]
Qu'il n'a tant de plaisirs
 
Comme il a de desirs.
 
 
 
Tout autant qu'il elance
 
Des rayons de ses yeux,
 
Autant sort d'inconstance
70[regelnummer]
De son coeur enuieux,
 
Et ne peut s'arrester
 
Sans tousiours souhaiter.
[pagina 187]
[p. 187]
 
De trouwicheydt die duyrt soo langh alst d'oogh siet:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
d'Eer van een trouwloos mensch en blijft ooc langer nietGa naar voetnoot30
 
Sijn ontrou hoe geveynst barst uyt noch eens int ent,Ga naar voetnoot31
 
Geen schallickheyt hoe groot, de tyt maectse bekent.Ga naar voetnoot32
 
 
 
Den slorpelgorgel sieck, drinct gulsich sonder maat,Ga naar voetnoot33
 
Hoe dickwils dat hy loopt, zijn dorst hem niet verslaat:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Wt hondert borne claar, proeft hy de watervloet,Ga naar voetnoot35
 
Noch wast zijn heten lust, zijn smaack blijft even soet,Ga naar voetnoot36
 
 
 
Hoe sou dan een Fonteyn, nau waterrijck beplant,Ga naar voetnoot37
 
Dan lesschen dese droocht, van zynen dollen brant?Ga naar voetnoot38
 
Eylacy of hy graach die garen dempt en stilt,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Men can wel soomen mach, maer so niet alsmen wiltGa naar voetnoot40
 
 
 
Wandt lichter dan een pluym is zijn seer dorstich hert
 
Dat de ghewoonte volcht, waer door hy zoo verwert,Ga naar voetnoot42
 
Dat hy in martel'ry of soo gherabraackt, leeft,
 
Dat selden soo veel vreucht hy als begeerten heeft,
 
 
45[regelnummer]
Soo vluchtich als hy rept zijn lonckend' soet ghesichtGa naar voetnoot45
 
Soo wispelt staach zijn sin onstanthaftich end' licht,Ga naar voetnoot46
 
Zijn gierich herte briescht soo bremstich onbetemt,Ga naar voetnoot47
 
Waer door hy kennisloos, van reden gants vervremtGa naar voetnoot48
[pagina 188]
[p. 188]
 
L'aimer est douce chose,
 
L'amour est bon & saint,
75[regelnummer]
Mais amour dire n'ose
 
Le desir d'vn coeur faint,
 
De faint aura le bruit
 
Qui plusieurs en poursuit,
 
 
 
L'amour vray se contente
80[regelnummer]
D'vn obiet pour son mieux,
 
Et rien plus il n'attente
 
Par le coeur ou les yeux:
 
Et le parier au coeur
 
Est égal en rondeur.
 
 
85[regelnummer]
L'absence & la presence
 
Portent mesme regard,
 
Et mesme contenance
 
N'est rien si à escart,
 
Qu'on ne ioigne soudain,
90[regelnummer]
Et qu'on ne mette en main.
 
 
 
I'aime tant la simplesse,
 
Que les faints ie poursuis:
 
Et pour toute finesse
 
L'ennemie ie suis,
95[regelnummer]
I'aime la loyauté
 
Et hay la cruauté,
 
 
 
Et la langue pipeuse
 
Ne me plaist nullement,
 
Le parolle menteuse
100[regelnummer]
Me cause vn grand tourment,
 
En fin ie n'aime rien
 
Qui ne soit du tout mien.
[pagina 189]
[p. 189]
 
De Min is wonderbaar, het minnen is heel soet:
50[regelnummer]
Ia heylich is de Liefd', oprecht, volmaact en goet,
 
Maar een geveynsde jonst, comt van geen lief of vrientGa naar voetnoot51
 
Dus dieder veel vervolcht, een veynsaarts naem verdientGa naar voetnoot52
 
 
 
De ware Liefde is te vreden end' gerust
 
Met eene die zijn Ziel voor 'tbeste keurt met lust,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Zijn hert end' zijn ghesicht, zijn spreken en zyn mondt
 
Opent vrypostelijck zijn diep verborghen gront.Ga naar voetnoot56
 
 
 
'tAfwesen of 'tby zyn van de gheliefde lienGa naar voetnoot57
 
Verbeelden t'alder stont, het selfvormich aensien,Ga naar voetnoot58
 
Het treet niet buyten 'tspoor van 'tgeen de liefde prystGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
De Lievers lieffelijck elck ander Liefd' bewijst,Ga naar voetnoot60
 
 
 
Ick liefd' eenvoudicheydt, end' 't oprechte ghemoet,Ga naar voetnoot61
 
Ick haet dy vals-aert boos die't uyt gheveynstheyt doetGa naar voetnoot62
 
Van alle schalckheyt quaet, ben ick een vyandin,Ga naar voetnoot63
 
De reyne waare trouw ick grondelijck bemin,Ga naar voetnoot64
 
 
65[regelnummer]
De leughenaer spraacrijck, swetst ende breect veel wints,Ga naar voetnoot65
 
Zijn bedriegh'licke tongh; en behaeght my geensins,Ga naar voetnoot66
 
Tis my een groot verdriet, ten lesten ick bely.Ga naar voetnoot67
 
Ick minne niemant niet, dan die gants mijne sy.Ga naar voetnoot68
[tekstkritische noot]In ed. Rouen 1604, Tome IV, blz. 483-486.
Varianten van de Nederlandse tekst:
7 heete in 1646: heere - 18 Strijdt-Heldt in 1646: Stijdt-Heldt - 25 die in 1646: de - 27 Vryers in 1646: Vryes - 33 slorpelgorgel in 1650: storpelgorgel - 36 heten in 1650: herten - 45 als in 1646: al - 49 soet: in 1650: soet, - 55 end' in 1650: en

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 426-430 (met verkeerde pagineringen in 1646: 418 i.p.v. 428; in 1650: 246 i.p.v. 426, 436 i.p.v. 430).

voetnoot2
flucx: schielijk; versterft: vergaat, verdwijnt.
voetnoot3
Ballancend' enz.: nauwkeurig op de goudschaal van de rede weegt, alles goed overweegt.
voetnoot4
knap: vlug; haar lichte lichtheyt licht: gemakkelijk haar onstandvastige lichtzinnigheid.
voetnoot5
Paris: zoon van de Trojaanse vorst Priamos, getrouwd met Oinone, een nimf, die hij verliet voor Helena, de vrouw om wie de Trojaanse oorlog ontketend werd; valsch: onbetrouwbaar, trouweloos (ofwel bijvoegl. bep. bij Paris, ofwel bijwoord. bep. bij bedroogh); Oenone: om het metrum te lezen Oënone.
voetnoot6
haar Ziel uyt tlichaem soogh: renaissancistische opvatting van de liefdeskus.
voetnoot8
bald: spoedig, schielijk; onmaat: mateloosheid.
voetnoot9
licht'lick: moeiteloos, gemakkelijk; dat werdt men enz.: daarvan wordt men even gemakkelijk afkerig; lichtelijck: ter wille van het metrum te lezen: licht'lijck.
voetnoot10
kiesche: kieskeurige, begerige; leck're: lustzoekende, verwende; gheluert: ter wille van het metrum te lezen: gluert; wat varsch: iets vers; iets nieuws.
voetnoot11
Die: al wie; snoepich: snoepachtig, verlekkerd; kaut: in gedachten geniet.
voetnoot12
Is springh sat licht vernoeght: is meteen verzadigd en gemakkelijk voldaan, heeft er vlug zijn bekomst van; na: naar.
voetnoot13
Dochter van Minos: Ariadne; wegens moord op de zoon van Minos, de koning van Kreta, moesten de Atheners om de negen jaar zeven meisjes en zeven jongelingen naar het labyrint te Knossos zenden als offers voor de Minotauros; dit monster werd door de Atheense koningszoon Theseus gedood dank zij de hulp van Ariadne. Samen vluchtten zij, maar op het eiland Naxos liet Theseus haar achter terwijl ze sliep; Candische: van Kandia, d.i. Kreta, Kretensische.
voetnoot14
proefde: ondervond.
voetnoot15
Thesus loos en spits: de onbetrouwbare en listige Theseus; haar... ontliep: vluchtte van haar weg.
voetnoot16
Dewyl: terwijl; lach ... en sliep: lag te slapen.
voetnoot17
De wyse Toveres: Medea, dochter van de koning van Kolchis, waar het gulden vlies werd bewaard. Toen de Argonauten dit wilden bekomen, hielp Medea hun leider Jason met haar toverkracht, waarna ze met hem vluchtte; later verstootte hij haar voor een huwelijk met Glauke of Kreüsa, dochter van koning Kreon, wat Medea door haar toverkunsten belette. Zie ook blz. 233-235.
voetnoot18
Van: vanwege (bij ghenoodt, vs. 19); of: drukfout voor Aan?
voetnoot19
Voor: als dank voor; oude deughd': bewezen weldaden, diensten; ghenoodt: ontving, ondervond.
voetnoot20
voorleden jonst: vroeger bewezen gunst; luttel ... wart: werd povertjes beloond (in het geval van Medea); of: wordt zelden beloond.
voetnoot22
Versweert: verloochent, zet met een eed op het spel.
voetnoot23
Hy vloect enz.: hij zweert bij hel of hemel.
voetnoot24
werdt: waard, waardevol.
voetnoot25
Iupijn: de Romeinse oppergod Jupiter, die beschikte over donder en bliksem; viert: bliksemt.
voetnoot26
cidd'rent: zodat hij doet sidderen; verbaast: ontstelt, met schrik slaat.
voetnoot28
Die acht enz.: die acht de liefdeseed het allerminst.
voetnoot29
d'oogh: om het metrum leze men d'ooghe (ofwel: als het d'oogh).
voetnoot30
blijft ooc enz.: duurt evenmin langer.
voetnoot31
hoe geveynst: hoe zeer ook verbloemd; barst uyt enz.: blijkt uiteindelijk toch.
voetnoot32
schallickheyt: listigheid, boosaardigheid.
voetnoot33
slorpelgorgel (slorpegorgel?): dronkaard, zuiplap; sieck: ongezonde, zwakke.
voetnoot34
loopt: nl. naar de borne (vs. 35); hem niet verslaat: verslaat zich niet, wordt niet gelest.
voetnoot35
borne claar: heldere bronnen.
voetnoot36
heten: brandende, onlesbare; soet: lekker; hij vindt het altijd even smakelijk.
voetnoot37
een: één enkele; nau waterrijck beplant: schaars voorzien van water.
voetnoot38
dollen: buitensporige; brant: brandende dorst.
voetnoot39
of: zelfs al; die: nl. dese droocht (vs. 38); graach ... garen: volgraag ... met genoegen; dempt: blust.
voetnoot40
soomen mach: zoals het mogelijk is.
voetnoot42
ghewoonte: nl. zijn dorstich hert te voldoen; verwert: in de war geraakt, er ellendig aan toe is.
voetnoot45
vluchtich: snel; rept: beweegt; soet ghesicht: vriendelijke ogen, begerig naar het ‘soet’.
voetnoot46
wispelt: draait en keert; onstanthaftich: onstandvastig; licht: wispelturig.
voetnoot47
gierich: begerig; briescht: woedt, gaat tekeer; bremstich: geil, tochtig; onbetemt: teugelloos.
voetnoot48
kennisloos: redeloos; reden: redelijkheid; vervremt: vervreemdt, beroofd wordt.
voetnoot51
jonst: genegenheid, verliefdheid; lief: minnaar.
voetnoot52
dieder: die er; vervolcht: najaagt; een veynsaarts naem: de naam van huichelaar.
voetnoot54
eene: één enkele; keurt: verkiest; met lust: met genoegen.
voetnoot56
Opent: openbaart, enkelv. ondanks meervoudig onderwerp; gront: innigste wezen, gemoed.
voetnoot57
'tAfwesen of 'tby zyn: de af- of de aanwezigheid.
voetnoot58
Verbeelden: vertonen, geven te zien; t'alder stont: op elk ogenblik; het selfvormich aensien: de gelijkblijvende, eendere aanblik.
voetnoot59
Het: nl. dat aensien
voetnoot60
De Lievers: de minnenden; lieffelijck: vol liefde; bewijst: betoont; enkelv. na elck ander, al is meerv. Lievers onderwerp.
voetnoot61
Ick liefd' eenvoudicheydt: ik bemin de eenvoud.
voetnoot62
dy: u; die't: die het, nl. het beminnen.
voetnoot63
schalckheyt: boosaardigheid, sluwheid.
voetnoot64
grondelijck: uit de grond van mijn hart.
voetnoot65
spraacrijck: welbespraakte (bij leughenaer); breect veel wints: bluft, maakt veel drukte.
voetnoot66
en: deel van de ontkenning bij geensins; de kommapunt denke men weg.
voetnoot67
ten lesten: tenslotte, om te sluiten; ick bely: beken ik.
voetnoot68
mijne sy: de mijne zal zijn, van mij zal zijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero