Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

Margriete, de dochter van de goudsmid

Twee liederen en drie sonnetten komen voor in De Veertiende Historie van Deel IV: ‘Een Mantuaner zynde Ialoers Geworden over zijn Huysvrouwe, haer meynende te dooden, hy dooden zyn eyghen Dochterken’ (blz. 461-489).

 

Een goudsmid had een dochter, mooier en gracieuzer dan de meeste adellijke meisjes. Een opvoeding boven haar stand bracht mee dat zij ‘in plaetse van een goedt handt-werck te leeren, haren tyt toebracht ende versleet in veelderleye Poeten ende minneboecken te lesen, ende op eenige instrumenten ende claversignen ende anderen te spelen, dansende ende singhende als een van de grootste Sottinen’ (blz. 462). Zo liep ze in haar ongeluk.

Zij heette ‘Margriete, ende zy was voorwaer een peerle, hadde de deught zoo wel plaetse in haer gehadt als de ydelheydt’ (blz. 463). Vaak verkeerde zij aan het hof en de Mantuaanse prinsessen schepten een bijzonder behagen in haar zang. Eens zong zij ‘dit volgende liet, die zy zeyde dat zyse ghemaect hadde, nochtans heikbbe ickse gevonden onder compositien van een frayen excellenten Italiaenschen Poete van dien tijdt’ (blz. 463):

 
Ick hadde noyt ghevoelt in myn voorleden wijlen (XVIII).

Getroffen door haar lied en bekoord door Margrietes schoonheid, werd een ‘van de Gonsageus Princen’ (blz. 467) werkelijk verliefd. Margriete was niet alleen mooi en knap, maar ook lichtzinnig en de prins schonk haar ‘eenighe fraeye refereynen, of die tot liefde lockten, of die tot lof van de Ioffrouwe strecte. Eens op eenen tijdt gaf hy haer een sonnet van dezen inhoudt’ (blz. 468):

 
Met hondert straeltges hel so blincken en so leven (XIX).

Daardoor was Margriete zeer gevleid; ‘sy voldede hem met een laccchende aengesicht, ende gaf hem weder een ander sonnet also luydende’ (blz. 470):

 
Waer Cupidoos ghesicht besluyert niet bewonden (XX).
[pagina 191]
[p. 191]

Nu verklaarde Gonsague zijn liefde. Eerst hield Margriete zich afwijzend, maar tenslotte aanvaardde zij hem ‘voor een Serviteur’ (blz. 472). Vaak kwam hij bij haar aan huis, op haar kamer, waar ze elkaar ongehinderd ‘caresseerden ende troetelden’ en ‘Den Seigneur Gonzague sijnde droncken in sulcke playsier, die maeckte een mael eenige fraeye dichten, die hy sijn Matresse gaf, ende waren van desen inhoud’ (blz. 473):

 
Ay schoone dochter blont, die't hulsel en paruycken (XXI).

Margrietes vader begon te vresen ‘dat haer den buyck mochte swellen’ (blz. 475) en zeer tegen haar zin huwelijkte hij haar uit aan ‘een wapen maker ofte sweertveger’ (blz. 476). Zij kon haar eerste minnaar niet vergeten. Hoe achterdochtig haar man ook was, zij slaagde erin hem te doen optekenen ‘in de rolle daer men vint die gecroonde hoofden, met verlof met twee moye Hoorens’ (blz. 476). De verliefde maar bedrogen echtgenoot verwaarloosde zelfs zijn werk; Margriete beklaagde zich bij de prins, in de hoop dat hij haar man zou laten ombrengen; Gonsague wist haar echter te paaien.

Er werd een dochtertje geboren - ‘van wien van beyde en hebbe ick niet ghevraecht. als die mijn Neuse in zo secrete dinghen niet en steecke’ (blz. 480-481) -; de man was toch zo trots! Voor gedichten had Margriete nu geen tijd meer; ‘nochtans eenmael ghedenckende op eenige veersen die tot haren propoost wel dienen, sy schreefse, ende gafse Seigneur Gonsague, om hem te vertoonen wat sy hielt vande caressen van haren Man, ende wat zy van sijn courtoisie was verwachtende: zy waeren aldus’ (blz. 481):

 
Noyt sach den creple Smidt, die Iupijns blixem smede (XXII).

Eens moest de man dringend een harnas afmaken; daarom zou hij ook 's nachts blijven werken. Margriete waarschuwde haar minnaar. Maar de echtgenoot werd achterdochtig; in het holst van de nacht kwam hij thuis, waar hij de overspeligen betrapte. Zijn wapens had hij beneden gelaten; hij ging ze vlug halen, vloekend en tierend, zodat de slapende gelieven wakker werden en ijlings vluchtten; het kind lieten ze alleen in hun bed achter. Terug boven gekomen sloeg de man toe en ... doodde zijn dochtertje. Angstig vluchtte hij nu naar een veilige plaats. De Gonsagues schonken hem vergiffenis en man en vrouw kwamen weer samen. Achterdocht kende de smid niet meer: het was nutteloos, Margriete was onverbeterlijk.

 

Dezelfde geschiedenis ook bij Bandello, Novelle, I, 59; in zijn (zeer kort) verhaal komt geen enkel gedicht of vers voor.

[pagina 192]
[p. 192]

XVIII Chanson

 
Ie n'auois onc senty le dard,
 
Ny le feu, ny le trait mignard,
 
Ny les flammes ny le bandage,
 
L'apast, ny l'ardeur du brandon
5[regelnummer]
Du cruel archer Cupidon,
 
Sa douce fierté, ny sa rage.
 
 
 
Ie n'auoy humé par les yeux
 
De son venin pernicieux
 
Le goust qui dedans mes entrailles,
10[regelnummer]
A engendré mille discords
[pagina 193]
[p. 193]

XVIII

 
Ick hadde noyt ghevoelt in myn voorleden wijlenGa naar voetnoot1
 
De schichten noch het vier, noch de vliegende pijlen
 
De hongerige vlam, noch t'woeden noch de wint,
 
Noch ooc de fackel heet van 'twreede schutter kint.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Ick hadde door t'ghesicht geleppert noch ghesoopenGa naar voetnoot5
 
Dat schadelijc vergift, de smaac van t'lieflijck hoopen.Ga naar voetnoot6
 
Dat in mijn inghewant soo nestelde met cracht,Ga naar voetnoot7
 
En heeft my duysentich crackeelen toeghebracht.Ga naar voetnoot8
[pagina 194]
[p. 194]
 
Et autant de plaisans accorts,
 
Mille paix, & mille batailles.
 
 
 
Ie ne sçauois point si mon coeur
 
Estoit capable d'vn ardeur
15[regelnummer]
Que tous pensent insuportable:
 
Et pensois que ce fol enfant
 
Fut aussi foible & impuissant
 
Comme vn enfant est redoutable.
 
 
 
Mais quand i'ay veu & que les dieux,
20[regelnummer]
Et que la terre & que les cieux,
 
La mer, & les enfers flechissent
 
Sous la puissance de ce Dieu,
 
Et qu'il leur commande en tout lieu,
 
Que tous en tout luy obeissent:
 
 
25[regelnummer]
Hà, hà cruel, ay-ie dit lors,
 
Qui force les coeurs, & les corps,
 
Qui renuerse toute puissance:
 
Laisse moy sans point me ferir
 
De ma libre vie iouyr
30[regelnummer]
Sans qu'espreuue ton inconstance.
 
 
 
Ne voile point audacieux
 
Ny mon esprit, ny ses clers yeux,
[pagina 195]
[p. 195]
 
Ia duysent strijden straf en duysent soete vrede,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die in mijn jongh gemoet schermutste ende strede,
 
Ick wist niet of mijn hert (soo minneloos en cout)Ga naar voetnoot11
 
Sou lijden wel den brant, die elck onlijd'lijck hout.Ga naar voetnoot12
 
 
 
Ick waende 't dwase wicht most swack onmatigh wesenGa naar voetnoot13
 
En dat zyn kintsche cracht was noodeloos te vresen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Maar als ick heb ghezien dat hy de hooghe Goon,Ga naar voetnoot15
 
De Hemel en de Aard' soo dwangh met zijn geboon.Ga naar voetnoot16
 
 
 
De Bodem vande Zee, en d' afgront van de Helle,
 
Die beven voor syn macht, die schricken voor zijn quelleGa naar voetnoot18
 
Een yder severbect voor desen cleenen GodtGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Diet al in als bestiert, met syn dwingent gebodt.Ga naar voetnoot20
 
 
 
Ha! wreede (seyd' ick doe) die met u felle smarten,Ga naar voetnoot21
 
Die lichamen vercracht, verdruct de vrome hartenGa naar voetnoot22
 
Die alle macht verniet, diet al is onderdaan,Ga naar voetnoot23
 
Laet my mijn vrydom vry, sonder my dus te slaanGa naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
Bedect o stoute niet mijn gheest noch oock mijn oogenGa naar voetnoot25
[pagina 196]
[p. 196]
 
Ny de l'ame la force viue:
 
Ne rauis point ma liberté
35[regelnummer]
Pour esprouuer ma fermeté
 
Et de iugement ne me priue.
 
 
 
Mais las, alors que le prioy
 
Et qu'humblement le requeroy
 
Il a dardé d'vne secousse
40[regelnummer]
Le trait plus aceré & fort
 
Le plus nuisant & porte-mort
 
Qu'il ait sçeu choisir en sa trousse.
 
 
 
Il l'a lancé contre mon coeur
 
De telle main, force & vigueur
45[regelnummer]
Que la playe en est si profonde
 
Que d'en trouuer la fin ne peux
 
Et la guarir moins ie ne veux
 
Et ne permets que lon la sonde.
 
 
 
Aussi le toucher y nuiroit
50[regelnummer]
Si amour mesme n'y mettoit
 
La main auec playe nouuelle,
 
Bleçant auec vn pareil trait
 
Celle qui rauist mon souhait,
 
Et qui mes vains desirs bourrelle.
 
 
55[regelnummer]
Celle clarté, ces deux rayons
 
Ces Archerots, ces Cupidons
 
Qui en sa face m'aparoissent,
 
Sont les seuls moyens de mon heur,
 
Sont les seuls apasts de mon coeur,
60[regelnummer]
Mais las! ils ne me recognoissent.
[pagina 197]
[p. 197]
 
Noch die levende cracht der Zielen groot vermogen,Ga naar voetnoot26
 
En rooft mijn oordeel niet mijn vryheydt of mijn schiltGa naar voetnoot27
 
Als ghy mijn vaste sin strengh'lijck beproeven wilt.Ga naar voetnoot28
 
 
 
Maar laas! doen ick hem badt met oodtmoedighe beden,
30[regelnummer]
Heeft hy gheschoten los (heel buyten recht of reden)Ga naar voetnoot30
 
Van synen esschen booch, so vluchtich en so ras,Ga naar voetnoot31
 
De doodelijckste schicht die in syn koocker was.
 
 
 
Hy heeft hem afgelost en in mijn hart gesonde,Ga naar voetnoot33
 
Daer het verstaalde punct boorde soo groot een wonde,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Een grondeloose wondt, een wonde onbekent,Ga naar voetnoot35
 
Wiens smarte niet ghedooght datmense tast of ent,Ga naar voetnoot36
 
 
 
Het yser soude my een snelle doodt bereyde,Ga naar voetnoot37
 
Indien de minne niet de handt daar aan en leydeGa naar voetnoot38
 
En quetste met een schicht op een ghelycke stont,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Der gener die mijn hert gerooft heeft en gewont.Ga naar voetnoot40
 
 
 
Dees schoone claerheyt hel, dees Cupido, dees stralen,
 
Die my in haer gesicht soo levendich afmalen.Ga naar voetnoot42
 
Dat zyn de midd'len van mijn eenich groot gheluck,
 
Maar sy herkennen niet mijn trouheyt noch mijn druckGa naar voetnoot44
[pagina 198]
[p. 198]
 
Ne recognoissent ma loyauté,
 
Et ie sens bien leur cruauté,
 
Ne cognoissent point mon seruice:
 
Et cependant que ie me pais
65[regelnummer]
Ores de guerre & puis de paix,
 
Pas vn d'eux ne fait son ofice.
 
 
 
Ainsi le dard, ainsi le feu,
 
Ainsi les ailes de ce Dieu
 
Me poignent bruslent & tempestent,
70[regelnummer]
L'esprit, le sens, & tout le coeur
 
D'vn vent, d'vn fer, & d'vne ardeur
 
Sans que mon remede ils proiettent.
[pagina 199]
[p. 199]
45[regelnummer]
Ach zy herkennen niet de trouwe van mijn ziele,
 
En ick gevoele wel haar wreetheyt my verniele,Ga naar voetnoot46
 
Sy kennen niet mijn dienst, noch 'therte dat dus vlamptGa naar voetnoot47
 
Geen van mijn sinnen vijf, voldoen haer eygen ampt.Ga naar voetnoot48
 
 
 
Also het vonckend' vier, de vleug'len, de schichten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
In myn bedroefde geest soo woesten brandt gaan stichten,Ga naar voetnoot50
 
Met yser en met vlam en met een stijve wint,Ga naar voetnoot51
 
Waar toe mijn suffe aerdt gantsch geen remedie vint.Ga naar voetnoot52
[pagina 200]
[p. 200]

XIX

 
De cent & cent clartez viuement reluisantes
 
Estincellent les yeux du cruel Cupidon,
 
(Quoy qu'aueugle on le die) & son ardant brandon
 
Autant a de splendeur & de flammes ardantes:
 
 
5[regelnummer]
Le sçauroit-on tromper, alors qu'estincellantes
 
Sont ces saintes clartez & que ce doux rayon
 
Surpasse la beauté du vermeil Apollon,
 
Et de la clere Lune, & planettes errantes?
 
 
 
Helas ie croy que non, car is pensois fuir
10[regelnummer]
Deuant ce feu cruel auec vn seul desir
 
Sans plus outre passer: mais i'ay eu autre attainte.
 
 
 
Car ie sens son brandon s'allumer en mon coeur,
 
Et croist si viuement en l'esprit cet ardeur
 
Que la flamme à iamais on n'en verra esteinte.
[pagina 201]
[p. 201]

XIX

 
Met hondert straeltges hel so blincken en so levenGa naar voetnoot1
 
Het glinsterendt ghesicht van Cupido het kindt:Ga naar voetnoot2
 
Waart alsmen zeydt, dat hy is oogheloos of blindt,Ga naar voetnoot3
 
Hoe sou syn fackel claar, dan so veel vlammen geven?
 
 
5[regelnummer]
Sou yemant met bedroch in duysternis doen snevenGa naar voetnoot5
 
Syn heyl'ge claarheyt die so luysterrijck begint,Ga naar voetnoot6
 
Dat hy de schoonheydt vande blonde Zon verwint,
 
Ia van de clare Maan en de Planeten seven.Ga naar voetnoot8
 
 
 
Laas dat geloof ick niet, want siet ick docht wel eerGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Te vluchten voor dit vyer met een eenich begheer,Ga naar voetnoot10
 
Om eenelijck altijts myn eygen voocht te blijven,Ga naar voetnoot11
 
 
 
Maar ick ghevoelde haast de lieffelijcke smart,Ga naar voetnoot12
 
Die met der minnen toors brantstichten in myn hart,
 
In voeghen dat men die can lesschen noch verdryven.Ga naar voetnoot14
[pagina 202]
[p. 202]

XX

 
Si Cupidon n'est plus aueuglé du bandage
 
Que sa mere naissant, luy posa sur les yeux,
 
Il le faut esperer plus doux & gracieux,
 
Sans trait nuisant, sans feu, sans rigueur & sans rage
 
 
5[regelnummer]
Il fera bon voguer sans luy, car nul orage
 
Enflera les grans flots de Neptune escumeux,
 
Et ne viuront en peur, les loyaux amoureux
 
Ou soit de periller, ou de souffrir naufrage.
 
 
 
Si ie deuois aimer, ie voudrois que ce sort
10[regelnummer]
Bienheureux mon desir, me donna ce confort
 
Que les yeux débandez de Cupidon ie visse.
 
 
 
Car ainsi ie pourroy choisir vn seruiteur
 
Esgal en volonté aux desirs de mon coeur,
 
Et lequel me seroit à iamais en ofice.
[pagina 203]
[p. 203]

XX

 
Waer Cupidoos ghesicht besluyert niet bewondenGa naar voetnoot1
 
Die hem vrou Venus bandt van syn geboorte afGa naar voetnoot2
 
Hy wierde dan heel soet, ghenadich sonder straf,Ga naar voetnoot3
 
Sonder schicht, sonder vier, of rasery bevonden.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Geen bulderigh tempeest sou uyt de diepe gronden
 
Doen swellen inde lucht de baren vande ZeeGa naar voetnoot6
 
De trouwe Minnaers die sullen van liever leeGa naar voetnoot7
 
Dan varen, daer wel eer sy in perijckel stonden;Ga naar voetnoot8
 
 
 
Indien ic minnen most, ick wilde dat het lot
10[regelnummer]
My tot gheluck toeley, dat ick van dese GodtGa naar voetnoot10
 
Eens clarelick mocht sien zyn onbedecte ooghen;
 
 
 
Want siet ick zoude dan heel wijsselijck voor mijnGa naar voetnoot12
 
Een dienaar trou en goet voorsichtich kiesen mogenGa naar voetnoot13
 
Die my in als gelijck van sinnen soude zijn.Ga naar voetnoot14
[pagina 204]
[p. 204]

XXI

 
Fille plus belle que l'atour
 
Ni de l'Aurore ni du iour,
 
Et plus que le lait de lis blanche
 
A ceste fois ma soif estanche
5[regelnummer]
Et rassasiant mon las coeur
 
Estains en luy d'amour l'ardeur.
[pagina 205]
[p. 205]

XXI

 
Ay schoone dochter blont, die't hulsel en paruyckenGa naar voetnoot1
 
Des gouden Dagheraats Verwelickt en verdooft.Ga naar voetnoot2
 
Die de Snee-witten Melck en Lelyen doen duycken.Ga naar voetnoot3
 
Voor 't silver-blancke vel van u eerwaardich hooft,Ga naar voetnoot4
[pagina 206]
[p. 206]
 
Espans, ô belle Marguerite
 
Fleur sans pareille fleur d'eslite
 
Espans ces cheueux tous dorez,
10[regelnummer]
Et par moy sur tout honorez
 
Qui font deshonneur à l'Aurore,
 
Et au ray qui leuant l'adore,
 
Et ceste vermeille couleur
 
De ton cler visage l'honneur,
15[regelnummer]
Qui surpasse le blanc yuoire,
 
Et plus que la rose a de gloire
 
Son vermillon espanissant
 
Alors qu'en l'arbre va croissant.
 
 
 
Descouure mignarde, descoeuure
20[regelnummer]
Ce rare & excellent chef d'oeuure
 
De nature, ces deux gazons
 
Ces deux pommes, & beaux tetons.
 
Qui separez de belle espace
 
Donnent au corps autant de grace
25[regelnummer]
Que les vallons, que les costaux
 
Aux champs plus fertils & plus beaux.
 
 
 
Baise moy ma folle & rebaise,
 
Ha, ie meurs, ie meurs en cest aise.
 
Rebaise moy, reprens mon coeur
30[regelnummer]
Qui s'enuoloit apres l'odeur
 
De ton halaine, & rens moy l'ame
 
Que m'ont raui ton feu & flamme.
 
 
 
Ha, ie me pasme, ha, ha, ie meurs
 
Tu m'as succé cent mille fleurs
35[regelnummer]
Qui dessus tes léures pourprines,
 
Parmy ces ioües corallines
 
l'auois cueilly, las rens le moy,
 
Appaise belle mon esmoy,
 
Et rens moy ces fleurs bien-flairantes
40[regelnummer]
Et ses vies en moy naissantes.
[pagina 207]
[p. 207]
5[regelnummer]
O Margeriete schoon: o uytgelese bloeme,
 
Stroyt uyt u braaf vergult, en lang goutdradich haarGa naar voetnoot6
 
Dat de Sonne beschaamt, verwondert is, en hoemeGa naar voetnoot7
 
De roosen end' 'tyvoor, soo marmelt door malcaar.Ga naar voetnoot8
 
 
 
Ontdeckt mijn lief, ontdeckt 'tmeesterstuck der natuerenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dit sonderlinghe werck, dit uytnemende raack,Ga naar voetnoot10
 
Dees Appel-borstjens hart, dees lieve naghebuerenGa naar voetnoot11
 
Die 't lustgierighe oogh beloven soet vermaack.Ga naar voetnoot12
 
 
 
Cust my, mijn soete; ha, cust my en cust my weder,
 
Ha, ha, ick sterf, ick sterf, de Ziele my ontvloochGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Na uwen adem soet mijn hart springt op en nederGa naar voetnoot15
 
En swoecht noch na de kracht, die my u vier ontsooch.Ga naar voetnoot16
 
 
 
Ick swijm, ay my ick swijm, 'tleven wil my ontslippen,Ga naar voetnoot17
 
Ach ghy ontsuyget mijn dat lieffelijck ghebloemtGa naar voetnoot18
 
Dat ick te plucken plach van u purpere lippen
20[regelnummer]
Van 'tCouraal rijcke hof, en Roosen-velt voornoemt.Ga naar voetnoot20
 
 
 
Paeyet mijn groot verdriet, en wilt gena gebruycken,Ga naar voetnoot21
 
O schoone die mijn Ziel volcomelijck besit,
 
Geeft my de bloemkens weer die so soetguerich ruycken,
 
Geeft my haar oude kracht, haar leven, en haar pit,Ga naar voetnoot24
[pagina 208]
[p. 208]
 
Ferme mignarde ces yeux,
 
Tu m'esblouys, ha, ie ne peux
 
Souffrir ceste clarté diuine:
 
 
 
Acolle moy fille benigne
45[regelnummer]
Et de ce doux embrassement
 
Viens appaiser mon grand torment,
 
Estains mon feu, estains ma flamme,
 
Auant que s'enuolle mon ame
 
Parmy l'apast de ce plaisir
50[regelnummer]
Qui me fait viure & mourir.
[pagina 209]
[p. 209]
25[regelnummer]
Mijn oogen zyn verstaart, met schimmer blint gheslagenGa naar voetnoot25
 
Belamfert soete lief u Goddelijck ghesicht,Ga naar voetnoot26
 
O vriendelijcke mont, ick en kan niet verdraghen,
 
V flonckerige brandt, en vonckend' ooghen licht.Ga naar voetnoot28
 
 
 
Omhelst my waarde lief en laet my troost verwervenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Bluscht uyt mijn glimmend' vyer, bluscht uyt mijn heete vlam
 
Die my op eenen stond doen leven ende sterven:Ga naar voetnoot31
 
'tWaer scha dat onse vreuchd' int midden eynde nam.Ga naar voetnoot32
[pagina 210]
[p. 210]

XXII

 
Iamais le forgeron, qui dans le Mongibel
 
Forgeoit iadis le fer, & les feux de son pere
 
Ne monstra son visage, & sa face si fiere
 
A Venus enlacee, auec Mars le cruel,
 
 
5[regelnummer]
Que ie sens de douleur, & de trance mortel
 
Sentant vn sot mary auec sa main grossiere,
 
Me manier souuent, me baiser, faire chere,
 
Et est mon creue coeur en moy continuel.
 
 
 
Car il est assidu nuit & iour en ma couche:
10[regelnummer]
Car sans cesse il me tient, me caresse et me touche,
 
Et ne souffre qu'aucun s'empesche à me seruir.
 
 
 
Helas! si ie pouuoy ie chasseroy la beste
 
Qui me ronge le coeur, alors qu'il me fait feste:
 
Car ie le hay trop plus, qu'il ne craint de mourir.
[pagina 211]
[p. 211]

XXII

 
Noyt sach den creple Smidt, die Iupijns blixem smedeGa naar voetnoot1
 
Soo vinnig, noch soo wreet, soo wrevel, noch soo barsGa naar voetnoot2
 
Op Venus geyl en heet, die met den bloedt-God MarsGa naar voetnoot3
 
Opt sachte lodder bedt, haer troetel kuskens dede,Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Als ick ghevoel met smart, de groote vriend'lijckhede
 
Van mijnen sotte Man, die met zijn grove handt
 
My dickwils strooct end' streeldt, doch tot mijn hertseer, wantGa naar voetnoot7
 
Hy laet my dach noch nacht, noch nimmermeer in vrede,
 
 
 
Hy flick-floyt, en hy sabt, en doet my alle feest,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ia steets omhelst hy my met een wan-trouwen gheest,
 
Soo dat van niemant ick mach eenich dienst verwervenGa naar voetnoot11
 
 
 
Eylacy soo ick con 'kverjoech den botten beest,
 
Voor wien mijn hert verschrict, afwisich, trilt en vreestGa naar voetnoot13
 
Want meerder haet ic hem, dan hy schroomt voor zijn sterven.Ga naar voetnoot14
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 520-523.
Varianten van de Nederlandse tekst:
In 1622 Titel: Cupidoos Liedt, Stemme: Als ick uyt wandelen gae, &c. - 2 pijlen zonder komma, in 1622: pylen, - 3 woeden zonder komma, in 1622: woeden, - 5 ghesoopen in 1646 en 1650: gheloopen in 1622: gheloopen met komma - 6 hoopen. in 1650: hoopen, in 1622: hoopen zonder punt - 9 straf in 1646 en 1650: staf in 1622: straf met komma - 11 hert in 1622: hart - 13 waende zonder komma, in 1622: waende, - onmatigh in 1622: onmachtig - 14 vresen, in 1650: vresen: - 16 geboon. in 1622: geboon, - 18 quelle zonder komma, in 1622: quelle, - 19 Godt zonder komma, in 1622: Godt, - 20 als in 1622: all's - 21 smarten, in 1622: smarten zonder komma - 22 Die in 1622: De - 24 slaan zonder punt, in 1650 en 1622: slaan. - 25 stoute zonder uitroepteken, in 1622: stoute! - gheest zonder komma, in 1622: geest, - oogen zonder komma, in 1622: oogen, - 27 niet zonder komma, in 1622: niet, - schilt zonder komma, in 1622: schild, - 33 hart in 1622: hert - 35 Een in 1646 en 1650: Den - 36 ent, in 1622: end. - 38 leyde zonder komma, in 1622: leyde, - 41 stralen, in 1622: stralen zonder komma - 42 afmalen. in 1622: afmalen: - 43 gheluck, in 1622: geluck; - 44 druck zonder punt, in 1622: druck. - 45 ziele, in 1622: Ziele! - 46 verniele, in 1622: verniele: - 47 vlampt zonder komma, in 1622: vlampt, - 49 vleug'len in 1622: vleugelen - 50 In in 1622, 1646 en 1650: En - bedroefde in 1622: beroerde - 51 vlam zonder komma, in 1622: vlam, - 52 aerdt in 1622: hert - vint. in 1646: vint,

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 463-467. Het gedicht komt ook voor in het Groot Lied-boeck, 1622 (ed. Stuiveling, Culemborg 1975, nr. LXIV, blz. 241-244).

voetnoot1
voorleden: verleden, voorbije; wijlen: tijden.
voetnoot4
schutter kint: Cupido; behalve met pijl en boog soms ook voorgesteld met een fakkel.
voetnoot5
t'ghesicht: de ogen; geleppert: met kleine teugjes gedronken, in tegenstelling met ghesoopen.
voetnoot6
hoopen: de punt na dit woord vervange men door een komma.
voetnoot7
inghewant: binnenste, hart.
voetnoot8
En heeft my: en dat mij heeft; duysentich: duizend; crackeelen: twisten, ongenoegens.
voetnoot9
strijden straf: erge moeilijkheden, felle innerlijke tegenstrijdigheden.
voetnoot11
minneloos: zonder liefde (nl. vroeger).
voetnoot12
lijden: kunnen doorstaan, verdragen; onlijd'lijck: niet te verdragen; hout: acht, beschouwt als.
voetnoot13
't dwase wicht: nl. Cupido (vs. 4); onmatigh: buitengewoon (bij swack), of: geen maat houdend; volgens de Franse tekst verdient de variant van 1622 de voorkeur: swack onmachtig.
voetnoot14
kintsche: van een kind; noodeloos: onnodig.
voetnoot15
als ick heb ghezien: toen ik zag.
voetnoot16
dwangh: dwong, naar zijn zin zette. De punt na dit vs. vervange men door een komma; de volgende strofe is de illustratie van wat in vzn. 15-16 is gezegd en vormt enige tussenzinnen; met vs. 21 gaat de zin van vzn. 15-16 voort.
voetnoot18
quelle: kwelling, marteling.
voetnoot19
severbect: kwijlt.
voetnoot20
al in als: alles in alle opzichten; bestiert: bestuurt, beheerst.
voetnoot21
doe: toen.
voetnoot22
vercracht: krachteloos maakt; vrome: kloeke, dappere.
voetnoot23
verniet: te niet doet, vernietigt; diet al is onderdaan: aan wie alles onderworpen is.
voetnoot24
vry: ofwel bijvoegl. bep. bij vrijdom ofwel bijwoordel. bep.: gerust, toch; dus: aldus, zo; slaan: treffen; hierna denke men een punt.
voetnoot25
Bedect: maak blind, omfloers; stoute: ondeugende, vermetele.
voetnoot26
der Zielen groot vermogen: die: de; Zielen: ziel (enk.); groot vermogen: ofwel bijvoegl. bep. bij Zielen: zeer sterke, ofwel bijstelling bij cracht der Zielen.
voetnoot27
oordeel: oordeelvermogen; hierna denke men een komma; mijn schilt: wat mij beschut (een omschrijving voor vryheydt).
voetnoot28
mijn vaste sin: mijn standvastig gemoed; strengh'lijck: gestreng, zwaar.
voetnoot30
los: ofwel deel van werkw. gheschoten: losgeschoten, gelost; ofwel bijw.: losweg, zo maar; heel buyten recht en reden: volkomen tegen alle recht en redelijkheid in.
voetnoot31
vluchtich: vliegensvlug, snel.
voetnoot33
afgelost: afgeschoten.
voetnoot34
Daer: waar; verstaalde: verharde.
voetnoot35
grondeloose: onpeilbare.
voetnoot36
tast of ent: aanraakt of ten volle peilt.
voetnoot37
Het yser: nl. het verstaalde punct (vs. 34).
voetnoot38
de minne: de liefde, nl. Cupido; de handt enz.: daaraan de hand legde, ingreep.
voetnoot39
een ghelycke: eenzelfde.
voetnoot40
Der gener: diegene; vrouwel. datiefvorm na quetste (zie Staett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis. Den Haag 19233, blz. 121, § 180 V).
voetnoot42
my: voor mij; gesicht: ogen; levendigh: levensecht; afmalen: afgeschilderd staan.
voetnoot44
sy: nl. de claerheyt enz. van vs. 41; herkennen: erkennen, zien in.
voetnoot46
haar: hun, nl. van de claerheyt enz. (vs. 41).
voetnoot47
dus: zó; vlampt: brandt, vurig bemint. Aan het einde van dit vers denke men een punt of een dubbelepunt.
voetnoot48
voldoen enz.: volbrengen hun taak, nl. het duidelijk maken van mijn verliefdheid en/of het zich beheersen in de onbeantwoorde liefde; hier wijkt het Nederlands af van het Frans.
voetnoot49
Also: op die wijze, en zo komt het dat; vier: vuur; dit en de twee volgende substantieven verwijzen naar Cupido, de liefde; vleug'len: ter wille van het metrum te lezen vleugelen.
voetnoot50
woesten: woedende, felle; stichten: veroorzaken.
voetnoot51
stijve: stevige, hevige.
voetnoot52
Waar toe: waarvoor; suffe: verbijsterde, verslagen; aerdt: natuur, inborst.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz, 524.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 460 (= 469).
1 straeltges in 1650: straeltjes - 13 toors in 1650: toorts

voetnoot1
so blincken en so leven: schitteren levendig.
voetnoot2
ghesicht: ogen (vandaar meerv. werkw. in vs. 1.)
voetnoot3
Waart: ware het, indien het zo was. Grammaticaal zijn de vzn. 3-4 juist, maar de idee is tamelijk onlogisch en wijkt af van het Frans.
voetnoot5
sneven: falen, dwalen, zich vergissen.
voetnoot6
begint: begint te zijn, aanzet, start.
voetnoot8
de Planeten seven: volgens het Ptolomeïsche wereldstelsel bewogen zeven hemellichamen zich om de aarde.
voetnoot9
docht: dacht, meende.
voetnoot10
dit vyer: dit vuur, nl. gesticht door Cupido; met een eenich begheer: met maar één begeerte, met enkel dit verlangen.
voetnoot11
eenelijck: eenzaam, in eenzaamheid; voocht: meester.
voetnoot12
haast: snel, spoedig; lieffelijcke: aangename, welkome; van de liefde.
voetnoot14
In voeghen dat men: zo dat men; lesschen: blussen.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 525.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 470-471.
1 besluyert niet bewonden in 1646 en 1650: besluytert bewonden - 11 ooghen; in 1650: ooghen? - 13 voorsichtich in 1650: vorsichtich

voetnoot1
Waer enz.: waren Cupido's ogen niet met een sluier bedekt, was Cupido niet geblinddoekt.
voetnoot2
Die: slaat terug op het niet vermelde, maar door besluyert gesuggereerde woord sluier, blinddoek; bandt: bond, nl. voor de ogen.
voetnoot3
wierde: zou worden; straf: gestrengheid.
voetnoot4
schicht: pijl; vier: vuur; rasery: verwoedheid, onbeheerstheid.
voetnoot6
Zee: na dit woord denke men een komma of een kommapunt.
voetnoot7
van liever lee: kalmpjes, stilletjes.
voetnoot8
daer: waar; perijckel: gevaar.
voetnoot10
My tot gheluck toeley: mij voor mijn geluk schonk, toebedeelde.
voetnoot12
mijn: mij.
voetnoot13
Een dienaer trou en goet: een trouwe en goede dienaar, minnaar; voorsichtich: met vooruitziende blik; behoort bij ick (vs. 12).
voetnoot14
als: alles.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 527-529.
Varianten van de Nederlandse tekst:
Titel in 1622: Amoureus-Liedtjen. Op de Stem: Indien het claghen can. - 1 paruycken zonder komma, in 1622: Paruycken, - 2 verdooft. in 1622: verdooft, - 3 de in 1622: den - duycken. in 1622: duycken zonder punt - 4 Voor in 1622: Van - vel zonder komma, in 1622: vel, - hooft, in 1622: Hooft. - 5 Margeriete schoon: in 1622: Margarieta schoon, - uytgelese in 1622: uytgelesen - bloeme, in 1622: Bloeme zonder komma - 6 vergult in 1622: vergult zonder komma - 7 beschaamt, in 1622: beschaemt zonder komma - is, in 1622: is zonder komma - 8 roosen zonder komma, in 1622: Roosen, - end' 'tyvoor, in 1622: en 'tYvoor zonder komma - 9 lief, in 1622: Lief zonder komma - 10 raack, in 1622: raeck zonder komma - 11 Appel-borstjens in 1650: Appel-horstjens - hart, in 1622: hert zonder komma - 12 't lustgierighe in 1622: het lustgierich - 13 my, in 1622: mijn: - soete; in 1622: soete: - ha, in 1622: Ha zonder komma - weder, in 1622: weder zonder komma - 14 Ha, ha, in 1622: Ha ha: - ick sterf, ick sterf, in 1622: ick sterf zonder komma - 15 hart in 1622: Hert - 16 kracht, in 1622: cracht zonder komma - 17 Ick swijm, in 1622: Ick swym zonder komma, in 1646: Ick swijn, - swijm, in 1622: swym zonder komma - ontslippen, in 1622: ontslippen zonder komma - 18 ontsuyget in 1622: ontsinget in 1650: onsuyghet - 20 'tCouraal rijcke hof in 1622: 't Corael Rijcke Hooft - 21 Paeyet in 1622: Paeyt doch - gebruycken, in 1622: gebruycken zonder komma - 22 besit, in 1622: bezidt zonder komma - 23 ruycken, in 1622: ruycken zonder komma - 24 kracht, in 1622: cracht zonder komma - leven, in 1622: leven zonder komma - pit, in 1622: pit. - 26 ghesicht, in 1622: ghesicht zonder komma - 27 mont, in 1622: Mont zonder komma - verdraghen, in 1622: verdraghen zonder komma - 31 sterven: in 1622: sterven zonder dubbelepunt

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 472-475. Het gedicht komt ook voor in het Groot Lied-boeck, 1622 (ed. Stuiveling, Culemborg 1975, lied LXXXIV, blz. 299-300) en in een handschrift berustend in de Universiteitsbibliotheek Leiden; zie deze laatste redactie op blz. 85-86. Een strofenindeling werd in 1646 en 1650 aangegeven door het inspringen van een regel; in 1622 werden de strofen genummerd en door een regel wit van elkaar gescheiden.

voetnoot1
hulsel: kapsel; paruycken: haardos.
voetnoot2
Verwelickt: verwelkt, doet verschrompelen; verdooft: dof maakt, van de glans berooft. In plaats van de punt na dit woord leze men een komma.
voetnoot3
doen duycken: doet ondergaan, doet tekort schieten. De punt na dit woord denke men weg.
voetnoot4
Voor: in vergelijking met; eerwaardich: eerbiedwaardig.
voetnoot6
Stroyt uyt: spreid uit, schud los; braaf: prachtig, fraai; vergult: gouden, lichtblond.
voetnoot7
Dat: zodat; beschaemt: beschaamde (bij Sonne); of: zich schamend (bep. van gesteldheid); en hoeme: en (zich erover verwondert) hoe men.
voetnoot8
marmelt: schakérend vermengt, nl. in de gelaatskleur.
voetnoot9
Ontdeckt: laat zien, toon; der natueren: van de natuur.
voetnoot10
sonderlinghe: uitzonderlijke; raack: kunstwerk.
voetnoot11
hart: harde, vaste.
voetnoot12
lustgierighe: lustbegerige, genotzoekende.
voetnoot14
my ontvlooch: vloog weg van mij, ontsnapte mij.
voetnoot15
Na: naar; soet: aangename; na dit woord leze men een komma: vs. 15a sluit aan bij vs. 14.
voetnoot16
swoecht: hijgt, snakt; u vier: uw liefdesvuur.
voetnoot17
ontslippen: ontschieten, verlaten.
voetnoot18
ontsuyget: ontzuigt (zie vs. 16: ontsooch); mijn: mij; dat lieffelijck ghebloemt: nl. de kussen.
voetnoot20
'tCouraal rijcke hof: de prachtig blozende tuin, nl. het gelaat; voornoemt: nl. in vs. 8.
voetnoot21
Paeyet: stil, bevredig; gena gebruycken: genadig zijn.
voetnoot24
pit: kern, energie. In plaats van de komma na dit woord leze men een punt.
voetnoot25
verstaart: blindgestaard; schimmer: schittering, glans. Aan het einde van dit vs. denke men een punt.
voetnoot26
Belamfert: omsluier, bedek; ghesicht: ogen.
voetnoot28
flonckerige: fonkelende, stralende.
voetnoot29
troost: wederliefde.
voetnoot31
Die: nl. vyer en vlam (vs. 30); op eenen stond: tezelfdertijd.
voetnoot32
'tWaer scha: 't zou jammer zijn; int midden: halverwege, onvoltooid.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 536.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 482-483.
7 strooct in 1650: stroost - 6 in in 1646: in (

voetnoot1
den creple Smidt: de kreupele smid, nl. Vulcanus (Romeinse mythologie) of Hefaistos (Griekse), gehuwd met Venus of Afrodite; volgens de mythe was hij kreupel. Het sonnet begint met een toespeling op de echtbreuk van Venus-Afrodite, die zich liet verleiden door de oorlogsgod Mars-Ares; Iupijns: van Jupiter, de Romeinse oppergod, die de bliksem als wapen voerde.
voetnoot2
vinnig: scherp, fel; wrevel: wrevelig.
voetnoot3
geyl en heet: wulpse en vurige (bij Venus).
voetnoot4
lodder bedt: bed van genietingen; dede: wisselde.
voetnoot7
strooct: liefkoost, aait.
voetnoot9
flick-floyt: vleit, doet lieverig; sabt: zuigt, likt; doet my alle feest: betuigt me alle mogelijke genegenheden, maakt veel werk van me.
voetnoot11
dienst: liefdebewijs.
voetnoot13
verschrict: hetzij schrikt, hetzij geschrokken, beangst (bij hert); afwisich: afkerig, afwerend.
voetnoot14
meerder haet enz.: ik haat hem méér dan hij vreest voor de dood, mijn haat voor hem is feller dan zijn angst voor de dood.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero