Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 256]
[p. 256]

Het onbewoonde eiland

De tweede Historie van Deel VI verhaalt van het ‘Grootmoedig hert van een Fransche Ionckvrou, die met haer man gheset was op een woest ende onbewoont Eylant der Zee, ende hoe sy daer van verlost wert’ (blz. 72-130).

 

De auteur begint het verhaal met een wijdlopige uitstalling van zijn geleerdheid en met de lof van de ‘moderne’ ontdekkingen: Alexander de Grote, Apollonias Thianeus, ‘den Kerthagenoischen Capiteyn Hanno’ (blz. 74) hadden weliswaar verre reizen ondernomen en Ptolemeus heeft als man van wetenschap werkelijke verdiensten; maar allen worden verre overtroffen door de reizigers en uitvinders van de jongste eeuw. Vooral de ontdekking van het kompas heeft onvermoede mogelijkheden voor de scheepvaart geopend. ‘De lust om weten ende verstaen, mitsgaders de begheerlijcheydt om rijck te worden, hebben vele luyden verweckt tot onderzoeckinghe vande wonderwercken der natuere, zoodanige als geweest sijn Christoffel Columbus van Genua, Americus Uespuccius Florentijn, de sone van Portugael, Vasco de Gama, Pieter Alvares, Lowijs Bartholome, ende onder die van de Fransche natie Iaques Cartier uyt Britannien, een uytnemende man, ende uytghekosen by den Grooten Coningh Fransois om te ontdecken de Noordtsche landen van Canada, Baccalaos, ende Florida. Ende ten tijde van Coningh Hendrick de tweede den Heere Uillegaignon’ (blz. 76). Niet iedereen trekt echter uit op ontdekkingstochten; sommigen hebben ‘maer't gaen tegen 'tkeren verwisselt, ende niet anders verovert dan tvolnoegen dat een edel hert scheppen can in tvoordeel dat hij boven andere heeft, te weten van grondelic ende door eygen versochtheit te verstaen tgene dat andere van hem moeten ontleenen, ende hem daer voor danc weten, ten ware dat sy sic vermetelic wilden toeschrijven een onverdiende eere, ende een ander sijn arbeyt ontstelen, om een kleyn ghedeelte daer van te hebben, in plaetse sy sick behoorden met het hare te bevredighen’ (blz. 77).

Aan de ontdekkingsreis, die Jaques Cartier ‘met de Noormannen ende Bretoenen’ (blz. 77) deed, had ook een Frans edelman deelgenomen ‘wiens naem my niet onbekent is, al hoe wel ic dien willens verswijghe’ (blz. 77). De lust van zee-

[pagina 257]
[p. 257]

reizen had hem te pakken en hij liet een schip optuigen. Ook vrouwen maakten deel uit van de bemanning en zo nam de edelman zijn zuster mee. Een andere edelman, verliefd op de jonkvrouw, liet zich eveneens aanmonsteren; hij was niet allen bedreven in de wapenhandel, maar ook in ‘de goede konsten’ (blz. 81), dichten en musiceren.

De tocht begon. Eens zong de verliefde edelman met begeleiding van de luit ‘eenige vermakelijcke Veerskens’ (blz. 82), een uitvoerig Chanson de l'Amant(118 paarsgewijze rijmende octosyllaben, in ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 78-81)dat evenwel in het Nederlands niet werd overgenomen. De jonkvrouw vermoedde en hoopte dat die ‘veerskens’ voor haar bestemd waren, maar hoe kon ze de waarheid achterhalen of haar liefde te kennen geven? Bovendien vreesde ze dat haar broer, ‘soo vermetel ende hoogh in sijn wapen’ (blz. 87), zich tegen een huwelijk zou verzetten.

Wat later, terwijl de kapitein met zijn bemanning beraadslaagde over de te volgen koers, speelde de edelman weer ‘zeer amoreuselic op de Luyt voor sijn weerde Meestersse’ en ‘onder't spel zong hy oock met der kelen een vermakelyck Liedeken’ (blz. 90): een lied van veertien zesregelige strofen (ed. Rouen 1604, Tome IV, blz. 89-92), waarvan evenmin een Nederlandse vertaling werd opgenomen. Nu bood de jonkvrouw hem de gelegenheid om zijn hart uit te spreken, wat hij dan ook deed. Al hield ze zich eerst wat weigerachtig, het einde was een trouwbelofte. Dadelijk wilde de man het huwelijk voltrekken, maar tot zijn grote ontgoocheling was de jonkvrouw daartoe niet bereid. Hij poogde haar ervan te overtuigen, ‘dat minnen sonder ghenieten een onvolmaecktheyt in de natuere was’ (blz. 96) en hij plaagde haar met een versje van ‘de Poeet’ (blz. 97), nl. Propertius:

 
Wat Vrouwe is of was soo goet (XXXII).

‘In somma hy wist so wel te praten, dat niet tegenstaende sy vreesde bevrucht te worden, sy evenwel tsamen haer houwelijc voltrocken, sonder Paep, sonder autaer, sonder sang, sonder spel, anders dan t'gheruysch van de winden, die de seylen even alsoo volden ende al op deden swellen, als den Edelman doen ter tijt den buyck van de schamele dochter, welcke meynende maer te spelen, korts daerna begon te ghevoelen de ghewoonlijcke siecte die de vroukens onderworpen sijn, wanneer sy ontfanghen, somtijts in onmacht vallende ende den etenslust heel verliesende, jae van verwe veranderende, ende gantsch bleeck ende onghesien wordende’ (blz. 98). Om aan de toorn van haar broer te ontsnappen wilden ze heimelijk ergens aan land gaan, maar een orkaan belette dit.

De broer ontdekte de zwangerschap. Eerst slingerde hij zijn zuster heftige ver-

[pagina 258]
[p. 258]

wijten naar het hoofd, dan wist hij listig de naam van haar geliefde te achterhalen. Veinzend hun gunstig gezind te zijn bedacht hij een snood plan, waarbij de officieren beloofden hem te helpen.

Voorbij het eiland van de Ratten en dat van de Geesten, voeren zij langs een groot, bebost, onbewoond eiland; alleen wilde dieren doolden er rond. Daar liet de kapitein de verliefden achter; hij bezorgde hun wat mondvoorraad en aan de edelman-dichter ook inkt en papier ‘om te schrijven ende baladen te maken, waer met ghy de ghenade moght winnen van uwe schoone Goddinne, die ghy doch met uwe rijmen betoovert hebt’ (blz. 109).

In diepe verslagenheid bleef het jonge paar achter. Het kind werd geboren, maar het stierf omdat de moeder het niet voeden kon. De ‘ouders’ hoopten nog ‘haer saedt te vermenichvuldigen, hoe wel de middel, die sy daer toe noodig gebruycken moesten, niet lang en duerde, also den Edelman heel siec ende weeckelijck werdt, waer door hy niet bequaem ghenoegh en was om de lust van sijn tamelijck kloecke vrouwe te voldoen, die het onghemack van de woestijne kloeckhertich ghenoech verdroegh, waer over den armen man sick noch eeniger wijse vertroostede, ende moet greep, siende de groote volstandigheyt ende hoocherticheyt van sijn vrouwe, gheduerende, welcke vreughde hem in den sin schoot te dichten dese navolgende rijmen, die hy speelde ende song op sijn luyt, als een voorsegginge van sijne haest genakende dood’ (blz. 115-116):

 
Wat vreuchde hadde (nae dat't water alle ding (XXXIII).

Eer het jaar voorbij was, stierf de man van uitputting. Radeloos bleef de vrouw achter en voor er nog een jaar verlopen was, zag zij er totaal verwilderd uit.

Eindelijk erbarmde zich God over haar. Een Frans schip voer langs het eiland en bracht haar terug naar haar vaderland. Intussen was ook haar broer overleden. In standvastige liefde bleef zij aan haar overleden echtgenoot denken. De naam van die edelman kende de verteller tot zijn leedwezen niet, maar hij verdiende beslist alle eer! Deze geschiedenis heeft zich afgespeeld ‘niet veel meer als twintigh jaren gheleden’ (blz. 130), beweert de verteller, die nu op zoek gaat naar ‘nieu aes’ (blz. 130).

 

De verhalen van de delen VI en VII komen niet voor bij Bandello.

[pagina 259]
[p. 259]


illustratie
Reproduktie op ware grootte van het frontispies van Deel VI, editie 1646 (en 1650). De tekening van Reinier van Persyn illustreert twee momenten uit het tweede verhaal: op de voorgrond blijven de geliefden achter op het eiland, terwijl het bootje terugkeert naar het schip; hoger een tafereeltje tussen de bomen: de jonkvrouw begraaft haar gestorven echtgenoot.


[pagina 260]
[p. 260]

XXXII

 
Dy-moy quelle fut onc qui le lict nuptial
 
Paillarde ne viola, & ne fit onc nul mal?
 
Quelle Deesse fut qui seule fut contente
 
D'vn seul Dieu la baisant, sans auoir autre attente?
[pagina 261]
[p. 261]

XXXII

 
Wat Vrouwe is of was soo goetGa naar voetnoot1
 
Die in haer echt gheen ontrou doet,
 
Met quaed overspel, of schanden?Ga naar voetnoot3
 
Wat Goddin wasser oyt te vreen,
5[regelnummer]
Met 'tkussen van een God alleen.Ga naar voetnoot5
 
Sonder na and're te branden?Ga naar voetnoot6
[pagina 262]
[p. 262]

XXXIII

 
Quel plaisir eut apres le grand deluge
 
Le couple saint, qui alla pour refuge
 
Vers les saints lieux où Themis reposoit,
 
Et à chacun son destin predisoit?
5[regelnummer]
Quell' volupté, puis que de leur semence
 
Ils ne pouuoyent donner vn peu d'auance,
 
Ains leur falut, esmeuz d'vn saint courroux,
 
Faire sortir les hommes des cailloux,
 
Selon les dits de la saincte Deesse?
10[regelnummer]
Mais quel plaisir, repos ni alegresse
 
Auoyent ils lors, que le seul souuenir,
[pagina 263]
[p. 263]

XXXIII

 
Wat vreuchde hadde (nae dat't water alle dingGa naar voetnoot1
 
Begroef) het heylich paer, dat om raedt en hulp ging,Ga naar voetnoot2
 
Daer Themis haer verschuylt: in haer heylighe stedeGa naar voetnoot3
 
En yder kundicht al sijn noodts-gevallichheden?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wat vreuchde hadden sy: nadien s'in 't minste yetGa naar voetnoot5
 
Wt haren sade doen en kosten teelen niet,Ga naar voetnoot6
 
Maer heylichlick vergramt soo moesten zy doen saeyenGa naar voetnoot7
 
En menschen doen ontstaen, wt kygels en wt kaeyenGa naar voetnoot8
 
Na des Goddins gesech? Maer wat blyschap, of watGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Vreuchd' of Rust hadden sy? als maer alleenlijck, datGa naar voetnoot10
[pagina 264]
[p. 264]
 
D'vn bien soudain, & desiré mourir,
 
Estant la mort le seul repos, & l'aise,
 
Qui des humains les angoisses appaise?
15[regelnummer]
Ah! ah! le temps s'escoule lentement
 
Mais mon mal heur est tant plus vehement;
 
Comme ie voy que ma mort est tardiue,
 
Et que le iour dernier bien tard arriue
 
Pour assoupir le dueil qui vit en moy,
20[regelnummer]
Et pour finir mon pleur, & mon esmoy.
 
Ie sens faillir peu à peu ma puissance,
 
Et mes efforts s'en vont en decadence,
 
Le sang n'a plus ni force ni vigueur,
 
Ni ce mien corps substance, ni chaleur:
25[regelnummer]
Le coeur se deut, le sens est en martire,
 
L'ame defaut, & de moy se retire:
 
L'esprit esmeu par telle passion,
 
Et tout rauy en contemplation,
 
Veut s'esloigner de ce corps miserable
30[regelnummer]
Pour voir ailleurs vn repos delectable,
 
Puis que le sang affoibly ne sçauroit,
 
Puis que le corps sans ce sang ne pourroit
 
Produire rien qui par sa compagnie,
 
Peust resiouyr la solitaire vie
35[regelnummer]
De deux vnis par vn mesme vouloir,
 
Mais separez par vn grand desespoir,
 
De voir la vie en nos corps renaissante,
 
Par le moyen de quelque chose issante
 
De nos effaits: car l'vn est amorty
40[regelnummer]
L'autre puissant, l'vn est aneanty
 
L'autre ioüist des forces de nature,
[pagina 265]
[p. 265]
 
Gedencken van een haest gewenst en schichtich sterven,Ga naar voetnoot11
 
Naedien de doodt alleen de ruste doet verwerven.Ga naar voetnoot12
 
Och! och! den tijdt die gaet te langsaem en te blootGa naar voetnoot13
 
Door dien haer laeuheyt, laes! mijn teghenspoet vergroot,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want ick sie dat mijn doodt, de laetste van mijn daghen,Ga naar voetnoot15
 
Soo traechlick sendt om al mijn droefheydt te verjaghen,Ga naar voetnoot16
 
En om mijn tranen heet, en jammerlijck ellendt
 
Door een spoedighe val te helpen aen een endt.Ga naar voetnoot18
 
Ick voel mijn krachten laes! verslappen en verswacken,
20[regelnummer]
De seenuwen ontleen en allengskens sy versacken,Ga naar voetnoot20
 
Mijn bloet en heeft geen macht, noch t'lichaem vocht of pit,Ga naar voetnoot21
 
Het harte is bedroeft: de Sinnen nevens ditGa naar voetnoot22
 
Werden ghepijnicht seer: de ziele wil vertreckenGa naar voetnoot23
 
Wt dit ellendigh dal, en veel saligher pleckenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die d'opgetoogen geest vast innerlijck aenschouwtGa naar voetnoot25
 
Daer zy veel soeter lust voor haer beschooren houwtGa naar voetnoot26
 
Na dien 'tgekrencte bloet, noch 'tlichaem en kan teelenGa naar voetnoot27
 
Gheselschap, dat nu mocht vertroosten met haer speelenGa naar voetnoot28
 
Dit eensaem leven van twee-wel-vereende lienGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Maer die door wanhoop laes! haer doot gebooren sienGa naar voetnoot30
 
Door middel van het gheen dat vloeyt uyt onse krachtenGa naar voetnoot31
 
Want d'eene die is doodt en d'ander bloeyt in machtenGa naar voetnoot32
[pagina 266]
[p. 266]
 
Laquelle tend à ma mort plus que seure.
 
Que n'ay-ie l'heur de voir pour mon suport
 
Cy formiller vn escradon tresfort
45[regelnummer]
De Mirmidons sortis à tas de terre,
 
Bons mesnagers, & hardis à la guerre?
 
Ou que ne puis en tuant par les bois,
 
(Comme il auient souuent & plusieurs fois)
 
Quelque farouche & rauissante beste,
50[regelnummer]
Et deschirant la furieuse teste
 
Prendre ses dents, & les ayant semez
 
En voir sortir des cheualiers armez,
 
Lesquels entr'eux ne se battent ou tuent,
 
Et leurs efforts aussi soudain ne ruent
55[regelnummer]
Morts, & sans vie, aussi tost que sur terre
 
Ont commencé, & acheué leur guerre:
 
Comme iadis les os ensemencez
 
Que toy puissant Iason as amassez
 
En conquestant la toison renommee?
60[regelnummer]
Las! ma fortune est trop enuenimee
 
Pour escouter les complaintes, & pleurs
[pagina 267]
[p. 267]
 
De welcke strect, na mijn, meer dan te sek're doot.Ga naar voetnoot33
 
Waerom heb ick t'geluck soo gunstich noch so groot
35[regelnummer]
Van hier te mogen sien: Veel groot machtighe scharen,
 
Huyshouders goet en wijs, en ten oorloogh wel ervarenGa naar voetnoot36
 
Ghelijck het mieren-volck dat uyter aerde quam?Ga naar voetnoot37
 
Of waerom mach ick niet verhit van moede gramGa naar voetnoot38
 
Een woeste wilde stier vermoorden met mijn handen
40[regelnummer]
En cloppen uyt zyn cop de wreede bitsche tanden,Ga naar voetnoot40
 
En saeyense in't landt, en saeyense in't veldt
 
Om te verwecken saet: ja mannen van gheweldt,Ga naar voetnoot42
 
Ghewapende Crijchslien: maer dese ridders moesten
 
Malkander niet verslaen, vernielen noch verwoesten
45[regelnummer]
Gelijck de broeder-moort die Ovidius verteldtGa naar voetnoot45
 
Der zaeyelinghen (die, by u ô grooten heldtGa naar voetnoot46
 
Iason waren ghesaeyt: eer ghy 'tVlies had gewonnen)
 
Die leven, strijt, en doodt, ghelijckelijck begonnen.Ga naar voetnoot48
 
Maer mijn Fortuyne is te seer vergifticht, ach!Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Om te verhooren mijn beschreyelijck beclach,Ga naar voetnoot50
[pagina 268]
[p. 268]
 
Que cause en moy ce Lerne de malheurs:
 
Et plus le ciel d'vne race pierreuse
 
Ne rend la terre, & feconde, & heureuse:
65[regelnummer]
Ie ne suis point digne d'vn Mirmidon,
 
Et n'ay l'effort du vieil Deucalion,
 
Aussi ce boys, ce desert si sauuage
 
Ne suffiroit pour vn si grand lignage,
 
Veu qu'il ne peut nourrir tant seulement
70[regelnummer]
Deux corps vnis, par vn mesme tourment.
 
Ah! ciel ialoux du plaisir de tous hommes,
 
Que mal-heureux & desastrez nous sommes,
 
Puis que l'enuie, le courroux, la rancueur
 
Peuuent soudain alterer ta douceur:
75[regelnummer]
Puis que tu changes en vn moment ta face,
 
Et fais ainsi à qui tu veux la grace
 
De luy donner la vie à son plaisir,
 
Heurant ses iours à son vueil & desir:
 
Et puis qu'à moy tu denies cest aise,
80[regelnummer]
Et rien du tien mon angoisse n'appaise,
 
Ains de fortune on me voit le iouet:
 
Pourquoy ne fais que le rude & fort foüet
 
D'vne mort fiere, & seiche & languissante
 
N'accable à coup ceste vie nuisante
85[regelnummer]
A mon esprit? que ne donnes repos
 
A l'ame, & puis vn sommeil à mes os
 
Qui dureront en ce boys solitaire
[pagina 269]
[p. 269]
 
Dat dese Lerna! poel van ongeluck en snevenGa naar voetnoot51
 
Veroorsaect heeft ach las! en mijn ellendich leven:Ga naar voetnoot52
 
En d'hemel maeckt de aerd' niet meer soo rijck van drachtGa naar voetnoot53
 
Noch soo gheluckich van een steenachtigh gheslacht.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En oock soo ben ick gheen Mermidonier waerdichGa naar voetnoot55
 
Noch oock Deucalions kracht van menschen winnen vaerdighGa naar voetnoot56
 
Oock souw dees woesten bosch, dees eenighe WoestijnGa naar voetnoot57
 
Niet groot ghenoech voor een soo grooten volcke zyn,Ga naar voetnoot58
 
Want aengesien hy niet twee enckele lichamenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Kan spijsen, die door liefd' vereenicht zyn te samenGa naar voetnoot60
 
O Hemel! die den mensch sijn vreuchde soo benijt,
 
Hoe rampsalig syn wy? Naedemael dat de spijtGa naar voetnoot62
 
V soetheydt soo terstondt in gramschap fel verandertGa naar voetnoot63
 
Als ghy u aensicht in een ooghenblick verwandert.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Doch ghy gheeft wederom u wel ghewilde menschGa naar voetnoot65
 
Een leven vol gheluckx nae sijnder herten wensch,Ga naar voetnoot66
 
Ghy weyghert my alleen soo veel ghemacx t' ontmoetenGa naar voetnoot67
 
Dat ick mijn bitt're angst een luttel mach versoeten.Ga naar voetnoot68
 
Waerom en maect ghy niet dat dees geessel, of roeGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
My door een dorre doot op een sprong smaken doeGa naar voetnoot70
 
De ruste van mijn ziel en 't slapen van mijn beenen?Ga naar voetnoot71
 
Die in dit eensaem Wout en moerachtighe veenen,Ga naar voetnoot72
[pagina 270]
[p. 270]
 
Tant que la mort ne les sçauroit deffaire,
 
Ayant miné la chair, qui s'escoulant
90[regelnummer]
Va de mes sens les forces assaillant,
 
Et me rauit, non de mourir l'enuie,
 
Mais les desirs d'vne plus longue vie?
 
Car en ma mort gist l'heur de mon desir,
 
Et ce que plus ie quiers pour mon plaisir,
95[regelnummer]
Viuent ces boys feuillus & ombrageux,
 
Tesmoins du soin de deux coeurs amoureux:
 
Viuent les eaux de ces claires fontaines,
 
Qui ont souuent de leurs bouillantes veines
 
Esteint l'ardeur d'vn chaud qui nous pressoit:
100[regelnummer]
Viue le coeur de celle qui me voit
 
Ià languissant & prest à rendre l'ame,
 
Et qui sur moy ay emprainte la flamme
 
Qui embrasa nos coeurs de cest amour,
 
Lequel ingrat à ioüé vn faux tour
105[regelnummer]
Aux plus loyaux que iamais peut cognoistre
 
Le cler soleil, alors qu il fait paroistre
 
Ses doux rayons sur les flots escumeux
 
De l'Ocean: ah! ô Pere amoureux
 
Pere Ocean puis qu'il faut que ie meure,
[pagina 271]
[p. 271]
 
Doch sullen quijnen, tot sy vlees'loos zyn vervormt.Ga naar voetnoot73
 
Mijn sinnen, krachten, oock allengskens soo bestormtGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dat sy my niet den lust van sterven doen begeven,Ga naar voetnoot75
 
Maer die begeerlijckheyt van een veel langher leven:Ga naar voetnoot76
 
Want mijn gheluck dat leyt in mijn doodt allermeest
 
Die ick begheerich wensch in mijn beneepen gheest.Ga naar voetnoot78
 
Lang moeten leven doch, dees dicht geblade bosschen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Van schaduwen soo milt, en locken ruych bewosschen;Ga naar voetnoot80
 
Getuyghen vande smart, van ons verliefde twee.
 
Langh moeten leven oock dese reviere mee.Ga naar voetnoot82
 
Wiens spring-aderen klaer ons banghen brant bespoeldeGa naar voetnoot83
 
Als wy met water 't vyer dat ons verteerde koelde.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Lang moet oock leven 't hert der gheender die my sietGa naar voetnoot85
 
Allengsjens vast vergaen en smelten heel tot niet,Ga naar voetnoot86
 
En die ons herten eerst tot dese liefde troonde;Ga naar voetnoot87
 
Welc ondancbare liefd', haer valsheydt groot vertoondeGa naar voetnoot88
 
Aen die getrouwtste twee die oyt Sonne bescheen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Oyt kende, ofte sach: al gaen sijn straelen heenGa naar voetnoot90
 
Over den Oceaen sijn wit bruysende baerenGa naar voetnoot91
 
O lieve vader! ach! vader Oceaen wilt spaerenGa naar voetnoot92
[pagina 272]
[p. 272]
110[regelnummer]
Et qu'assez proche en est le terme, & l'heure,
 
Souuienne toy de ma sainte moitié,
 
Et s'il y a en toy quelque amitié,
 
Si dans ton onde est encores grauee
 
D'vne Venus belle & chaste l'Idee,
115[regelnummer]
Fais que moy mort, tu guides quelque nef
 
Pour deliurer de malheur & meschef,
 
Et de la mort ceste dame assez belle,
 
Ceste prudente & chaste Damoiselle:
 
Afin qu'on oye encores de sa voix
120[regelnummer]
Compter ma mort au Royaume François,
 
Et qu'on cognoisse au vray quel est le frere
 
Meurtrier du sang illustre de son pere.
 
O Dieu qui vis eternel tout puissant,
 
Voy en pitié cest homme languissant,
125[regelnummer]
Et ne permets qu'vn desespoir l'accable
 
Pour à iamais le rendre miserable:
 
Reçoy, Seigneur, de mon coeur le pur don,
 
En me donnant de mes fautes pardon:
[pagina 273]
[p. 273]
 
(Na dat ick stervend voel de laetste uyr van mijn)Ga naar voetnoot93
 
Mijn heyl'ge weder helft: wiltse gedachtich sijn.
95[regelnummer]
Soo in u golven noch soo vriendelyck ghesneen, isGa naar voetnoot95
 
De beeldenisse van een schoone kuysche Venis?Ga naar voetnoot96
 
Soo maect dat na mijn doot een schip sich herwaerts spoetGa naar voetnoot97
 
Die van ong'luck en smert, verlost en wel behoedtGa naar voetnoot98
 
Dees Wijse jonghe vrou brengt in ons Conincx palen:Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Soo mach sy't Fransche rijc myn droevich ent verhalen;Ga naar voetnoot100
 
En soo wert oock erkent den moorder snoot verwoetGa naar voetnoot101
 
Van myn doorluchtich huys, en van haers vaders bloet:Ga naar voetnoot102
 
O levendige Godt! Eeuwich! goet! en almachtich!Ga naar voetnoot103
 
Aenschouwt melyelyck: my droeve, en neerslachtichGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
En wtghequelde man, van soberen ghestalt:Ga naar voetnoot105
 
Gedoocht niet dat hem nu de wanhoop overvalt;Ga naar voetnoot106
 
Die doch een vyandt is van u goede genade,Ga naar voetnoot107
 
Want sy mijn arme siel sou eeuwelycken schade:Ga naar voetnoot108
 
Ontfangt o Heere! doch het suyverst' van mijn hert,
110[regelnummer]
Geeft dat mijn sonden mijn niet toegerekent wert:Ga naar voetnoot110
[pagina 274]
[p. 274]
 
Fais que les maux, & longue penitence
130[regelnummer]
De nous icy, me serue d'allegeance,
 
Et que le sang de ton fils bien aymé
 
Soit mon garant: ah! ie suis consumé
 
Et vais entrer la voye vniuerselle
 
De toute chair, ie n'estriue ou querelle
135[regelnummer]
Rien contre toy, il me plaist de mourir
 
Si tu 1e veux, & si c'est ton plaisir:
 
Car tu m'as fait, & si peux me deffaire,
 
Et puis soudain d'vn seul rien me refaire,
 
Entre tes mains, ie vais rendre, seigneur
140[regelnummer]
Mon pauure esprit, c'est à toy, ô sauueur!
 
A qui mon sens tous ses desirs adresse,
 
Et qui ne veut autre ioye ou liesse,
 
Que de iouyr d'vn repos long & doux
 
Auec ce Dieu de mon ame l'espoux.
[pagina 275]
[p. 275]
 
Maect dat dit lang verdriet en smarte van ons beyden
 
My tot verlichtingh streck nu in mijn droef verscheydenGa naar voetnoot112
 
Ach! dat u lieven soon met sijn onschuldich bloedt
 
Voor mijn ken-schuldighe de borchtocht voldoet.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Och! ick ben uytgheteert en gae met smart betreden,
 
Den alghemeenen wech van d'ouwde langh verleden.Ga naar voetnoot116
 
O Heere! ick kijve niet, noch hadder niet met u,Ga naar voetnoot117
 
Het sterven is mijn lief. Ist u, behaghelijck nu?Ga naar voetnoot118
 
Want ghy hebt my ghemaeckt, en moocht my weer ontmaecken
120[regelnummer]
Wanneer 't u wel gevalt. O God! voor alle saecken
 
Beveel ick u, mijn siel. O Salichmaecker goet!Ga naar voetnoot121
 
Ick geern geen ander vreugd, ick soeck geen ander soetGa naar voetnoot122
 
Geen ander blytschap ach! noch oock gheen liever lusten,Ga naar voetnoot123
 
Als by den Bruydegom van mijnen ziel te rusten.Ga naar voetnoot124
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome VI, blz. 97. In margine staat hierbij de verwijzing: Properce 1.2.; ze betreft Propertius: Elegiarum liber II, XXXII, vzn. 55-56.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel VI, blz. 97.

voetnoot1
goet: deugdzaam.
voetnoot3
schanden: oneerbaarheid, schandelijke praktijken.
voetnoot5
een God alleen: één enkele (geliefde) god; de punt aan het einde van dit vs. denke men weg.
voetnoot6
te branden: vurig, driftig te verlangen.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome VI, blz. 113-118.
95 feuillus in 1604: feillus
Varianten van de Nederlandse tekst:
9 blyschap, in 1650: blyschap zonder komma - wat zonder komma, in 1646: wat, - 17 ellendt zonder komma, in 1650: ellent, - 30 wanhoop in 1650: wanhop - 35 machtighe in 1646 en 1650: machtigh - gheweldt, in 1650: gewelt. - 44 verslaen in 1650: verstaen - 55 Mermidonier in 1650: Mermidoniet - 56 menschen in 1650: wenschen - vaerdigh in 1650: waerdigh - 57 Oock in 1646 en 1650: Ick - 65 ghewilde in 1650: gemilde - 71 beenen? in 1650: beenen, - 89 die in 1646 en 1650: dit - bescheen, in 1650: bescheen. - 90 sach: in 1650: sacht zonder dubbelepunt - 97 herwaerts zonder dubbelepunt, in 1646: herwaert: - 103-124 in 1622, titel: Aendachtigh Gebedt. - 103 Godt in 1622: GOD - Eeuwich! goet! en almachtich! in 1622: eeuwich, goed, en almachtigh, in 1650: Eeuwich, goet, en almachtich! - 105 wtghequelde in 1622: uytgequeelde - 106 overvalt; in 1622: overvalt; - 107 u goede in 1622: Hemelsche - 109 Ontfangt zonder komma, in 1622: Ontfangt, - 110 mijn sonden mijn in 1622: my myne sond - 111-112 in plaats van deze vzn. heeft 1622:
 
Neemt my (die hier op aerd' als vremdeling most swerven)
 
In 's Hemels Borgery na een God-saligh sterven.
- 112 verscheyden. in 1646: verscheyden zonder punt - 113 soon zonder komma, in 1622: SOON, - borchtocht in 1622: borrecht-tocht - 117 Heere in 1622: Heer - 118 lief. in 1622: lief, - nu in 1622: nu, - 120 God in 1622: GOD - 121 u, in 1622: V zonder komma - siel. in 1622: Ziel, - 122 geern in 1622: geer - soet zonder komma, in 1622 en 1650: soet, - blytschap zonder komma, in 1622: blydschap,

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel VI, blz. 116-125; één woord in vs. 56 in ed. 1646 in romein. De vzn. 103-124 komen ook voor als slotgedicht in het Groot Lied-boeck, 1622 (ed. Stuiveling, Culemborg, 1975, nr. CC, blz. 629).

voetnoot1
Wat vreuchde enz.: de vzn. 1-9 gaan terug op het verhaal van de zondvloed volgens de Griekse mythologie. Alleen Deukalion en zijn vrouw Pyrrha werden gered. Na het stranden van hun ark gingen zij naar Delfi om Themis (vs. 3), de godin van de gerechtigheid, te raadplegen. De orakelspreuk luidde: ‘Omhul uw hoofd, maak de gordel van uw kleed los en werp de beenderen van uw stammoeder achter u!’ Dit laatste vatten zij op als: de stenen van de aarde en die wierpen ze over hun schouders. De stenen van Deukalion veranderden in mannen, die van Pyrrha in vrouwen. Zo ontstond een nieuw mensengeslacht.
voetnoot2
Begroef: bedolven had; het heylich paer: het vrome paar, nl. Deukalion en Pyrrha.
voetnoot3
Daer: waar; haer heylighe stede: Delfi.
voetnoot4
yder: aan iedereen; noodts-gevallicheden: gebeurtenissen die moeten geschieden.
voetnoot5
nadien: daar, aangezien; in 'tminste yet... niet: helemaal niets, volstrekt niets.
voetnoot6
haren sade: hun zaad; doen: toen; kosten telen: konden verwekken, konden voortbrengen.
voetnoot7
heylichlick vergramt: in heilige verontwaardiging; doen: toen.
voetnoot8
wt kygels en wt kaeyen: uit keien en uit stenen.
voetnoot9
Na: volgens; gesech: gezegde, bevel.
voetnoot10
als maer alleenlijck: tenzij alleen; dat: het.
voetnoot11
haest gewenst: snel en welkom; schichtich: schielijk.
voetnoot12
de doodt alleen: alleen de dood.
voetnoot13
die: expletief gebruikt betrekkelijk voornaamw.; bloot: blode, aarzelend.
voetnoot14
haer laeuheyt: zijn (nl. van de tijdt) traagheid.
voetnoot15
doodt: onderw.; de komma's in en na dit vs. denke men weg.
voetnoot16
Soo traechlick: toch zo talmend, erg traag.
voetnoot18
val: ondergang, levenseinde.
voetnoot20
ontleen: raken in ontbinding, vervallen; sy versacken: verzwakken zij, worden zij krachteloos. Dit vers telt één lettergreep te veel; waarschijnlijk moet en weggelaten worden.
voetnoot21
pit: sterkte, kracht.
voetnoot22
nevens dit: daarenboven, daarbij.
voetnoot23
Werden: worden.
voetnoot24
en: in, naar.
voetnoot25
opgetoogen: verrukte, in extase; vast: reeds, voortdurend.
voetnoot26
Daer: waar, nl. in de veel saligher plecken (vs. 24); houwt: acht.
voetnoot27
'tgekrencte: het verzwakte, het ziek geworden.
voetnoot28
Gheselschap: nl. kinderen; vandaar haer: hun.
voetnoot29
twee-wel-vereende lien: twee geheel en al, of: gelukkig verenigde mensen.
voetnoot30
gebooren: ontstaan, d.i. nabij.
voetnoot31
Door middel van: door, ten gevolge van; vloeyt: wegvloeit, verdwijnt.
voetnoot32
d'eene die: de ene, nl. de man; d'ander: nl. de vrouw; bloeyt in machten: heeft een bloeiende gezondheid; zie hiervoor de samenvatting.
voetnoot33
De welcke: hetwelk, nl. wat voorafgaat; of viel een herhaling weg, waardoor De welcke verwees naar een woord als nature (vgl. Frans, vs. 41)? strect na: strekt tot, veroorzaakt; de komma's in dit vs. denke men weg; te: al te, zeer.
voetnoot36
Huyshouders: huiselijke, rustige mensen; en: en tevens; ter wille van het aantal lettergrepen zou deze en moeten wegvallen.
voetnoot37
het mieren-volck: toespeling op een Griekse mythe. Toen Peleus, de vader van Achilleus, naar Thessalië vluchtte, smeekte hij Zeus hem niet zonder een groot gevolg bij koning Eurytion te laten aankomen. Zeus veranderde mieren in mensen, die daarom Myrmidonen of mierenvolk werden genoemd.
voetnoot38
verhit enz.: opgehitst, met een toornig gemoed.
voetnoot40
bitsche: bijtgrage, verscheurende.
voetnoot42
saet: kinderen; gheweldt: grote kracht.
voetnoot45
Ovidius: ter wille van het metrum te lezen in drie lettergrepen; de Latijnse dichter Ovidius verhaalt (Metamorfoses, VII, vzn. 100-158) hoe Jasoon, die met de Argonauten het Gulden Vlies wilde bemachtigen (zie vs. 47), eerst twee vuur-uitademende stieren voor de ploeg moest spannen en in het omgeploegde land drakentanden zaaien. Daarin slaagde hij dank zij de toverkracht van de koningsdochter Medea. De drakentanden werden krijgers, die zich tegen Jasoon keerden. Weer hielp Medea hem; hij wierp een steen te midden van de krijgers, die daarop elkaar uitmoordden (de broeder-moort). De Franse tekst (vzn. 52-59) noemt Ovidius niet.
voetnoot46
zaeyelinghen: de door het zaaien ontstane wezens; die: de komma na dit woord is overbodig; by: door.
voetnoot48
ghelijckelijck: terzelfdertijd.
voetnoot49
Fortuyne: levenslot.
voetnoot50
beschreyelijck beclach: beschreienswaardige klacht.
voetnoot51
Dat: lijd. voorw.; Lerna: in de Griekse mythologie de draak van Lerna, waarvan de giftige adem dodelijk was; sneven: val, dood.
voetnoot52
las: helaas; en enz.: ook lijd. voorw.
voetnoot53
dracht: zwangerschap, geboorten.
voetnoot54
van: door; steenachtigh: zinspeling op vzn. 7-8.
voetnoot55
Mermidonier: Myrmidoon, zie vs. 37; ter wille van het metrum te lezen in vijf lettergrepen.
voetnoot56
Deucalion: ter wille van het metrum te lezen in drie lettergrepen; winnen: verwekken; vaerdigh: bekwaam tot; na dit woord denke men een punt.
voetnoot57
eenighe: eenzame, verlaten.
voetnoot58
grooten: talrijk.
voetnoot59
Want aengesien: aangezien, omdat; niet twee enckele: niet eens twee.
voetnoot60
samen: na dit woord denke men een punt.
voetnoot62
Naedemael dat: aangezien; de spijt: de wrevel.
voetnoot63
V soetheydt: uw welwillendheid, uw goedheid, nl. van de Hemel (vs. 61); soo terstondt: even onmiddellijk; gramschap fel: hevige woede.
voetnoot64
aensicht: gelaatsuitdrukking; verwandert: wijzigt, verwisselt.
voetnoot65
wederom: daarentegen; u wel ghewilde mensch: aan de mens wie gij gunstig gezind zijt.
voetnoot66
nae: naar, in overeenstemming met.
voetnoot67
ghemacx: geluk; genitief na soo veel; t'ontmoeten: te vinden, te bereiken.
voetnoot68
mach: kan, zou mogen.
voetnoot69
dees geessel, of roe: deze ellende of plaag.
voetnoot70
dorre: verdroogde, zonder levenskrachten; op een sprong: meteen, onmiddellijk.
voetnoot71
beenen: beenderen, gebeente.
voetnoot72
moerachtighe: moerassige.
voetnoot73
Doch: toch; vlees'loos zyn vervormt: zonder vlees zijn geworden.
voetnoot74
bestormt: grijp aan, ondermijn.
voetnoot75
doen begeven: doen afzien van, ontnemen.
voetnoot76
die begeerlijckheyt: het begerenswaardige, de begeerte, ook lijd. voorw. bij doen begeven; van een enz.: van veel langer te leven.
voetnoot78
beneepen: benauwde, benarde.
voetnoot79
moeten: mogen; doch: evenwel; geblade: beloverde.
voetnoot80
milt: weldadig, overvloedig; locken: holen, gaten. Zie WNT, VIII, kol. 2536 en 2636; ofwel: gebladerte. Zie WNT VIII, kol. 2633; ruych bewossen: dicht begroeid; de komma-punt hierna vervange men door een komma.
voetnoot82
mee: eveneens; in plaats van de punt na dit woord denke men een komma.
voetnoot83
Wiens: waarvan de; springh-aderen klaer: heldere bronnen; ons banghen brant: onze benarde liefde; bespoelde: bespoelden, besproeiden.
voetnoot84
Als: toen, wanneer; 't vyer: het innerlijke vuur, de hartstocht; koelde: afkoelden.
voetnoot85
der gheender: van degene, dus de vrouw.
voetnoot86
Allengsjens vast: langzamerhand maar zeker, voortdurend; smelten: wegsmelten, verkwijnen; niet: niets.
voetnoot87
troonde: bewoog, trok.
voetnoot88
ondancbare: niet lonende; vertoonde: deed blijken.
voetnoot89
Sonne: onderwerp.
voetnoot90
sach: gezien heeft; na dit woord denke men een komma; gaen ... heen: gaan voort, schijnen over; sijn: nl. van de Sonne.
voetnoot91
den Oceaen sijn: van de oceaan; aan het einde van dit vers denke men een punt.
voetnoot92
vader Oceaen: Okeanos was volgens de Griekse mythologie de wereldrivier waaruit alles is voortgekomen, vandaar: vader; ter wille van het metrum te lezen als vad'r Oceaen.
voetnoot93
Na dat: daar, aangezien; de laetste uyr van mijn: mijn laatste uur.
voetnoot95
Soo: indien; ghesneen, is: vastgelegd is; naar rederijkersgebruik maakt de komma hier attent op het bijzondere rijm.
voetnoot96
Venis: Venus, de godin van de liefde, vereenzelvigd met de Griekse Afrodite, die volgens de mythe uit de golven van de zee geboren was; het vraagteken na dit woord vervange men door een komma.
voetnoot97
Soo maect: zorg dan.
voetnoot98
Die: dat, nl. het schip; smert: de komma hierna denke men weg; verlost: bevrijdt; wel behoedt: goed beschermd; in veiligheid.
voetnoot99
palen: grenzen; in ons Conincx palen: binnen het grondgebied van onze koning.
voetnoot100
Soo mach: op die wijze kan, dan kan; ent: einde, dood.
voetnoot101
wert: wordt; erkent: gekend, bekend; den moorder snoot verwoed: de boosaardige razende moordenaar.
voetnoot102
haers: haar, nl. de vrouw; bloet: kind, kleinkind; de dubbelepunt hierna vervange men door een punt.
voetnoot103
levendige: levende. Hier begint het fragment dat als slotgedicht voorkomt in het Groot Lied-boeck, ed. Stuiveling, blz. 629.
voetnoot104
melyelyck: met mededogen. De dubbelepunt denke men hier weg.
voetnoot105
wtghequelde: uitgeteerde; soberen: zwakke.
voetnoot106
overvalt: de kommapunt hierna vervange men door een komma.
voetnoot107
doch: toch, immers; u: uw.
voetnoot108
eeuwelycken: voor eeuwig; schade: schaden, verderven.
voetnoot110
mijn sonden mijn: mijn zonde mij; wert: wordt.
voetnoot112
verlichtingh: vertroosting; verscheyden: heengaan, sterven.
voetnoot114
mijn ken-schuldighe: mij, schuldbewuste; de borchtocht: het onderpand, het losgeld; ter wille van het metrum uit te spreken als: borregtocht, zoals in de variant van 1622.
voetnoot116
d'ouwde langh verleden: de lang geleden levenden.
voetnoot117
ick kijve niet, noch hadder niet: ik twist niet. Dit vers telt één lettergreep te veel; waarschijnlijk moet Heer i.p.v. Heere gelezen worden, zoals in 1622; er volgt trouwens een klinker op.
voetnoot118
mijn: mij; behaghelijck: welgevallig. De leestekens zijn misleidend: i.p.v. de punt leze men een komma, i.p.v. de komma niets, en i.p.v. het vraagteken een punt. De tweede helft van dit vs. is een voorwaardelijke bijzin.
voetnoot121
u: de komma hierna denke men weg.
voetnoot122
geern: verlang, begeer; soet: genoegen, geluk.
voetnoot123
liever lusten: meer welkome geneugten, inniger geluk.
voetnoot124
Als: dan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero