Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

Vermeerderingh

Een ander CluchtGa naar voetnoot-
Van een Huys-man en een BarbierGa naar voetnoot-aant.

 
Myn Botter, mijn Kaes, mijn Hennen, mijn Eyntvogel met mijn Smient,Ga naar voetnoot1
 
Daer heb ic al vry wat mier of emaect, dan onse Sijbrech wel mient,Ga naar voetnoot2
 
Ick hebber ien moye mors-penning in mijn dief-sack of an een sy esteken.Ga naar voetnoot3
 
O gangs bloet hoe heb ick daer die pap-eeters uyt estreken,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die melck muylen, sy leggen de hiele halven tijt ande mam,Ga naar voetnoot5
 
Sy mache gien knoopige Verkens, maer sy mogen wel gortige Ham,Ga naar voetnoot6
 
Die lecker tangden, sy wraken het spec om wat gorts of om wat knoopen,Ga naar voetnoot7
 
En in de winter comeset ongs ten duyrsten ter vriende bee ofcoopen.Ga naar voetnoot8
 
En van al mijn Ayeren en isser geloof ick niet ien goet,
10[regelnummer]
Sy sinnen miest al vuyl of wat anneset, of ten minste half uyt ebroet,Ga naar voetnoot10
[pagina 183]
[p. 183]
 
Wangt ongse broetse sprenckelde crieltie, die was over ien maent al clocx,Ga naar voetnoot11
 
Sose daer gien jongen in en vijnen so hebben sy al vry wat gelocx.Ga naar voetnoot12
 
Die stee-kliecken hebben so gaern overwicht en botter die geel //is,Ga naar voetnoot13
 
Sy weten niet vande gouts-bloemen, noch dat de boom van een dicke deel// is,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En so ongse Koeyen heur verworghen of sieck zijn sterven heur eyghen doodt,Ga naar voetnoot15
 
Of heur self verdreyncken of sneuvelen en smooren inde sloot,Ga naar voetnoot16
 
Daer maecken wy Tonne-vleys of, dat coopen de Schippers omt jaer drie pongden,Ga naar voetnoot17
 
Dat geven sy Jan-Rap en zijn maet, die sterven daer af als katten en hongden.Ga naar voetnoot18
 
Loopende Lijsbet ongse buer-meyd, dat is by gord ien loose feecx,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die creech binnen sjaers tot buytekangsie ien moye sulvere sleutelreecx,Ga naar voetnoot20
 
Met ien rechtschapen sulvere ongerriem, en ien paer sulvere messen.Ga naar voetnoot21
 
O vijfmenten s'is van klinck, o s'is ien perige sack, neen byget s'is van sessen,Ga naar voetnoot22
 
'Tis wel waer heur Moer matter de melck toe, maer wat deese, sy gootGa naar voetnoot23
 
Daer claer watertie in, en dus comtet datter dus veul over schoot,Ga naar voetnoot24
[pagina 184]
[p. 184]
25[regelnummer]
Ja wel 'tis ien hecht van ien meyt: jonghe Jaep hetter veul weers omme// daen,Ga naar voetnoot25
 
Se het ien aasingtie hier eseyt, de burgers die souwender mee uyt momme// gaen,Ga naar voetnoot26
 
Se wil wel besien wesen, se gaet daerse gaet, al gaetser as een slurf// heen.Ga naar voetnoot27
 
O bloet sy kan so karnen, en so voeren, en so wasschen, en so turf// treen,Ga naar voetnoot28
 
Je meucht deyncken of sy niet proper is, sy claertet mit heur voeten,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Daer angdere wel goet schick een planckje hebben moeten,Ga naar voetnoot30
 
Se het lang met de vaering loopen, deur 'thiele langtGa naar voetnoot31
 
En waert niet wel locken wou, daer hulpse hem te rechten mit heur hangt.Ga naar voetnoot32
 
Je meucht seggen tis ien panckt, hetse loopen met de sneering.Ga naar voetnoot33
 
Ick moeter na geven datter na comt, sy verstater op de neering,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
So wel as de Mient vande Schuytluy, ja schier so wel as heur moer,Ga naar voetnoot35
 
S'is nou alle Mans gayng, ast alle seyt, s'is nou alle mans voer,Ga naar voetnoot36
 
Het is te wongder so'er de Weenaers en Vryers verbadden// inGa naar voetnoot37
 
Daer is hier Mieuwes mal-monckt, en Goossen kley-treer met sijn gladde// kin,Ga naar voetnoot38
[pagina 185]
[p. 185]
 
Die hebben heur lang na gaen, tis je niet te seggen, wat sy wel of// staet,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Wodder droncken Dircje niet me inde Barech, op een half vat die of// gaet,Ga naar voetnoot40
 
Maer s'is te duysent duyvels arch, wy sellen ien Jongspul hebben inde buert,Ga naar voetnoot41
 
Blauwe Barent die het Jan schram des Schouts swagers huys gehuert,
 
O bloet comtet iens slaachs, ick wil daer iens na haer gat tarnen,Ga naar voetnoot43
 
Ick plechme dit hayr altemets een reys te laten of barnen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maer ick wil nou mijn baert laten barbieren om twee blancken,Ga naar voetnoot45
 
En geef ick de knecht een oortie hoe besuckt wilme die bedancken,Ga naar voetnoot46
 
Hier Miester Gorus die scheert de luy hiel goet coop,
 
Dan trouwen daer veur het hy so geweldich de loop,Ga naar voetnoot48
 
O 'tis ien giest van een man, daer meugen gien wongden wesenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Of hij weetse met de Wilde boeren salf wel te genesen,Ga naar voetnoot50
 
Ja al had jy noch iens so qua'en ding, an jou lijf,Ga naar voetnoot51
 
Hy weetet te miesteren, en hy coestert met ien Wijf,Ga naar voetnoot52
 
Vande scheurbuyck, so stilletjes datse niet iens luyt riep,Ga naar voetnoot53
 
Nochtans so douwden hy heur datter de matery uyt liep,Ga naar voetnoot54
[pagina 186]
[p. 186]
55[regelnummer]
Hy wort zo veule beesicht ande schancks en ande wael vande hoeren.Ga naar voetnoot55
Hy clopt
 
Hem sick! hou! go'en dach in huys, go'en dach, maer scheermen hier boeren,Ga naar voetnoot56
 
Sy hebben me hier ewesen, ist hier inde vergulde plat// luys.
mr. gorus
 
Neen Huysman gaet tot de plockebeurs, of ginder op 't Stadt// huysGa naar voetnoot58
 
Jy selt daer niet t'onpas coomen, want siet sy scheeren
60[regelnummer]
Daer ien hielen dach, de burgers, de coopluy ende heeren,
 
En so veul de boeren an gaet, die scheermen deurt hiele lanckt,Ga naar voetnoot61
 
Ja in veul herbergen, daer de schaer uyt hangt,Ga naar voetnoot62
 
Ick bin wel moeyelijck, dat me Vaar dit Amicht my, liet leeren,Ga naar voetnoot63
 
Over mits dat dit volck hier iens 'sjaers in April om niet scheeren,Ga naar voetnoot64
[pagina 187]
[p. 187]
boer
65[regelnummer]
Neen by loo, as onse Velt-scheerers maer iens scheeren het velt,Ga naar voetnoot65
 
So hebbese de kost, en vry slapen, mit ien hangt vol gelt,
 
Met noch so veel biers asse op ien dach meughen kitten.Ga naar voetnoot67
mr. gorus
 
Huysman wilje schooren wesen, hee.
boer
 
Jaack Miester.Ga naar voetnoot68
mr. gorus
 
Wel gaet sitten.
boer
 
Ick heb hier veul nae-volck, ick heb ien reys eweest tot myn peets.Ga naar voetnoot69
mr. gorus
70[regelnummer]
Wiljet hayr cort of lang hebben, op sen boers, of op sen steets.
[pagina 188]
[p. 188]
boer
 
Maecket as dat ien wijs is, na dattet best wil focken.Ga naar voetnoot71
mr. gorus
 
Sel icket op de kam ofsnyen, of houje liever je lockenGa naar voetnoot72
 
Wat lang by je aasengt, op sen ouwe Testaments dat staet fraey.Ga naar voetnoot73
boer
 
Doetet wat van't ou, en van't nieu, want ic ben toch so tusschen baey,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
'Tselme leven niet vergeten watme moertje saliger seyde,Ga naar voetnoot75
 
Goelijckges twee ueren te veuren eer sy't of leyden,Ga naar voetnoot76
 
Kijnd seydse goet meyd, hout altoos de middel-wech, het gaet hoe't gaet,Ga naar voetnoot77
 
En dat doe ick oock, waer dat ick ga, ick hou altijt de middel-straet.
mr. gorus
 
Dat dunckt mijn is quaet, 'tis wel goet hier t'Amsterdam,
80[regelnummer]
Maer ghy souwt wel beclontert uyt comen datje in Brabant quam.Ga naar voetnoot80
[pagina 189]
[p. 189]
boer
 
Ick val altoos midden int geen de luy segghen,Ga naar voetnoot81
 
Ick gaa oock altijts midden in mijn bedt legghen.
 
Ick drink soo gaern, niet hiet noch kout, maer ast half ien half aar// is,Ga naar voetnoot83
 
Ick eet so gaern kost die niet te raeuw noch niet te gaer// is.
85[regelnummer]
Looftme yemant een sootje vis om ien stuyver, dat schat ic half of op ien grootje,Ga naar voetnoot85
 
En as ick by vrysters bin, ick grijp altijt na 't middel mootje,Ga naar voetnoot86
 
Ick praat so gaern van't middel-rift, en vant middel schot,Ga naar voetnoot87
 
En as ick immers een wijf hebben most, ick hadse gaern niet te wijs noch niet te sot,Ga naar voetnoot88
 
Ick slacht Jan hen goet man, die waer dat de luy in krakeel vielenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Daer was hy't altijts middelen, en scheyden, en 'tschiel dielen.Ga naar voetnoot90
 
Ja ick en pleech niet iensjes te hooren een goet Sermoen,Ga naar voetnoot91
 
Of ick plechter altijts de helift wel an of uyt te doen.Ga naar voetnoot92
 
En dus volg ick mijn moers seggen, en dat is me niet berouwen.Ga naar voetnoot93
[pagina 190]
[p. 190]
mr. gorus
 
Wel an Huysmans seuntje, ick sel oock het middel houwen.
95[regelnummer]
Hoe vaert het langsje, binje noch niet ehylickt, je wort al out,Ga naar voetnoot95
boer
 
Ick hylick altemet iensjes, maer ick heb noch noyt etrout,Ga naar voetnoot96
mr. gorus
 
Wel hoe, maeckjy'et dan met de Schout, en neemt hy gien boeten.Ga naar voetnoot97
boer
 
Wel hay, geckjer mee, souwe mekaer gien vrientschap doen moeten,Ga naar voetnoot98
 
Hy doetet selfs wel waer dat hy can of mach, O maechGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat is niemedallen, dat is nou al ien gemiene plaech.
mr. gorus
 
Datmen hier sucke Schouten had, men souse wel haest of schaffen,Ga naar voetnoot101
 
Hy hoort van't gebreck vry te zyn die der ien ander om wil straffen,
 
Doch het gaet hier oock quaet genoech toe in dese Stadt.
[pagina 191]
[p. 191]
boer
 
Ja wel wil ickje seggen, ick hebber ien reys ien Vrijster hadt,
105[regelnummer]
Ick hebse noch, jaack trouwen, laet ick recht// spreecken,Ga naar voetnoot105
 
En nou looptse by ien aer, maer ick selt op de knecht// wreecken,Ga naar voetnoot106
 
Ick sel hum lieren dat hy'er me sel uyt// houwen.Ga naar voetnoot107
mr. gorus
 
Laet hum wat loopen, niement sel ien angder sijn bruyt// trouwen,
 
De hylicken binnen int Paradijs emaeckt, en kijnt isset versien,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Al waer jij in ien muer emesselt, so sou het doch gheschien,
 
Maer 'tis de waret, die mallooten willen somtijts mannen// hebben.Ga naar voetnoot111
boer
 
O 'twas ien moeye stercke meyt, je souse in ien wagen gespannen// hebben,
 
Se was geborst en gebilt as sint Joris heynst,Ga naar voetnoot113
 
En sy was so vierkanckt, so recht uyt, en so onbeveynst,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Gangs bloet het spijtme so dattet sucken moyen meyt// is.Ga naar voetnoot115
[pagina 192]
[p. 192]
mr. gorus
 
Huylt niet mijn vaer, elck ien moet hebben dat hem op eleyt// is,Ga naar voetnoot116
 
Wel wat schorter an isse rijck, of van ien groot gheslacht.Ga naar voetnoot117
boer
 
Ja jy meucht dencken, heur susterling haalden drie kyeren op ien nacht,Ga naar voetnoot118
 
En heur peete-moey, Geert Gerrits, die hadder in de vijf jaer negen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En heur moer het corteling vande drieentwintichste inde craem elegen,
 
Wat hettet te beduyden s'is te ondeuchdelijck van goe Ayeren set,Ga naar voetnoot121
 
Dan trouwen: ick ben oock van me vaers volck vant vollen bet,Ga naar voetnoot122
 
Heer me vaer was sucken vrouwen man, en datje van bey mijn oome// wistGa naar voetnoot123
 
En van me moers wegen en bin ick seper an gien boome// pist,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Suck steeckelich volck isset, wat ick heb sucke vrienden.Ga naar voetnoot125
 
Was daer niet me nicht...... die int huys daerse diendenGa naar voetnoot126
 
Met de seun vander huys, moytjes op de vliering// sat,Ga naar voetnoot127
 
Daerse in een ooghenblick, heure buyck so vol spiering// atGa naar voetnoot128
[pagina 193]
[p. 193]
 
Datse heur lijfje liet uyt setten, want heur worden al heur goetje te nau.
130[regelnummer]
Wat had Nel van gords-wegen een spul met Jan soete-kau,Ga naar voetnoot130
 
Hendrick Jansz platbroeck, die wil ick noch niet eens noemen,
 
Wat helpet hy vaert so gaern met Claertje clonters om botter bloemen,Ga naar voetnoot132
 
En trock hij niet uyt met de wayschuyt, hier met Angeniet,Ga naar voetnoot133
 
Halffen tijt waerse inde hoy-clommen, of int langhe riet,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
En hoe qualijck hil heur broetsche Baertje, de weeuw van Tijmen,Ga naar voetnoot135
 
Och seyse, as ick sen schrift sie, so duncktme sou ick wel swijmen,Ga naar voetnoot136
 
Ja sprackse teugen sijn vaer, so jy sen schildery niet en vermomt,Ga naar voetnoot137
 
Ick segje dat, ick sel sterven eerme rechte sterf-dach comt,Ga naar voetnoot138
 
Quamender de luy niet binnens-huys, vant zuyen en oosten,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
De bueren hadden genoech te doen ierser wel connen troosten.Ga naar voetnoot140
mr. gorus
 
Wel hoe voerse toch, ick geloof niet datser noch so qualijck hout.Ga naar voetnoot141
boer
 
Wat ten leet niet lang, of sy had weer een jonghe springer etrout,Ga naar voetnoot142
[pagina 194]
[p. 194]
 
Heur ierste mans vrienden spraecken heur toe, datte hangden noch cleefden,Ga naar voetnoot143
 
Wel seyse; hoe baerje so, heb ick hum langer trout as hy leefde,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ick wil hem hebben seyse, spijt al die 't lief of liet// is.Ga naar voetnoot145
mr gorus
 
Wat duncktje fijn-man, of het water te kout of te hiet// is,Ga naar voetnoot146
 
Ick hebbet so wat gemiddelt, 'tis nou van passen laeuw.Ga naar voetnoot147
boer
 
As het so hiel hiet is, so wort het vleys so raeuw,
 
Maer miester wat moet jy altemet veur vreemde dingen// crijghen.Ga naar voetnoot149
mr. gorus
150[regelnummer]
Dat moeten wy niet segghen.
boer
 
Maer wat meuchjy sucke dinghen// swijghen.Ga naar voetnoot150
[pagina 195]
[p. 195]
mr. gorus
 
Nou Huysman houtje monckt, ay lieve laetje kallen// wat.Ga naar voetnoot151
boer
 
Kees Knol seyde die niet teugen alde weerelt, dat hy ien splinter evallen// hat
 
In sijn after kartier, maer sen wijf, hoe meenichmael vertrockseGa naar voetnoot153
 
Dat hy pleech te singen. Alle de genuchten, die leggen inde Bockse.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Wist de moye jonghe meyt, watter inde bocksen leyt,
 
O hy stack sijn neus so gaern, in een ander mans koocken,Ga naar voetnoot156
 
Maer die soeticheyt die issem wel suerlijck oppe broocken,Ga naar voetnoot157
 
Hy seyde teughen 'tvolck dat hy veultijts met het spit equelt// was,
 
Maer as ick hum in sijn liessen sach, sach ick wel hoe hy estelt// was,Ga naar voetnoot159
[mr. gorus]
160[regelnummer]
Help wat heb jy lang hayr.
boer
 
Ja vaer lang hayr, lange sinnen,Ga naar voetnoot160
[pagina 196]
[p. 196]
mr. gorus
 
Nou het hooft is eschooren, laet ons nu aen de baert beginnen.
 
Huysman meugjy wel wijn.
boer
 
Ick plechse niet te meugen ruycken.Ga naar voetnoot162
 
Maer datme moer nou suc sock gaf (ic sechje dat) 'kwod noch wel suyken,Ga naar voetnoot163
 
Ay hoorje wel sech ick Miester ey claertet so wat fraytjes met de baert te scheeren.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Me Vaer zaliger plechme alle ding mit de kaert te leeren:
 
Wilje eens ien roemsteeckje of een gefthumtje, ick kant van beyts,Ga naar voetnoot166
 
Negen blaetjes, een Gelders troefje, of langsknechten, of bockslaen, of op syn leyts,
 
Ick wont weer met het bort astme met sincken aersling liep,Ga naar voetnoot168
 
'Kwist om mijn vijfthien jaer al wat op den taerling liep,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Hoe dickwijls het me vaer, mijn wel uyt de Herberg elost,Ga naar voetnoot170
 
Al can ick wat, ick hebt voor niet niet, 't hetme wel een Daelder ekost,Ga naar voetnoot171
[pagina 197]
[p. 197]
 
Me Vaer seyden altijts liert wat so kenje wat, oft boeren niet wou deugen,Ga naar voetnoot172
 
Die niet spelen en connen, waer ofse de kost me crijghen meugen.Ga naar voetnoot173
 
O hoe heb ick de wittebrootskinderen wel uytet nest enomen.Ga naar voetnoot174

g.a. bredero.

 

eynde

 

Dit moet noch onder aen de Clucht vande Boer ende Barbier.

mr. gorus
175[regelnummer]
Wel Huysman dat gelt is verdient, wel moetet jou becomen,Ga naar voetnoot175
 
Wat je lijckt jou selfs niet, wel trouwen jy bent wel ongnaertich eguert.Ga naar voetnoot176
boer
 
Kijck we selle mitte maets ien selschap hebben, daer in ongse buertGa naar voetnoot177
 
Ick word angers int hiele Jaer niet iens eschooren.
[pagina 198]
[p. 198]
mr. gorus
 
Y get de meysjes selle je na loopen, je sout ien Princes becooren.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Alt volck selle jou aensien, ja wel je bent te ongenadighe moy,Ga naar voetnoot180
 
Ja wel dat ick ien vrouw was, ick liep stracx met jou te koy,Ga naar voetnoot181
 
Je sel al de meyden wilt maken.
boer
 
Ja se meughen heur wat verpijnen.Ga naar voetnoot182
 
Waer isje wijf, en je knecht.
mr. gorus
 
Mijn wijf is van huys, me knecht uyt verbijnen.Ga naar voetnoot183
 
Heer ien mensch wort hier so ribbesact vande ontrouwe dienstboo'n.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Jy fijnman comt iens after, en siet iens waer dat ick woon,Ga naar voetnoot185
 
Hout me wat geselschap, ick selje op mijn Cijter ien deuntje// speelen.
boer
 
Ic sel om jouwent willen, noch ien Lietje van ien huysmans seuntje// queelen.

g.a. bredero

voetnoot-
Een ander clucht: een tweede klucht, nog een klucht.
voetnoot-
Huys-man: boer.
[tekstkritische noot]Gepubliceerd in de Vermeerderingh bij de Klucht Vanden Hoogduytschen Quacksalver, 1622, fol. D4v-E2v en E3v; 1629, fol.* J4v-J2v en fol. J3v; 1637, fol. J4v-K2v en fol. K3v; 1644, fol. E8v-F3r. Opschriften romein en cursief; tekst in fractuur, maar vs. 154b en 155 romein; rolaanwijzing in de marge romein; ondertekening en het woord Eynde romein; verscheidene afkortingen.
2 Sijbrech K M N Sybrich - 3 of M N af - 6 knoopige Verkens K M N knoppighe Verken; sy K M N se - 8 ofcoopen K M N oft coopen - 9 isser M ister
voetnoot1
Smient: een klein soort wilde eend.
voetnoot2
mier: meer; of emaect: voor gemaakt, voor ontvangen; onse Sijbrech: dit is waarschijnlijk een zuster met wie de ongetrouwde boer (vgl. vs. 96) samenwoont. Deze veronderstelling berust mede op vs. 77, waarin de stervende moeder nog een goede raad geeft aan een dochter.
voetnoot3
mors-penning: extraatje; dief-sack: broek-zak; de woorden diefzak, ‘zak voor gestolen goed’, en diessack, ‘dijzak’ werden met elkaar vereenzelvigd; of: van; an een sy esteken: weggestoken.
voetnoot4
gangs bloet: bastaardvloek (vervorming van ‘Gods bloed’); pap-eeters: stedelingen; uyt estreken: bedrogen.
voetnoot5
leggen (...) ande man: drinken melk (mam: borst).
voetnoot6
mache: houden van; knoopighe Verkens: varkensvlees waarin gortachtige korrels voorkomen in het vetweefsel; gortige: hetzelfde als knoopige.
voetnoot7
wraken: keuren af; wat gorts of (...) wat knoopen: de in de vorige aant. bedoelde korrels (gorts is een 2e naamval, afhankelijk van wat: wat gortigheid).
voetnoot8
comeset ongs: komen ze het ons; ter vriende bee: met een beroep op de vriendschap; ofcoopen: afkopen.
voetnoot10
miest al: bijna allemaal; anneset: aangezet, bedorven.
[tekstkritische noot]11 sprenckelde crieltie K sprenckelde krieltje M N spreenckelde krieltje - 17 Schippers K M Schipper; omt jaer K omt jaer jaer
voetnoot11
sprenckelde crieltie: gespikkelde krielkip; over ien maent: een maand geleden; clocx: broeds.
voetnoot12
daer: dit verwijst wel voornamelijk naar de eieren van de krielkip; vijnen: vinden; gelocx: geluk (2e naamv. in de verbinding met vry wat).
voetnoot13
stee-kliecken: schimpwoord voor stadslui.
voetnoot14
vande gouts-bloemen: daaruit werd een kleurstof bereid om de boter geel te kleuren; boom: bodem (van het vat); deel: plank.
voetnoot15
heur verworghen: zich wurgen, doordat ze ergens in verstrikt raken; zijn: zijnde.
voetnoot16
sneuvelen en smooren: doodgaan door verstikking.
voetnoot17
omt jaer: elk jaar.
voetnoot18
Jan-Rap en zijn maet: het lagere scheeps-volk.
voetnoot19
Loopende: ongetrouwde; by gord: verbastering van ‘bij God’.
voetnoot20
binnen sjaers: in het lopende dienstjaar (van mei tot mei), in plaats van aan het einde daarvan; sleutelreecx: sleutelketting.
voetnoot21
rechtschapen: deugdelijke, stevige; ongerriem: onderriem, riem om het middel waaraan de vrouwen hun sleutels, tasje of beurs en soms een mes of schaar hingen.
voetnoot22
vijfmenten: verbastering van sacramenten; s'is van klinck: ze mag er wezen; ien perige sack: een sappige meid (perig is afgeleid van peer).
voetnoot23
matter: mat haar (nl. als ze de melk ging uitventen).
voetnoot24
dus (1): daardoor; dus (2): zo.
voetnoot25
ien hecht van ien meyt: een forse, stevige meid; weers: moeite (in de 2e nmv. in de verbinding met veul).
voetnoot26
aasingtie: gezichtje (van aanzicht); hier eseyt: onder ons gezegd; souwender mee: zouden ermee, nl. met zo'n ‘aasingt’; uyt momme gaen: met schrik aanjagende mombakkesen de straat op gaan.
voetnoot27
Se wil wel besien wesen: ze is de moeite van het aankijken wel waard; se gaet daerse gaet: ze gaat onverstoorbaar haar gang; al gaetser as een slurf heen: al loopt ze er als een slons bij.
voetnoot28
voeren: mennen.
voetnoot29
proper: flink, bekwaam; claertet: speelt het klaar.
voetnoot30
Daer: terwijl; goet schick: zoals het behoort; een planckje: nl. om turf te trappen.
voetnoot31
vaering: dekstier.
voetnoot32
wel: goed; locken: lukken.
voetnoot33
ien panckt: een juweel (panckt: pand, iets kostbaars); de rest van dit vs. is vermoedelijk corrupt.
voetnoot34
moeter na geve datter na comt: moet haar de lof geven die haar toekomt; verstater op de neering: heeft verstand van zaken doen.
voetnoot35
Mient: gemeente, door de Huys-man (uit onwetendheid?) gebruikt voor gilde.
voetnoot36
gayng: gading; ast alle seyt: kortom; eig. zoals het al gezegd is; een soort bevestigende toevoeging.
voetnoot37
te wongder: verbazend; (er) verbadden: haar smeekten met hen te slapen, met hen te trouwen; in: en; Bredero gebruikt dit voegwoord slechts zelden in rijmpositie; een ander voorbeeld in de Spaanschen Brabander, vs. 139.
voetnoot38
mal-monckt: met de rare mond (dezelfde naam in Moortje, vs. 2933).
voetnoot39
na gaen: achterna gelopen; je: emotionele versterking van de bewering (een zg. dativus ethicus); of staet: moet doorstaan.
voetnoot40
Wodder: wou er (-er is verbonden met me: ermee); Barech: hooiberg; op een half vat enz.: op conditie van een half vat bier als boete voor wie zich gewonnen gaf.
voetnoot41
te duysent duyvels arch: zó ontzettend slim; Jongspul: feestje met zang en dans, hier bij het inwijden van een nieuw huis (zie vs. 42).
voetnoot43
comtet iens slaachs: als ik de kans krijg, als het zo eens uitkomt; na haer gat tarnen: te pakken nemen.
voetnoot44
plechme: placht mij; de vormen van de tegenw. tijd van plegen hebben bij Bredero en anderen vaak de betekenis van de verl. tijd (vgl. Stoett, Moortje, blz. 120, bij vs. 184); of barnen: afbranden, afschroeien.
voetnoot45
twee blancken: 1 1/2 stuiver (vgl. WNT II, kolom 2780).
voetnoot46
oortie: oordje, d.i. 1/4 stuiver; besuckt: ontzettend.
voetnoot48
Dan trouwen: maar ja; het hy so enz.: heeft hij zo verschrikkelijk veel klanten.
voetnoot49
ien giest van een man: een geweldig knappe man; bljkens het vervolg van de zin was mr. Gorus ook wondheler; meugen: kunnen.
voetnoot50
Wilde boeren salf: een ook elders wel genoemd huismiddel (zie Kruyskamp [1969], blz. 164).
voetnoot51
noch iens so qua'en ding: nóg zo'n kwade ziekte.
voetnoot52
miesteren: genezen; coestert met: behandelt.
voetnoot53
Vande scheurbuyck: hier obsceen bedoeld.
voetnoot54
matery: ‘etter’, eveneens obsceen.
[tekstkritische noot]Vóor vs. 58 in de marge Mr. Gorus K Mr. Goris M N M. Gor.
voetnoot55
beesicht: als dokter geraadpleegd; schancks: Oude Schans; wael: Oude Waal, een inham van het IJ; vande: door de.
voetnoot56
Hem sick: hé daar (sick: zeg ik); hou: hallo, hé; maer: wel.
voetnoot58
plockebeurs: de plaats(of: de man) waar men geplukt (afgezet) wordt (Kruyskamp, [1969], blz. 164: het belastingkantoor); mr. Gorus speelt met de dubbele betekenis van scheeren (vgl. vs. 56 en 59).
voetnoot61
In de marge staat in alle drukken: En besonder in't Hoff.
voetnoot62
daer de schaer uyt hangt: waar men afgezet wordt.
voetnoot63
Ick bin wel moeyelijck: het zit me wel dwars; Amicht: ambacht, vak (waarschijnlijk ongeveer uitgesproken als: ammecht); de komma voor liet dient ter aanduiding van het dubbelrijm, maar de tegenhanger in vs. 64 ontbreekt).
voetnoot64
om niet: voor niets; scheeren: grappen maken, nl. met 1 april; de tweede woordspeling met scheeren; de meervoudsvorm sluit aan bij het collectivum volck.
voetnoot65
Velt-scheerers: grasmaaiers; de boer heeft de woordspeling dus niet begrepen.
voetnoot67
kitten: drinken, zuipen.
voetnoot68
Jaack: ja ik, jawel.
voetnoot69
nae-volck: familie; tot myn peets: naar mijn peet (vgl. voor de -s bijv.: naar opoes, bij tantes).
[tekstkritische noot]71 focken K M N socken
voetnoot71
as dat ien wijs is: zoals het de mode is; na dattet enz.: zoals het het mooiste staat.
voetnoot72
ofsnyen: afsnijden.
voetnoot73
aasengt: zie vs. 26; op sen ouwe Testaments: naar de oude zede.
voetnoot74
so tusschen baey: zo'n beetje tussen oud en jong in.
voetnoot75
'Tselme leven niet vergeten: ik zal het van mijn leven niet vergeten; een constructie met het wederkerig werkw. zich vergeten (eig. 'Tselme me leven).
voetnoot76
Goelijckges: zo ongeveer; 't of leyden: stierf.
voetnoot77
goet meyd: blijkbaar is de raad aan een dochter gericht (zie de aant. bij vs. 2); in verband daarmee moet ick oock in vs. 78 beklemtoond worden.
voetnoot80
beclontert: bemodderd; datje: als je.
[tekstkritische noot]84 gaern M N garen; noch niet te M N noch te - 85 half of op K M N half op - 87 middel-rift K M N middel-rif - 91 ick en pleech K M N ick pleegh; iensjes K M N eensjes - 92 plechter K M N pleecher
voetnoot81
int geen de luy segghen: eufemisme voor ‘in de stront’; de boer wil dat grove woord niet uitspreken. (Vgl. Spaanschen Brabander, vs. 439.)
voetnoot83
niet hiet noch kout: niet heet en niet koud (bijw. bepaling bij drinck); half ien half aar: half het een, half het ander.
voetnoot85
Looftme yemant: als iemand mij te koop aanbiedt; dat schat ic enz.: dan is mij dat de helft, nl. een groot, een halve stuiver, waard. Na of (af) denke men: namelijk.
voetnoot86
vrysters: jonge, ongetrouwde vrouwen; 't middel mootje: hun middel, maar met erotische bijbetekenis; zo ook vs. 87.
voetnoot87
middel schot: tussenschot, bijv. tussen twee vertrekken.
voetnoot88
immers: beslist.
voetnoot89
slacht: lijk op; Jan hen: naam voor een sullige man.
voetnoot90
was hy't altijts middelen: was hij altijd bezig te bemiddelen; scheyden: het geschil beslechten; 'tschiel dielen: het verschil te delen.
voetnoot91
niet iensjes: zelfs niet; Sermoen: preek.
voetnoot92
an of uyt: bij of af.
voetnoot93
dus: zo.
[tekstkritische noot]96 heb noch noyt K M N heb noyt - 100 niemedallen K M N niemendallen
voetnoot95
langsje: mannetje, beste man (verkleinwoord van lanst, ontstaan uit landsknecht, ‘soldaat’).
voetnoot96
Ick hylick altemet iensjes: ik ga wel eens met een vrouw naar bed of in het hooi (hylicken: paren; trouwen: een huwelijk sluiten).
voetnoot97
hoe: de komma na hoe denke men weg.
voetnoot98
Wel hay: uitroep van vrolijkheid (hay: hei); souwe: zouden we, zouden de mensen; vrientschap doen moeten: een plezier mogen doen (met erotische bijbetekenis).
voetnoot99
selfs: zelf; maech: man (gemoedelijke aanspreking; lett.: familielid).
voetnoot101
Datmen: als men; haest of schaffen: met spoed afzetten.
[tekstkritische noot]108 hum K M N hun - 109 emaeckt K M emaeck - 112 gespannen K M N espannen - 114 vierkanckt K M N vierkant - 115 Gangs K M Gans
voetnoot105
jaack trouwen: bevestiging van het gesprokene, dus ja zeker, waarachtig (jaack: ja ik; trouwen: in waarheid); recht: volgens de waarheid.
voetnoot106
de knecht: die knaap, die vent.
voetnoot107
lieren: leren; me: mee; uyt houwen: ophouden (in deze betekenis niet in het WNT; waarschijnlijk contaminatie met uitscheiden).
voetnoot109
binnen int Paradijs: zijn in de hemel; kijnt: kind (aanspreking); hier: beste man; versien: voorbeschikt.
voetnoot111
waret: waarheid.
voetnoot113
sint Joris heynst: als de hengst van Sint Joris, altijd voorgesteld als een mooi, sterk paard.
voetnoot114
onbeveynst: oprecht.
voetnoot115
het spijtme so: het gaat me zo aan het hart.
[tekstkritische noot]124 gien K M geen - 125 isset K M istet
voetnoot116
op eleyt: opgelegd, beschoren.
voetnoot117
schorter an: mankeert eraan; groot gheslacht: aanzienlijke familie; de boer vat dit echter op als: grote, uitgebreide familie.
voetnoot118
susterling: nicht, kind van een zuster.
voetnoot119
peete-moey: peettante.
voetnoot121
te ondeuchdelijck: in heel hoge graad (on- is een versterkend voorvoegsel); van goe Ayeren set: uit een vruchtbaar geslacht voortgekomen (set: volt. deelw.; voor de betekenis vgl. MNW VII, kolom 1017).
voetnoot122
Dan trouwen: maar ja; van me vaers volck: van mijn vaders kant; vant vollen bet: van een grote familie; eig.: uit dezelfde ouders geboren, maar de boer blijft star in dezelfde richting denken.
voetnoot123
sucken vrouwen man: zo op vrouwen gesteld; datje: als je; na wist leze men een zg. beletselteken (...), want de boer laat de zin onvoltooid.
voetnoot124
me moers wegen: mijn moeders kant; seper: zeker; an gien boome pist: van goede (hier weer in de zin van ‘grote’) familie (lees: boom epist).
voetnoot125
steeckelich: snel en vaak geprikkeld (in erotische zin).
voetnoot126
De naam van de nicht is oningevuld gebleven.
voetnoot127
de seun vander huys: de zoon des huizes, nl. van haar werkhuis.
voetnoot128
heure buyck enz.: nl. zich zwanger liet maken.
[tekstkritische noot]132 helpet K M N helptet - 137 vermomt K M vermont- 139 niet volgens K M N; I met
voetnoot130
Nel van gords-wegen: Nee van Godswege; dezelfde naam in Griane en Moortje (vs. 3319); een spul: een vrijage.
voetnoot132
Wat helpet: lieve help; vaert (...) om botter bloemen: gaat boterbloemen plukken (met erotische bijbetekenis). Hierbij staat in alle drukken in de marge: An bloemen; de betekenis hiervan is onduidelijk.
voetnoot133
wayschuyt: weischuit, licht bootje voor de jacht (de vzn. 133 en 134 eveneens met erotische bijbetekenis).
voetnoot134
Halffen tijt: de helft van de tijd; hoy-clommen: hooioppers.
voetnoot135
hil heur: hield zich; broetsche: manzieke.
voetnoot136
sen schrift: zijn getekende of geschilderde portret.
voetnoot137
sen schildery: zijn portret; vermomt: verbergt, er een doek over hangt.
voetnoot138
rechte: echte, oorspronkelijk beschikte; de bijzin betekent: vóor m'n tijd.
voetnoot139
Quamender enz.: dit is een retorische vraag, al ontbreekt het vraagteken.
voetnoot140
De buren hadden enz.: de buren hadden de handen vol om haar te troosten (lett.: voordat ze haar goed konden troosten).
voetnoot141
hoe voerse toch: hoe ging het toch verder met haar.
voetnoot142
ten leet niet: het duurde niet; springer: spring-in-'t-veld, levenslustige jonge man.
voetnoot143
vrienden: verwanten; spraecken heur toe: spraken haar erover aan, verweten haar; datte hangden enz.: dat de handen (nl. van haar eerste man) nog klam waren van het doodszweet.
voetnoot144
hoe baerje so: wat maak je een drukte; langer trout as hy leefde: voor een langere tijd getrouwd dan zijn leven, m.a.w. toen hij stierf was ze vrij.
voetnoot145
hem: nl. die jonge springer; liet: leed, onaangenaam.
voetnoot146
fijn-man: beste man.
voetnoot147
van passen laeuw: precies lauw genoeg.
voetnoot149
Maer: wel; altemet: soms, nu en dan; crijghen: te zien krijgen.
voetnoot150
moeten: mogen; wat meughjy: hoe kun je.
[tekstkritische noot]160 Help K M N Helpt
voetnoot151
laetje kallen wat: hou eens op met je gepraat.
voetnoot153
after kartier: achterste; wat er werkelijk met Knol aan de hand was, blijkt in vs. 159; vertrockse: vertelde ze.
voetnoot154
pleech: placht (zie vs. 44); Bockse: broek.
voetnoot156
hy stack enz.: hij ging zo graag met een andermans vrouw naar bed.
voetnoot157
die soeticheyt: dat genot.
voetnoot159
in sijn liessen: daar waren de symptomen van een geslachtsziekte te zien; sach (1): keek; estelt was: eraan toe was.
voetnoot160
Help: lieve help; lang hayr, lange sinnen: variatie op de uitdrukking: gekrulde haren, gekrulde zinnen. - De rolaanwijzing vóor dit vs. ontbreekt in I, K, M en N.
[tekstkritische noot]168 sincken M N stucken
voetnoot162
meugjy wel: hou je soms van; Ick plechse enz.: ik rúik ze gewoonlijk niet graag. De aanvullende gedachte: maar ik drink ze wel graag, wordt in vs. 163 uitgedrukt. De punt achter vs. 162 leze men als een komma.
voetnoot163
datme moer nou suc sock gaf: als m'n moeder nu zulk zog gaf; 'kwod: dan wou ik; suyken: zuigen.
voetnoot164
claertet so wat fraytjes: breng het maar netjes in orde.
voetnoot166
roemsteeckje: een kaartspel (zie WNT XIII, 724), evenals een gefthumtje (het ‘geef 'm’-spel) en de in vs. 166 genoemde spelen. Een dergelijke opsomming in de Klucht van de Koe, vs. 351-352; vgl. Van Rijnbach 1926, blz. 115; van beyts: allebei.
voetnoot168
weer: terug; met het bort: met het verkeer-bord of het triktrakbord; sincken: vermoedelijk een kaartspel, waarin de vijven (fra. cinq) een rol speelden; aersling: mis, verkeerd (eig.: achteruit).
voetnoot169
al wat op den taerling liep: alles wat met dobbelen te maken had.
voetnoot170
het: heeft; elost: vrij gekocht door het gelag of het verlies te betalen.
voetnoot171
voor niet niet: niet voor niets; een Daelder: heel wat geld.
[tekstkritische noot]176 je lijckt N jy lijckt - 178 angers K M N angders
voetnoot172
liert: leer; oft boeren enz.: voor het geval het boeren niet zou lukken.
voetnoot173
waer ofse enz.: hoe moeten die aan de kost komen.
voetnoot174
wittebrootskinderen: verkwistende rijkeluiszoontjes; uytet nest enomen: bedrogen, afgezet. - Na Eynde volgt in I, K en M eerst De Gheboorte van Luys-Bosch en pas daarna als een soort bladvulling de voortzetting van de Huysman. In N ontbreken de naam, het woord Eynde en de aankondiging van het vervolg en zijn de twee stukken samengevoegd.
voetnoot175
moetet: moge het.
voetnoot176
Wat: wel, wel; wel trouwen: waarachtig; ongnaertich eguert: geweldig opgeknapt.
voetnoot177
ien selschap: een partijtje, een feestje; vgl. vs. 41.
[tekstkritische noot]184 wort hier so K M N wort so
voetnoot179
Y get: verbastering van ‘bij God’.
voetnoot180
jou aensien: naar je kijken; te ongenadighe: verschrikkelijk.
voetnoot181
dat: als; stracx: dadelijk; te koy: naar bed.
voetnoot182
se meughen enz.: ze moeten maar een beetje moeite voor me doen.
voetnoot183
verbijnen: (wonden) verbinden; vgl. vs. 49.
voetnoot184
ribbesact: geplaagd, dwars gezeten.
voetnoot185
after: in het achterhuis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • De Hoochduytschen Quacksalver