Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lidewyde (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lidewyde
Afbeelding van LidewydeToon afbeelding van titelpagina van Lidewyde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lidewyde

(1868)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 279]
[p. 279]

Tiende hoofdstuk

Van Belvedere naar zee, het bosch door en de duinen over, was bij dag eene wandeling van niet meer dan twee uren. Doch kan het wonder schijnen dat Aart Visscher dien nacht het dubbel van den tijd behoefde om te gaan, en nogmaals het dubbel voor den terugtogt? Toen hij tegen tien ure uit de societeit thuis gekomen was, had hij onmiddellijk aan zijne vrouw bespeurd dat hen eene ramp had getroffen, en met den besten wil was het haar niet mogelijk geweest, de waarheid voor hem te verhelen. Emma terug, omdat André een slechtaard was? Die gedachte dreigde hem te doen stikken. Emma's toestand gedoogde niet, dat hij naar haar toevloog om haar te omhelzen; en zelfs

[pagina 280]
[p. 280]

smeekte Lydia hem, slechts fluisterend te spreken. Voor zijn overkropt gemoed, en de gezwollen aderen zijner kloppende slapen, was die dwang eene duldelooze kwelling geweest. ‘Geef mij mijn hoed en mijn regenmantel!’ had hij gezegd. ‘Ik wil naar het strand ik moet de zee zien! Hier kan ik het niet uithouden!’

- ‘En laat gij mij den geheelen nacht met Emma alleen? Indien haar iets overkwam, wat zou ik beginnen?’

- ‘Zeg Bartje, dat zij met u wake. Ik ben tot niets nut. Het is voor ons allen beter dat ik ga.’

- ‘Maar indien Emma iets overkwam?’

- ‘En welk grooter leed kan haar overkomen dan hetgeen die lafaard haar berokkend heeft? Gij weet zoo goed als ik, Lydia, dat ik u van geenerlei dienst kan zijn.’

- ‘En wanneer zie ik u terug?’

- ‘Morgen ochtend, met het aanbreken van den dag.’

- ‘Laat mij dan voor het minst uwe veldflesch vullen en u een stuk brood medegeven. Is dit een uur om geheel alleen door de duinen te gaan dwalen! Gij zult mij twee zieken voor eene bezorgen.’

- ‘Die wandeling zal mij niet ziek maken, Lydia, maar gezond. Vrees niet voor mij. Ik ken den weg en neem ten overvloede Tiras mede.’

[pagina 281]
[p. 281]

Met Reiniers hond aan zijne zijde stak hij het bosch door en besteeg een voetpad door het zand, dat voor den kortsten weg naar zee gehouden werd. Doch door de duisternis raakte hij het smal en dagelijks verstuivend spoor weldra bijster, en kon zijnen weg alleen voortzetten door nu eens met zijnen stok zich door de bremstruiken heen te slaan, dan zich vast te klampen aan de helmplanten links en regts, dan zijnen voet los te rukken nit de ineen gewoelde ranken der duinbeziën, de angels en klemmen der natuur. Bij het afgaan van eene der hoogste duinen viel hij eensklaps voorover en moest in het rond tasten om zijnen hoed weer te vinden: de bovenlaag van een konijnenhol was niet sterk genoeg geweest om hem te dragen, en hij mogt van geluk spreken dat zijn struikelen geene erger gevolgen had dan eene schram over het gelaat en opgekrabde handen.

- ‘Maak geen leven om niets!’ zeide hij, toen de hond om hem henen sprong en aansloeg. ‘Kom hier, en speel voor chirurgijn.’

- Hij rigtte zich op, zette zich neder in het zand, en liet zich door Tiras het aangezigt en de handen lekken. Zoo ging het voort, duin op, duin af, in de rigting der zee. Doch toen hij de laatste duinenrij achter den rug had en alleen nog het strand hem van den grooten waterplas scheidde, vond hij de be-

[pagina 282]
[p. 282]

geerde verademing niet. Hij had zich voorgesteld, onder het bruischen der baren woorden te zullen vinden voor zijne verontwaardiging. Hoe sterker wind, had hij gedacht, en hoe woester golven, des te weldadiger zou de overeenstemming zijn tusschen het geraas om hem henen en den storm in zijne borst. Doch hij ontving niet een der indrukken, waarop hij gerekend had. De inspanning van het klimmen en dalen was vergelijkenderwijs eene afleiding geweest: de vlakke zandbaan was eene teleurstelling. Hij zag omhoog, doch bespeurde niets als een grijs en onrustig zwerk, met een zwartblaauwen achtergrond, waarin nu en dan eene enkele ster kwam vonkelen en dan weder verschoot. Verder dan honderd passen voor zich uit kon hij het water niet van de lucht onderscheiden, en alleen in zijne onmiddelijke nabijheid zagen de kuiven der baren wit. Het strand, dat bij dag onafzienbaar zou zijn geweest, geleek nu eene kleine vlakte binnen enge fantastische grenzen. Het eenige wat hem half en half voldoening schonk was het daverend geweld waarmede sommige reuzengolven nederkwamen en het strand beukten. Doch hij kon zich niet onverdeeld overgeven aan zijne gedachten, evenmin als hij een uitweg vond voor zijne aandoeningen. Hij zou in de eenzaamheid de vuist hebben willen ballen tegen André; maar om voort te kunnen

[pagina 283]
[p. 283]

komen moest hij met beide handen zijnen mantel bijeen houden. Het zou eene verligting voor hem geweest zijn, indien hij zich in Emma's droefheid had mogen verdiepen; doch nu moest hij al zijne krachten inspannen om tegen den wind op te worstelen, dan werd hij zijns ondanks voorwaarts gestuwd. Had hij geweten, dat André dien eigen ochtend, op twee dagreizen afstand, hetzelfde strand bezocht en daar in Lidewyde's bezit geroemd had; dat Ruardi's haat Emma's vernedering wreken zou; dat André op dit zelfde oogenblik... Doch van geen der dingen, die zijne belangstelling gewekt of hem bevredigd zouden hebben, ook al hadden zij hem te gelijk met afgrijzen vervuld, droeg hij kennis. Daarentegen vernieuwde hetgeen hij wist onophondelijk in zijn binnenste het gevoel van zijne magteloosheid.

Zulke teleurstellingen zijn geene zeldzaamheid. Men heeft verdriet, en beeldt zich in, het te zullen kunnen verzetten, indien men van zijne smart door niets wordt afgeleid en men er zich geheel aan wijden kan. Doch naauwelijks is men met zichzelven alleen, of het blijkt, dat die verwachting eene hersenschim geweest is. De ligtzinnigheid eet in zulke uren opium, of drinkt alkohol; het piëtisme werpt zich op de knieën en bidt. Doch wie het laatste niet zou kunnen doen zonder zich aan huichelarij te bezondigen, het eerste niet zonder

[pagina 284]
[p. 284]

zich in eigen oogen te verdielijken, voor hem blijft alleen over zich het zwaard uit die wonde te rukken en geduldig af te wachten of de tijd haar cicatriseren wil. Elke andere poging om verligting van pijn te bekomen staat gelijk met het heen en weder loopen van den leeuw in het hok eener diergaarde. Hetzij hij nog tien jaren leeft of morgen sterft, in de voorwaarden zijner gevangenschap komt geene verandering: eene plaatsruimte van vijfentwintig kubieke voeten. ijzeren bouten aan de voor-, ijzeren grendels aan de achterzijde, en tweemalen daags een stuk vleesch.

Ook Emma's vader zocht eenen troost die niet bestond, of althans nergens op aarde voor hem te vinden was. Hij mogt zijne woning ontvlugten als een vagebond, door bosschen en duinen dwalen gelijk een strooper, nu in deze, dan in gene rigting den zoom der golven volgen, - even als een moordenaar of dief gedaan zou hebben, die naar een vaartuig zoekt om hem met zijnen buit naar de overzijde te brengen, - zijn leed verminderde niet. Na Emma was hij het, die door André's trouweloosheid het diepst gegriefd werd, dieper dan Lydia, dieper zelfs dan André's ouders. Gulle vooringenomenheid had hem dien knaap zijn hart doen schenken; voor het eerst sedert vele jaren had hij weder vrolijk de toekomst ingestaard, had hij zich de waarschijnlijkheid voorgespie-

[pagina 285]
[p. 285]

geld eener verwezenlijking van lievelingsdenkbeelden, tot hiertoe slechts op één gebied mogelijk geweest en daar in tranen verdwenen. En nu was het, alsof met het boosaardigst overleg en door de ruwste vuist hem, voor elke van zijne blijde verwachtingen, een stoot in de borst werd toegebragt. Wie of wat kon hem van de smart dier ontgoocheling bevrijden? Bedrogen en beleedigd was hij gegaan, beleedigd en bedrogen keerde hij op zijne schreden terug. De eenige verandering was, dat de wind ging liggen en voor een digten motregen plaats maakte. Zijn mantel en Tiras dropen toen Lydia hen binnenliet.

- ‘Hoe maakt Emma het?’

- ‘Zij slaapt. Heeft de wandeling u goed gedaan?’

- ‘Neen, Lydia. Vergeef mij dat ik niet naar uwen raad geluisterd heb.’

- ‘En wat beginnen wij nu?’

- ‘Zorg gij voor Emma, en laat mij naar André gaan.’

- ‘Om wat te doen?’

- ‘Dat weet ik zelf niet.’

- ‘Wilt gij hem rekenschap vragen van zijne handelwijze?’

- ‘O neen, zijne verantwoording verkies ik niet aan te hooren. Maar hij moet niet kunnen denken, dat wij hem vreezen.’

[pagina 286]
[p. 286]

- ‘En wanneer woudt gij vertrekken?’

- ‘Met den middagtrein van heden. Dan ben ik morgen-ochtend daar ginds.’

- ‘Het is eene bittere beproeving voor ons allen.’

- ‘Bitterder dan... Maar ook welk eene dwaasheid, dat wij ons vleiden met de hoop, André voor ons te zullen zien worden wat Reinier geweest is!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken