Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beknopt kunstwoordenboek (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek
Afbeelding van Beknopt kunstwoordenboekToon afbeelding van titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beknopt kunstwoordenboek

(2014)–I.M. Calisch, N.S. Calisch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

O.

oase, v. (oasen), vruchtbare streek in eene zandwoestijn.
obduceeren, bw. gel., lijken openen, ‒ schouwen.
obductie, v. (obductiën), gerechtelijke lijkschouwing.
obedientie, v. gmv. gehoorzaamheid, dienstplicht (inz. in kloosters); kloosterlijke geleibrief voor reizende ordesgeestelijken.
obediëeren, ow. gel., gehoorzamen; ordelijk zijn.
obelisk, v. (obelisken), spitse zuil, vierzijdige hooge zuil; pronknaald.
[pagina 182]
[p. 182]
object, o. (objecten), voorwerp, onderwerp, punt van behandeling.
objectie, v. (objectiën), tegenwerping, tegenspraak.
objectief, bn. (objectiever, objectiefst), van buiten waargenomen, werkelijk bestaande, voorwerpelijk; (van iets) dat voor ons een voorwerp van beschouwing is of worden kan; de objectieve waarheid, de natuur en de aard der zaak.
objectiviteit, v. gmv. voorwerpelijkheid; uiterlijkheid, gesteldheid eener buiten ons liggende zaak.
oblaat, o. ouwel; gewijd avondmaalsbrood.
oblie, v. zeer dun gebak.
obligaat, o. (muz.) hoofdstemming.
obligaat, bn. en bijw. alleenzingende, -spelende.
obligatie, v. (obligatiën), verplichting; schuldbekentenis, effekt, fonds, rentebrief, staatsschuldbrief.
obligatoir, obligatorisch, bn. verplichtend, als verplichting.
obligeant, bn. verplichtend, dienstvaardig, beleefd.
obligeeren, bw. gel., eene dienst bewijzen; verplichten; noodzaken.
obliquiteit, v. scheefheid; (fig.) arglistigheid.
obliteratie, v. (obliteratiën), doorstrijking, doorhaling; vernietiging; het uitwisschen.
oblivieus, bn. vergeetachtig.
obulus, obool, m. oud-grieksche pasmunt; penning.
obsceen, bn. (obscener, obsceenst), oneerbaar, schandelijk, ontuchtig.
obscurant, m. (obscuranten), duisterling, domper, vijand van beschaving en verlichting.
obscurantisme, obscurantismus, o. leer ‒, stelsel van onderdrukking der beschaving en verlichting.
obscuriteit, o. duisterheid, onverstaanbaarheid.
obscuur, bn. donker, (fig.) onbekend, niet beroemd.
obsedeeren, bw. gel., bestormen (met verzoeken, aanvragen), lastig vallen; nauwkeurig letten op iemands handelingen.
obsequieus, bn. overdreven hoffelijk, overgedienstig.
observantie, v. (observantiën), gebruik, doorgaande regel.
observatie, v. (observatiën), waarneming; bespieding.
observatorium, o. (observatoria), sterretoren, sterrewacht.
observeeren, bw. gel., gadeslaan, bespieden, waarnemen; in acht nemen, naleven (wetten, bepalingen enz.).
obsidiaan, o. lava-glas, indisch agaat (zeker gesteente).
obsignatie, v. (obsignatiën), verzegeling, gerechtelijke inbeslagneming.
obstacle, m. (obstacles), hindernis, hinderpaal, belemmering, tegenstand.
obsteeren, ow. gel., tegenstaan, hinderlijk zijn.
obstetrisch, bn. verloskundig, vroedkundig.
obstinaat, bn. hardnekkig, halsstarrig.
obstructie, v. (obstructiën), verhindering; verstopping, hardlijvigheid.
obstrueeren, bw. gel., belemmeren, hinderpalen in den weg leggen; verstoppen, hardlijvig maken.
[pagina 183]
[p. 183]
obtineeren, bw. gel., verkrijgen, erlangen.
occasie, v. (occasiën), gelegenheid, geschikte tijd; bij occasie of occasionneel, bijw. bij gelegenheid, ter gelegener tijd.
occident, o. het ondergaan der zon, het westen, avondland.
occult, bn. verborgen, geheim, heimelijk.
occupatie, v. (occupatiën), inbezitneming, bezetting; bezigheid.
occupeeren, bw. gel., bezit nemen (van), innemen; bezetten; bezig houden.
ochlocratie, v. gmv. regeering van het gepeupel.
octaaf, o. (muz.) achtste toon na den grondtoon; omvang van acht toonen; achtste gedeelte, 1/8.
octaëdrum, o. regelmatig lichaam door acht gelijkzijdige driehoeken begrensd.
octant, m. (octanten), werktuig om hoogten en afstanden te berekenen, achtste cirkel; (ook) zeker sterrebeeld
octavo, o. boekformaat van 8 bladen of 16 bladz. per vel.
octodecimo, o. boekformaat van 18 bladen of 36 bladzijden per vel.
octogonaal, bn. achthoekig.
octrooi, o. handelsvrijheid, uitsluitend handelsrecht; vergunning tot het uitoefenen van zeker bedrijf of tot het vervaardigen en verkoopen van zeker uitgevonden werktuig enz.; brevet van uitvinding; brief van vergunning (door de regeering afgegeven tot het oprichten van eene maatschappij enz.); belasting op voorwerpen van verbruik, accijns.
octrooieeren of octroyeeren, bw. gel., zoodanig recht verleenen; eene geoctrooieerde maatschappij; eene grondwet octrooieeren, deze schenken, uitvaardigen (door den vorst des lands, zonder medewerking der wetgevende macht).
oculair, bn. oogenschijnlijk; het oog betreffende; oculaire inspectie, oogenschouw.
oculatie, v. zekere wijze van enten.
oculeeren, bw. gel., enten door middel van een bot.
oculist, m. (oculisten), oogarts, oogheelkundige, oogmeester.
odalisken, v. mv. slavinnen van den sultan; vrouwen in den harem.
ode, v. (oden), verheven dichtstuk, lierdicht.
odeon, odeum, o. zang- en leerzaal; verzameling lierdichten.
odeur, v. geur, reuk.
odeurs, mv. welriekende zaken, parfumeriën.
odieus, bn. (odieuzer, odieust), hatelijk, onuitstaanbaar; ergerlijk.
odometer, m. (odometers), weg-, schredenmeter (werktuig).
odoraat, odorant, bn. welriekend, geurig.
oeconoom, m. (oeconomen), landhuishoudkundige, wetenschappelijke landbouwer.
oeconomie, v. zie economie enz.
oedipus, m. (fig.) iem. die gelukkig of bedreven is in het oplossen van raadsels; scherpzinnig ‒, helderziend man.
offensie, v. (offensiën), beleediging, aanval.
offensief, v. (offensiever, offensiefst), beleedigend, aanvallend; een of- en defensief (aanvallend en verdedigend) verbond.
[pagina 184]
[p. 184]
offerte, v. (offerten), aanbod, aanbieding, voorstel.
officiant, m. (officianten), dienstd. persoon, ambtenaar, beambte.
officie, o. (officiën), ambt, betrekking, post, dienst, ambtsvervulling.
officiëel, bn. en bijw. van ambtswege; (fig.) geloofwaard, echt; officiëel blad, het orgaan der regeering, staatscourant.
officieus, bn. gedienstig, bereidwillig; wellevend; een officieus (half officiëel) blad; dit is mij officieus (niet rechtstreeks, niet in behoorlijken vorm) medegedeeld, gevraagd enz.
officina, v. (officinaas), werkplaats, fabriek (inz. apotheek, boekdrukkerij).
officinalia, mv. apothekerswaren.
officinaal, officineel, bn. in de apotheek voorhanden; geneeskrachtig.
officio (ex), bijw. van ambtswege, ambtshalve.
offreeren, bw. gel., aanbieden; een voorslag doen; opdragen; offeren.
oleïne, v. (scheik.) olievet.
oligarchie, v. regeering van weinigen.
oligoklas, o. soort veldspath.
oligochronisch, bn. kortstondig, vluchtig.
oligochronometer, m. (oligochronometers), toestel om zeer kleine tijddeelen te meten.
olim, bijw. voorheen, voormaals, eertijds.
olla podrida, o. mengelmoes, allerlei, poespas.
ombrageeren, bw. gel., beschaduwen, verdonkeren, verkleinen.
ombrageus, bn. schuw, vreesachtig; ergdenkend, argwanend.
ombrella, v. (ombrellaas), zonnescherm, parasol.
ombrometer, m. (ombrometers), regenmeter (toestel).
omelet, v. (omeletten), eierkoek, eierstruif, pannekoek.
omen, o. voorteeken.
omineus, bn. onheilspellend.
omissie, v. (omissiën), uitlating, verzuim, iets dat vergeten is.
omitteeren, bw. gel., vergeten, uit-, weglaten, overslaan.
omnibus, m. (omnibussen), soort rijtuig (inz. voor het vervoer van en naar bepaalde plaatsen).
omnipotentie, v. alvermogen, almacht.
onager, m. (onagers), wilde ezel.
onanie, v. zelfbevlekking.
onanist, m. (onanisten), zelfbevlekker.
ondatra, m. zeker noord-amerik. knaagdier.
ondulatie, v. (ondulatiën), golving, golfswijze beweging.
onera, mv. lasten.
onereeren, bw. gel., bezwaren.
onereus, bn. drukkend; lastig, bezwarend; een onereus kontrakt.
ontologie, v. gmv. leer van de eigenschappen der dingen; leer der onderwerpen van het menschelijk denkvermogen.
ontostatica, v. gmv. evenwichtsleer.
oölogie, v. gmv. leer der vogeleieren en vogelnesten.
[pagina 185]
[p. 185]
oözoön, o. (oözoönen), eidier, eivormig oorspronkelijk diertje.
opera, m. en v. (operaas), zangspel met muziek; schouwburg waar opera’s vertoond worden; opera buffa, kluchtspel met zang; opera seria, ernstige ‒, groote opera.
opératie, v. (opératiën), verrichting; onderneming; handeling; (inz.) finantiëele onderneming; (heelk.) kunstbewerking; beweging van het leger of de vloot.
operateur, (operateurs), heelmeester die operatiën verricht.
opereeren, bw. gel., werken, bewerken; (heelk.) snijden.
operment of auripigment, o. goudgeel, koningsgeel, zekere verfstof.
ophiolithen, m. mv. slangen-versteenselen.
ophiologie, v. leer en beschrijving der slangen.
Ophir, o. het goudland (bij de ouden).
ophthalmie, v. oogziekte, uitwendige oogontsteking.
ophthalmologie, v. gmv. leer der oogen.
ophthalmoscopium, o. oogspiegel.
opiaat, o. slaapmiddel, pijnstillend middel (met opium bereid); tandpoeder.
opiniater, bn. en bijw. stijfhoofdig, hardnekkig, onbuigzaam, koppig.
opineeren, ow. gel., stemmen, zijne meening ‒, zijn gevoelen uiten.
opinie, v. (opiniën), meening, gevoelen; de publieke opinie.
ophiophaag, m. (ophiophagen), opium-eter, amfioenschuiver.
opium, o. heulsap, amfioen (zeker zinverdoovend kruid in het Oosten).
opodeldoch, o. zeker geneesmiddel voor uitwendig gebruik.
opponent, m. (opponenten), tegenpartij, tegenspreker, bestrijder; (ook redenaar).
opponeeren, bw. gel., tegenstreven, zich verzetten; (redeneeren), bestrijden.
opportuniteit, v. gmv. geschikte tijd, ‒ gelegenheid, geschikt oogenblik.
opposant, m. (opposanten), zie opponent.
oppositie, v. tegenstand; tegenpartij; (fig.) de oppositie (in eene wetgevende vergadering), leden die tegen de regeeringspartij stemmen; een oppositieblad, dagblad dat de belangen van die partij bevorderlijk is.
oppressie, v. (oppressiën), onderdrukking.
opprimeeren, bw. gel., onderdrukken.
opprobatie, v. (opprobatiën), beschimping, hoon, blaam.
opprobeeren, bw. gel., afkeuren.
opteeren, bw. gel., kiezen; deze afgevaardigde moet opteeren, hij moet verklaren welk der twee of meer kiesdistricten waar hij is gekozen hij wil vertegenwoordigen.
optie, v. vrije keus; wij hebben dit huis gehuurd voor twee jaren en een jaar in optie, wat het derde jaar betreft staat het aan ons al of niet te blijven.
optica, optiek, v. gezichtkunde.
opticus, m. (optici), gezichtkundige.
optimaten, m. mv. voornaamsten, aanzienlijksten.
[pagina 186]
[p. 186]
optimatie, v. regeering der edelen.
optimismus, o. het beschouwen van alle dingen van eene goede zijde.
optimist, m. (optimisten), belijder van de leer dat alles goed is, iem. die alles van de goede zijde beschouwt.
optisch, bn. gezichtkundig, tot de leer van het zien behoorende; optisch bedrog, oogbedrog, gezichtbedrog (door de breking of de terugkaatsing der lichtstralen ontstaande).
optometer, opsiometer, m. (optometers, opsiometers), werktuig om de grenzen van den afstand van duidelijk zien bij verschillende oogen te bepalen.
opulent, bn. (opulenter, opulentst), zeer rijk en vermogend.
opulentie, v. gmv. groote rijkdom, aanzienlijk vermogen.
ora et labora, bid en werk.
oraal, bn. mondeling, woordelijk.
orageus, bn. onstuimig, stormachtig, woelig.
orakel, o. (orakelen, orakels), godspraak, raadselachtig antwoord der priesters in naam van de goden; plaats waar de orakels werden gegeven; (fig.) zeer wijze man of vrouw; het delftsch orakel, Hugo de Groot.
orang-oetang, m. (orang-oetangs), oost-indisch boschmensch, soort aap.
orangeade, v. oranjewater.
oratie, v. (oratiën), verhandeling, redevoering, aanspraak.
oratorisch, bn. redekunstig; oratorische wending, zeker figuur in den stijl.
oratorium, o. (oratoria), feestelijk zangstuk; bidvertrek.
ordaliën, o. mv. godsoordeelen; vuur-, waterproeven (in de middeleeuwen).
order, v. (orders), bevel, last, lastgeving; gebod; † consigne; eene dagorder, aan het leger; (kooph.) voor mij aan den Heer N.N. of order (of aan dengene die hem vervangt).
ordinair, bn. en bijw. gewoon, gebruikelijk, alledaagsch; gemeen, gering, niet fijn.
ordinaris, v. (ordinarissen), open tafel, gaarkeuken, portionstafel.
ordinaten, v. mv. (wisk.) zekere rechte lijnen.
ordinatie, v. (ordinatiën), inwijding tot het priester- of predikambt.
ordineeren, bw. gel., tot een geestelijk ambt inwijden.
ordonnance, ordonnans, m. (ordonnancen, ordonnansen), (mil.) officier of onderofficier die bevelen van eenen hoofdofficier overbrengt; (ook) zekere betrekking ten hove aan de persoonlijke dienst van den vorst enz. verbonden.
ordonnantie, (ordonnantiën), verordening, voorschrift; bevelschrift; dienstwacht van officieren; (gen.) recept, voorschrift; (teek., beeldh. enz.) opvatting, schikking; aanwijzing tot betaling op eenen lands- of gemeente-ontvanger.
ordonneeren, bw. gel., gelasten, bevelen, gebieden, verordenen; schikken.
oremus, laat ons bidden; (fig.) het is daar oremus, het is daar jammerlijk of naar gesteld; hij is oremus, dronken.
orgaan, o. (organen), werktuig (inz. van het dierlijk lichaam); zintuig; hulpmiddel; persoon of dagblad enz. waarvan
[pagina 187]
[p. 187]
men zich bedient ter openbaarmaking of verspreiding van meeningen enz.; tolk.
organdien, o. zekere geweven stof.
organiek, organisch, bn. met organen of werktuigen voorzien, bewerktuigd; tot de organen behoorend; een organisch gebrek, een gebrek dat in den bouw of het gestel van het lichaam zit; een organiek besluit of reglement, dat de grondslag of het punt van uitgang is van andere verordeningen.
organisatie, v. (organisatiën), bewerktuiging; inrichting, samenstelling, regeling.
organiseeren, bw. gel., met organen voorzien; inrichten, samenstellen; regelen.
organismus, organisme, o. gmv. organische bouw, samenhang der deelen van een geheel; inwendig samenstel.
organist, m. (organisten), orgelist, orgelspeler.
organogenen, o. mv. zekere grondstoffen (water-, stik-, zuur- en koolstof).
organogenia, v. gmv. leer van de vorming der organen.
organognosis, v. het herkennen ‒, de kennis der bewerktuigde lichamen.
organographie, v. beschrijving van de bewerktuigde natuur; plantenontleedkunde.
organologie, v. leer van de werktuigen des levenden lichaams en hunne verrichtingen; instrumentenleer.
organomie, v. leer der wetten van het bewerktuigde leven.
organoplastiek, v. gmv. vorming van de organen.
organoscopie, v. gmv. onderzoek der organen.
organotaxie, v. gmv. rangschikking der schepselen naar hunne organen.
organozoönomie, v. gmv. leer der wetten van het dierlijk leven.
organsinzijde, v. gmv. kettingzijde, getwijnde of getweernde zijde (dienende tot schering der meeste zijden stoffen).
orgeade, v. gmv. gerstedrank; amandelmelk.
orgiën, v. mv. drinkgelagen, nachtelijke zwelgpartijen.
oriënt, o. gmv. het oosten; (fig.) morgen; het morgenland.
oriëntaal, bn. oostersch.
oriëntalist, m. (oriëntalisten), kenner van oostersche talen.
oriënteeren (zich), ww. gel., naar het oosten zich richten; de hoofdstreken en de daarvan afhangende richtingen bepalen; (fig.) zich met de ligging en den toestand eener plaats bekend maken; zich wennen in een nieuwen toestand.
oriflamme, v. (eert.) rijksvaan, banier (der Franschen).
originaliteit, v. gmv. oorspronkelijkheid; eigenaardigheid; (fig.) vreemdsoortigheid.
origineel, bn. en bijw. (origineler, origineelst), oorspronkelijk; eigenaardig; aangeboren; (fig.) zonderling.
origineel, o. (originelen), oorspronkelijk ‒, eerste stuk (drukwerk, schrift, schilderij, teekening enz.); (fig.) zelfscheppende geest; (fig.) zonderlinge, vreemdsoortig mensch, rare snaak.
[pagina 188]
[p. 188]
orillon-passer, m. (orillon-passers), passertje tot het trekken van kleine cirkels.
orion, m. gmv. zeker sterrebeeld.
orleaan, orlean, orlian, m. gmv. zekere verfstof (geelachtig rood), roucou.
orleans, o. gmv. zekere geweven stof (voor vrouwenkleeding.).
ornaat, o. gmv. ambtgewaad, (inz. priesterlijk) plechtgewaad.
ornament, ornement, o. (ornamenten, ornementen), versiersel, versiering, tooi, sieraad.
orneeren, bw. gel., sieren, op-, versieren, tooien.
ornithographie, v. gmv. vogelbeschrijving.
ornithologie, v. gmv. vogelkunde, natuurlijke geschiedenis der vogelen.
ornithotropie, v. gmv. vogelteelt, kunst om vogeleieren uit te broeden.
orognosie, v. gmv. berg-, gebergtekunde.
orographie, v. gmv. berg-, gebergtebeschrijving.
orologie, v. gmv. leer der bergen.
orpement, operment, o. auripigment, goudgele verfstof.
orrery, orrerium, o. zie planetarium.
orseille, v. gmv. zekere roode of paarsche kleurstof; aardorseille, kruidorseille.
orthische machine, v. werktuig om het land, bij gebrek aan trekbeesten, door menschen te bearbeiden (dus geheeten naar Orth, den uitvinder).
orthobiotiek, v. gmv. kunst om wèl te leven.
orthodox, bn. rechtzinnig, streng, oud-geloovig; de orthodoxen, de rechtgeloovigen.
orthodoxie, v. gmv. rechtzinnigheid, het vasthouden aan de kerkleer.
orthodromie, v. de rechte koers van het schip naar eene der vier hoofdwindstreken.
orthoëpie, v. gmv. leer van de rechte uitspraak.
orthogonaal, orthogonisch, bn. rechthoekig.
orthographie, v. gmv. kunst om wèl en juist te schrijven, spelkunst.
orthographisch, bn. naar ‒, volgens de spelregelen.
orthologie, v. gmv. kunst van zich wèl uit te drukken.
orthometrie, v. kunst om wèl te meten.
orthopaedie, v. gmv. kunst om de scheefgegroeide lichaamsdeelen (inz. van jonge kinderen) weder in den juisten vorm te brengen; een orthopaedisch instituut.
orthoscopisch, bn. rechtziende.
oryctochemie, v. gmv. scheikundig onderzoek der delfstoffen.
oryctognosie, v. gmv. kennis der delfstoffen.
oryctographie, v. gmv. beschrijving der delfstoffen.
oryctologie, v. gmv. leer of wetenschap der delfstoffen, ‒ der versteeningen.
oryctometrie, v. gmv. kunst om de fossielen te meten.
oscillatie, v. (oscillatiën), schommeling, slingering.
oscullatie, v. (oscullatiën), (meetk.) nauwkeurige aanraking van eene kromme lijn of een gebogen vlak met een ander.
osmium, o. gmv. zeker zeldzaam voorkomend metaal.
osphrasiologie, v. gmv. leer der riekende stoffen.
[pagina 189]
[p. 189]
ostensibel, ostensief, bn. aanschouwelijk, handtastelijk; pralend, pronkend.
ostentatie, v. praalzucht, het vertoon maken.
ostenteeren, ow. gel., ten toon stellen, vertoon maken, pralen.
ostheolith, m. (ostheolithen), beenversteening.
osteologie, v. gmv. leer der beenderen.
osteria, v. herberg, logement (in Italië).
ostraciten, m. mv. oesterversteeningen.
ostracismus, o. (oudh.) schervengericht (wijze van verbanning bij de Atheners); (fig.) het streng weren (van iets of iemand).
otacustiek, v. gmv. kunst om den gehoorzin te versterken.
otalgie, v. oorpijn.
otographie, v. beschrijving van het oor.
otographoon, m. (otographonen), werktuig ten gebruike van hardhoorende menschen, horentje.
otocoop, v. (otocopen), oorspiegel, oorkijker, werktuig tot onderzoeking van het gehoor.
ottomane, v. (ottomanes), turksch rustbed, lage sopha.
Ottomanisch, bn. turksch; de Ottomanische Staat, het turksche keizerrijk.
outrage, v. (outragen), zeer grove beleediging.
outrageant, outrageus, bn. smadelijk, honend, beleedigend.
outreeren, bw. gel., overdrijven; tot het uiterste brengen.
ouverture, v. (ouvertures), opening, aanvang; (muz.) inleiding.
ovaal, bn. (ovaler, ovaalst), eivormig, langwerpig rond.
ovarisme, o. gmv. theorie volgens welke alle bewerktuigde lichamen uit het ei komen.
ovarium, o. (ovaria), eierstok, vruchtbeginsel.
ovatie, v. (ovatiën), (rom. gesch.) zegevierende intocht (op mindere schaal dan een triumf); eerbewijs; hulde.
oxaalzuur, o. (scheik.) zuringzuur.
oxaciden, o. mv. (scheik.) zuurstofzuur.
oxycraat, o. (oxycraten), mengsel van azijn en water.
oxydatie, oxygenatie, v. (oxydatiën, oxygenatiën), (scheik.) verzuring, verkalking, verbinding van eenig lichaam met zuurstof.
oxyde, oxydule, o. zuurstofverbinding, metaalkalk.
oxydeeren, ow. gel. met zuurstof verbinden.
oxygenium, o. zuurstof.
oxygoon, bn. scherphoekig.
oxygoon, m. spitshoek.
oxymel, o. honigazijn, azijnmeede.
oxymeter, m. (oxymeters), zuurmeter (werktuig).
oxyopie, v. het scherpzien; (ook) ziekelijk verhoogd gezichtsvermogen.
oxysaccharum, m. azijnsuiker.
ozon, o. zekere gasvormige stof.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken