Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van de maniere van leuen, elck nae sinen state.
Het xxi. Capit.

De ghemeenschap ende eendracht der menschen werdt alderbest onderhouden, als elck zijn meeste weldaden bewijst aen den ghenen daer hy meest mede vereenicht is. Maer hier staet vvat breeder te verclaren, vvelcke de beginselen zijn van de ghemeensaemheyt der naturen ende van tgheselschappe des menscheliken geslachts. Het alder eerst dan datmen vint, is tghene datmen siet inde ghemeenschap oft geselschappe van t'geheele gheslacht der menschen. De bant van desen is redene ende de sprake, die welcke al voorts leerende, selfs leerende, raetslaende, arguerende ende al oordelende de menschen onderlingen vereenicht ende t'samen voecht met eenrehande natuerlijc geselschappe. Noch vvy en zijn ooc door geen ander sake verder vanden vvilde dieren verscheyden, inde vvelcke ic dicmael geseyt hebbe ooc stercheyt te wesen, als in Paerden ende Leeuvven: maer menscrijft den dieren geen rechtuaerdicheit, billicheit noch goetheit toe: want si deruen redene

[Folio 20v]
[fol. 20v]

ende sprake. Maer dees verwtghespreyde geselschap hebben de menscen onder hun seluen, iae alle menschen tot alle menscen. In welcke de ghemeenschappe alder dinghen, die de nature tot een ghemeyn ghebruyc der menschen voort heeft gebracht te onderhouden staet. Maer dat yegelijcx eyghen is oft door de wetten, oft door de ghewoonte ende rechtelijc gebruyc, salmen nochtans alsoo onderhouden: doch nae tgriecxsche spreecwoort, dat vrienden geen verscheyden goet en hebben. Maer tgene dat onder den menschen al ghemeyn is, is soodanich als de Poete Ennius gheseydt heeft van een sake, die nochtans in veelderley andere mach verspreyt werden.

 
Die een verdoolde den vvech vvijst, vverdt gheleken
 
By die eens anders licht aen tzijne laet ontsteken,
 
Tvvelck anderen licht, en doet hem tzijne niet ontbreken.

Ga naar margenoot+Met vvelcke eenighe ghelijckenisse hy ghenoechsaem leert datmen t'voordeel datmen anderen buyten eygen schade doen mach, oock een vreemde ende onbekende behoort te doen. So heeftmen water ende vier al gemeen, ende raden de wijsen d'on-

[Folio 21r]
[fol. 21r]

uerstandigen ten besten: welcke saken den ontfanghers nut zijn, ende den geuers niet moeyelijck oft schadelijc. Daeromme behoortmen dese dinghen ghemeen te ghebruycken: ende betaemt elck den gemeenen oorbaer ergens inne nut te zijn. Maer want de rijcdommen cleyn ende by weynighen zijn: daer teghens de menichte der behoeftighen oneyntlijcken groot is: soo moetmen de ghemeene miltheyt strecken nae dees meyninghe van Ennio, En doet hem tzijne niet ontbreken: op datter oock vermoghen blijue, om milt tegen ons naesten te wesen.

margenoot+
VVatmen elckerlijck sonder onderscheydt behoort mede te deelen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken