Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Datmen den schamelen ende goeden sculdiger is te helpen, dan den rijcken,
Het xiiii. Capit.

Maer wantmen in de behulpelickheyt meer placht te mercken op de zeeden dan opte goeden vanden persone, twelc licht om seggen valt, ende ooc gemeenlic gheseyt wert datmen meer op de duechde dan op de rijcdomme vanden ontfangher siet, soo is dit voorwaer wel ende eerlick gheseyt: maer wie vintmen doch die de danc vanden rijcken ende mogenden niet meer en soect, dan hy naerstich is om een vroom ende oprecht schamel man te helpen? want ons wille is ghemeynlick meest gheneghen totten genen van welcke wy d'eerste ende sekerste vergheldinge verhopen. Ga naar margenoot+Maer men moet wel naerstelijcken aenmercken, wat de nature der dinghen is. Want indien die schamele man, een goet man is, soo mach hy wel (al en heeft hy gheen macht om den weldaet te verghelden) dancken ende danckbaer

[Folio 90v]
[fol. 90v]

zijn. Tis seker fijn gheseyt (so wie dat ooc ghesproken heeft) dat sulck een tgeleende ghelt noch niet weder gegeuen heeft, diet noch by hem heeft, ende dat hijs niet meer en heeft diet weder betaelt heeft: maer dat hy de danck noch wel by hem mach behouden, die al ghedanct heeft, ende dat diese noch by hem heeft, oock wel mach ghedanct hebben. Maer die hun seluen rijck, eerlick ende gheluckich achten, en willen aen niemant door eenige weldaet verbonden zijn: iae dat meer is, si wanen self een ander weldaet ghedaen te hebben, als si yet (al waert noch soo groot) ontfanghen: want si vermoeden datmen daer door wat van henlieden begeert oft verwacht: si en achten oock gheen dinck swaerder, dan dat si eens anders hulpe oft voorstant behoeuen souden. Maer als den schamelen eenighe weldaet gheschiet, soo verstaet hy wel datmens hem om sinen wille, ende niet om zijn rijcdomme (dat hy niet en heeft) gedaen heeft. Dese is niet alleen naerstich om hem dancbaer te toonen aen den ghenen daer hem goet af geschiet is, maer ooc aen den ghenen daer hy noch weldaet af verhoopt te ghecrijgen: want hy behoefter vele, noch sulckdanighen en maect zijn vergheldinghe (indien hy eenighe mach bewijsen) niet groot met veel woorden:

[Folio 91r]
[fol. 91r]

maer vercleynt die oock ter contarien. Soo staet oock te aenmercken indien men eenen rijcken geluckigen man bystant doet ofte beschermt, dat de danck alleen by die man oft moghelic mede by zijn kinderen blijft: maer doetmens eenen schamelen oprechten ende bescheyden mensche, so mercken alle goede schamele luyden (die onder tvolck een groote menichte is) dat si ter noot een helper ende voorstander aen sulcken souden hebben. Ga naar margenoot+Daeromme acht ick beter datmen de weldaet aen den goeden dan aen den rijcken bestede. Nochtans moetmen vlijtich ende naerstich zijn, om een yeghelick te moghen voldoen. Maer indien de sake twijfelachtich ware, dan machmen Themistoclem tot een raetsman gebruycken: die welcke van eenen gevraecht zijnde, oft hy hem riede zijn dochter te besteden aen eenen goeden armen man, oft aen een rijckaert, die soo duechdelick niet en was, antwoorde aldus: ic hebbe lieuer een man den welcken gelt ontbreect, dan gelt dat een man ontbreect. Maer de zeden zyn nv verkeert ende bedoruen door de liefde totter ryckdommen, die wy nochtans seer luttel behoeuen. De rycdomme helpt moghelick den ghenen wat diese heeft, doch niet altyt. Maer laet dat nv soo zyn datse helpen, dat hy machtigher is die anderen

[Folio 91v]
[fol. 91v]

helpt: waeromme sal hy doch beter zijn? maer indien een goet man oock rijck is, so en behoort zijn rijcdomme tbehulp dat hi behoeft niet te hinderen: maer noch min yet daer toe te helpen. Men sal niet oordeelen hoe rijcke dat yemant sy, maer hoedanich de mensche is. Het laetste ghebot onder de weldaden is, datmen wel naersteliken gade slaet datter niet teghen de gherechticheydt, oft met ghewelt ghedaen en werde: want de rechtuaerdicheyt (sonder welck gheen dinck looflick en mach zijn) is het fondament van een goet gerucht ende eeuwighen goeden name.

margenoot+
De rijcken hebben vele vrienden.
margenoot+
Men sal den goeden helpen voor den rijcken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken