Het meisje en de vogels
Iedereen in het dorp wist het dat het meisje Matoewie zoveel van de vogels hield, dat zij met haar gevederde vrienden hele gesprekken kon houden. Zij zelf was heel gelukkig met deze vriendschappen. Matoewie was eenvoudig en vriendelijk tegen iedereen.
Elke morgen en elke avond kreeg zij bezoek van vele vogeltjes. Zwaluwen, grietjebie's, tjontjons, de ponpon, kanaries, noem maar op; allen kwamen met een lekkernij in hun snaveltje naar het meisje. Matoewie op haar beurt had kruimeltjes klaar voor haar vriendjes.
Zo ging het dag in dag uit. En ze babbelde vriendelijk tegen haar vliegende vriendjes.
Op een dag werd Matoewie ernstig ziek. O, wat waren de vogeltjes verdrietig. Bij honderden kwamen ze aangevlogen om haar te troosten en beterschap te wensen. Overal zaten ze. Op de grond, op de spanten van het kamp, op het dak, aan de rand van haar hangmat, zelfs tegen de bladerwand van het kamp. Overal. En ze piepten en floten al maar door. En ze hadden heel wat lekkernijen voor haar meegebracht, heel wat bosvruchten.
De ouders van Matoewie waren radeloos geworden om de ziekte van hun dochter. Van alles hadden ze reeds geprobeerd om haar beter te doen worden, maar niets had geholpen.
Matoewie werd met de dag zwakker. Het hele vogelrijk was in de war en in de weer gekomen. Sommige vogeltjes stierven van verdriet, omdat zij weigerden te eten toen zij Matoewie maar zagen wegkwijnen.
De vogels kwamen bij elkaar en zeiden: Matoewie is onze koningin. Hoe kunnen wij haar helpen?
Ponpon dacht bij zichzelf: Matoewie wordt niet beter. En hij bracht zijn familie om de vogel-koningin te groeten. Een der kleine ponpons sprong op Matoewie's dijen en pikte haar. Het bloed spoot eruit en spatte op de vogeltjes in het rond.
Zo komt het dat vanaf die dag de ponpon rode veren en een rode bek heeft.
Enkele dagen daarna was het dorp en het hele vogelrijk in rouw gedompeld. Matoewie was overleden. Bij haar begrafenis zaten duizenden vogeltjes stil op de takken van de bomen toe te kijken.
De vogels hadden zo'n verdriet dat zij nooit meer grote vriendschap met de mensen hebben gesloten. Vanaf die tijd vliegen zij snel weg als je in hun buurt komt.