De Indiaan en de kikvors
Pie-Pie, een Indiaanse oma, zat op een bank haar aardewerk-pot te maken. Voor haar zat op de grond een van haar kleinkinderen. Hij keek aandachtig toe hoe zijn grootmoeder zo geduldig de waterkruik afwerkte. Af en toe neuriede Pie-pie een Indiaans liedje.
Ik zal je een verhaal vertellen dat je nooit meer mag vergeten, zei de oude vrouw tot de jongen.
‘Zie je die pro-roe, die kikvors daar? Welnu, de pro-roe heeft een belangrijke plaats in de Indiaanse geestenleer’. Zo begon Pie-pie Mairoe, oma Mairoe, haar verhaal. ‘Het is niet goed dat de Indiaan een kikvors doodt. Doet hij dat toch, dan zal hij na zijn sterven niet in de hemel kunnen komen. Na je dood komt je akare, je ziel, op een brede weg te lopen die naar de hemel voert. Die weg is oneindig lang. Aan het einde ervan is de hemelpoort, groot en glanzend, je loopt, je loopt en aan die weg schijnt maar geen eind te zullen komen. Op bepaalde afstanden langs die weg staan kleine huisjes. Hierin wonen zeer oude vrouwen. Weet je wie ze zijn?’
‘Neen’, antwoordde het jongetje nieuwsgierig. ‘Deze stokoude vrouwtjes’, hernam oma Mairoe, ‘zijn de moeders van alle kikvorsen op aarde. En deze oudjes moeten je dorst lessen als je de lange weg naar de hemel aflegt.
Voor hun huisje staat altijd een samakoe, een grote aarden pot, vol met heerlijke rosekleurige kasirie. Als je het ziet wil je het direkt drinken.
Als je nooit in je leven een kikvors hebt geslagen of gedood, mag je zoveel drinken als je maar kunt. Maar, O wee, als je door de oude vrouwtjes herkend wordt als een kikvorsendoder. Dan wordt je weggejaagd en achterna gezeten met een brandende stok.’
Oma Mairoe vervolgde: ‘Mijn kleinzoon, dat is maar half kwaad. Doch je moet weten dat overal op de brede weg naar de hemel kikvorsen springen, zo groot als mensen. Ze spuwen vuur en heet water op je. Vanzelf loop je hard weg en schreeuwt huizenver. Maar juist door je geschreeuw komen er meer en meer reuze kikvorsen tevoorschijn. Sommigen proberen je te pakken met hun kleverige tong. De ogen van de kikvorsen zijn zo groot als de noeno, de maan. Hun poten zijn haast zes meter lang, en hun rug is zo breed als het dak van een danskamp. Intussen nader je tenslotte de poort van de hemel. In de verte zie je al twee gedaanten aan weerszijden van de poort. Wie denk je dat het zijn?’
‘Tamoesie, de schepper, en zijn knecht’, raadde Pie-pie's kleinzoon.
‘Nee’, zei de grootmoeder, ‘Tamoesie zit nooit buiten de poort. Daarvoor is hij te mooi en te goed. Het zijn de opperste moeder-kikvors en een van haar zoons. Wanneer je bij de poort bent aangekomen zien zij reeds aan je voorhoofd wat voor mens je bent geweest. Goed of slecht voor de kikvorsen op aarde. Was je slecht, dan wordt je beetgepakt en krijg je een geducht pakslaag, waarna je terug tuimelt naar de aarde.