De gedienstige kikvors
De Indianen kennen tientallen verhalen over de kikvors, die in het leven der vroegere Indianen een grote rol vervulde.
Vele legenden vertellen ons, dat er kikvorsen in het grijze verleden geweest zijn die de Indianen met gunsten overlaadden. Weer andere verhalen delen ons mee, dat de kikvorsen de mensen kwaad konden doen. Tenslotte waren er ook kikvorsen, die boze geesten voor de Indianen konden weren. Het verhaal dat nu volgt is van Pororoe, de kikvors, die aan een Indiaan, Krie-Krie geheten leerde om met pijl en boog te schieten.
Welnu, Krie-Krie ging vaak het bos in of de rivier op om te jagen en te vissen. Maar ach, hij had als het ware nooit geluk om enig wild of een vis te bemachtigen. Daarom was hij soms zeer droevig gestemd. Hij wist eenvoudig geen raad met zichzelf.
Krie-Krie woonde haast nooit een kasiri-feest bij. Hij kon maar nooit raak schieten met een pijl en boog. Daarom schaamde hij zich, en hield hij zich afzijdig.
Op een keer was er weer een groot feest in het dorp. Maar wie er niet verscheen was Krie-Krie. Hij nam zijn pijl en boog, wat arippa (kassavebrood), wat pomoi (peper) en wajo (zout) bij elkaar en ging voor de zoveelste keer proberen of hij wat op de jacht kon schieten. Als hij met een flinke buit pingo, hert, konijn of bosdoksen in het dorp kon terugkeren, zouden de feestvierders hem zeker als een kundig jager beschouwen, zo dacht Krie-Krie.
Na de hele dag vruchteloos door het bos gezworven te hebben, kwam de ongelukkige jager bij een kreekje en besloot daar te overnachten. Hij bouwde handig 'n klein kampje. Wejoe, de zon, zond haar laatste stralen door de bladeren en takken van de bomen. Krie-Krie ging in zijn kampje slapen. Hoe lang hij al geslapen had wist hij niet, maar op een gegeven moment hoorde hij heel in de verte een kikvors kwaken. Hij sliep weer in. Toen hij weer wakker werd, kwam de zon al op. De vogeltjes begroetten de nieuwe dag met hun vrolijke liedjes. Krie-Krie nam zijn spullen bijeen en ging op jacht. Hij kwam veel wild tegen, maar geen enkel schot plaatste hij raak. Moedeloos wilde hij onder een boom wat gaan rusten, toen hij daar een grote kikvors zag zitten. Zo 'n grote soort had hij nog nooit gezien. Tot zijn verwondering en schrik begon Pororoe te spreken. ‘Mijn kind’, zie Pororoe tot Krie-Krie, ‘vandaag is de dag dat ik je pijl en boog zal leren schieten. Kom, geef me je pijlen.’
Bevend van schrik gaf Krie-Krie de pijlen aan Pororoe. De grote kikvors begon de pijlen zorgvuldig schoon te maken. Met open mond keek de Indiaan toe hoe Pororoe heel wat vuil van de pijlen verwijderde. Toen nam de kikvors de Indiaan mee het bos verder in, en onderrichtte hem in de jacht. Dagenlang trokken zij samen jagend door het bos. Krie-Krie wist niet eens meer hoeveel dagen. Maar elke dag leerde hij beter jagen, en tenslotte was elke pijl die hij van zijn boog liet vertrekken, een raak schot. Op een dag zei Pororoe: ‘Mijn