Penero en zijn zwager
Heel lang gelden, zo vertelt een Indiaanse legende, leefden er twee Indianen. Ze waren zwagers en ze woonden in een klein dorp. De ene was een echte scherpschutter. Hij ging nooit op jacht of hij kwam thuis met wild beladen. Maar ach, de andere Indiaan, Penero heette hij, kon niets, zelfs geen vogel schieten, laat staan een stuk wild. Daarom was hij altijd verdrietig, en er was geen mens die hem kon troosten. Zijn zwager moest niet veel van hem hebben, omdat hij zo'n slechte schutter was. Deze zwager vatte een boos plan op, nl. om de slechte schutter kwaad te doen. Deze wist niet wat hem boven het hoofd hing.
Op zekere dag nodigde de zwager Penero uit om samen te gaan jagen. Hij moest veel eten mee nemen, zo zei hij hem, want de tocht zou enkele weken duren. Daar gingen ze dan. Het plan van de zwager was om Penero diep in het bos te brengen, en dan stilletjes er van door te gaan. Dan zou de slechte schutter de prooi worden van de jawan tonomes, d.i. van de wilde dieren.
Nadat ze reeds een paar dagen op weg waren geweest, zei de boze zwager: ‘Wacht hier even op mij, ik ben zo terug.’ En hij verdween tussen de bomen. Penero wachtte tot vervelens toe, maar zijn zwager kwam niet terug. Hij besloot toen maar weer naar zijn dorp terug te keren. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hij zocht de weg, en kon die niet terug vinden.
Intussen was de zwager in het dorp aangekomen en vertelde aan de familieleden dat een tijger Penero moest hebben verscheurd.
In het bos zocht de verdwaalde onderwijl naar de weg. Enkele dagen liep hij en kwam toen aan een breed pad. Hij keek verbaasd om zich heen. Hoe kon zo'n brede, schone weg midden in het bos bestaan? Hij begon de weg af te lopen. Na een tijdje zag hij in de verte een kampje. Dichterbij gekomen zag hij een oude Indiaanse man en vrouw en een kleuter in de hut.
Hij groette beleefd. Zij lieten hem binnen komen en boden hem een drank aan. Het scheen bloed te zijn. Met vrees in het hart dronk hij het op. Aan de balken van de hut hingen tijgervellen. ‘Wat zal er nu met mij gaan gebeuren?’ vroeg hij zich angstig af.
De oude man stond op en nodigde hem uit om het erf rondom het kamp te bezichtigen.
Penero wist het niet, maar hij was bij een tijger beland. De oude man was vader-tijger, en die watertandde al om Penero op te kunnen peuzelen. Op het erf was een kuil vol scherpe voorwerpen. De tijger in mensengedaante loerde op een geschikt ogenblik om Penero in de kuil te duwen. Toen deze de kuil zag begreep hij wat hem te wachten stond. Zonder dralen gooide hij de man in de kuil en ging er vlug vandoor. Hij begreep dat de oude vrouw zich in een tijgerin zou veranderen en hem zou volgen. Daarom maakte hij gauw een val, en stelde zich toen verdekt op achter een boom, tussen de struiken.