Hoe de mossel Matoeni aan haar naam kwam
De moeder van de Indiaanse jongen Matoeni was de hele middag bezig geweest met het bakken van kassavebroden. Waar zouden Matoeni en zijn vader Sakarara naar toe gaan? Hoeveel dagen zouden ze wegblijven?
Ja beste kinderen, die tocht die de Indiaanse vader en zoon zouden ondernemen was niet van alle dag! Luisteren jullie maar!
Door de andere Indianen, die eerder aan zee waren gaan vissen, kreeg ook het gezin Sakarara te horen, dat het wemelde van de vissen. Ze gingen daarom ook proberen wat vissen te vangen aan zee. Bij het eerste hanengekraai stond vader op. Moeder maakte Matoeni wakker. Daar stond de Indiaanse jongen, klaar wakker. Hij rekte zich wat uit en alras begon de tocht. Langzaam, maar met kracht pagaaiden de twee roodhuiden in de vroege ochtend de rivier af. Alles was nog stil. Het geluid van hun parels, ontstond door het schuiven hiervan over de rand van het korjaal, het klonk krassend-dof!
Geen woord werd tussen vader en zoon gewisseld. Beiden waren bezig met hun eigen gedachten. O, onverwacht schoot een kaaiman met een plonsend lawaai van de modderbank in het water. De reis werd zonder verder bijzondere voorvallen voortgezet. Na een dag en een nacht reis kwamen de Indianen aan zee.
Vroeg 's morgens zag het zeeoppervlak er spiegelglad uit. Op de modderbank, want het was eb, zagen ze de weerkaatsing van de zoete, warme zon.
Aan de horizon van de zee klom de zon, groots en onschuldig tegelijk, langzaam als het ware uit het water.
Matoeni dacht, hoe kan dat, de zon, die een vuurbol is, ligt in het water en wordt niet door het water geblust. Nou ja, dat zal ik nooit begrijpen, zei bij zichzelf.
Zeg Matoeni, sprak vader, gebruik maar direkt je ochtendmaal, we zullen zo straks de vishaken moeten uitgooien. Wat een zwerm vogels, vliegend over hun hoofden, scheerde neer op de modderbank!
Ze begonnen de vishaken in de oneindige grote zee uit te gooien.
De Karaiben, eertijds de heersers en bedwingers van de zee prevelden ‘toverformules’ opdat de zee kalm moest zijn. Na een hele tijd gewacht te hebben wilden Sakarara en zoon Matoeni de vishaken weer ophalen.
Maar jawel hoor, de bosliaan waaraan de vishaken waren vastgebonden, was zeer zwaar om op te trekken. Ze trokken en trokken..........!
Aan een van de haken zagen ze een bos gouden haar gestrengeld. Tenslotte een vrouwenfiguur, die haar gezicht met de handen bedekte.
De Indianen schrokken hevig. Vooral Matoeni kon zijn verbazing niet verbergen. Overigens bewoog de vrouw aan de vishaak zich niet.
Ineens......... ze was verdwenen. Het was een zeemeermin geweest.