Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij (ca. 1644)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij
Afbeelding van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis BoccatijToon afbeelding van titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (42.02 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

(ca. 1644)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Guerbijn overvalt boven het ghegeven geleyde sijns grootvaders Coninck Willem, een Schip des Conincx van Thunis, om de selfde Dochter te nemen de welcke ghedoot wert vanden genen die binnen den Schepe waren, daeromme hy die oock al 't samen daer nae versloech: waeromme hem namaels t'hooft af wert gheslaghen.

De Vijfthiende Historie.

Tot lof vander Justicien ende goede Princen, ende om oock te betonen hoe vrymoedelijck een oprecht minnaer gheen pericule, noch oock den doot selfs niet ontsiet.

ALsoo ons de Sicilianen willen segghen, hadde Coninck Willem van dier namen de tweede, twee kinderen, te weten een sone genaemt Rogier ende een dochter Constantia gheheeten. Desen Rogier voor sijn Vader ghestorven zijnde liet achter hem een sone gheheeten Guerbijn: de welcke van sijn Grootvader sorchvuldelijc wert opgebracht, ende is een schoon jonck Prince gheworden ende met allen seer door zijn vroomheydt ende beleeftheydt vermaert gheweest: sulcx dat het gerucht van sijnen loflijcken name niet alleen binnen de palen van Sicilien, maer oock tot veel ander hoecken des

[pagina M2r]
[p. M2r]

werelts strecte, ende ooc boven al in Barbarijen (het welcke te dien tijden den Coninghen van Sicilien tribuyt gaf) hoogelijc in eeren bloeyende was. Onder ander personen die oock de triumphantelijcke vermaertheyt van Guerbijns vroomheyt ende beleeftheyt ten ooren is gecomen, verhoorde sulcks mede een dochter des Conincx van Thunis, de welcke van alle de gene die haer oyt sagen gehouden was voor een van de alderschoonste creatueren die oyt vander natuere gheschapen was, oock mede de alder bequaemste van manieren ende de grootste, oock edelste van herten diemen oyt gesien hadde. Dese Dochter gaerne hoorende vande vrome mannen, heeft met grooter genegentheyt ter herten genomen Guerbijns Ridderlijcke daden, die haer van d'een ende van d'ander vertelt waren, de welcke haer zoo seer wel behaechden: dat zy in haer selven denckende op de groote volmaecktheden die in hem waren, vierichlijcken op haer verlieft wert, sulcx dat sy liever van hem dan van yemant anders hoorde spreken. Aen d'ander zijde was oock het gherucht haers schoonheyts ende deuchtsaemheydts (ghelijck als elders) in Sicilien gecomen: de welcke oock niet te vergeefs noch sonder groote vermakelijcheyt Guerbijns ooren verlusticht hadde: maer hadden hem niet minder tot haerwaerts (dan zy tot hem was) in minnen ontsteken. Daeromme Guerbijn altijdt waer nam den gheleden tijdt om oorlof van zijn grootvader te verwerven: op dat hy eens selfs onder eenich eerlijck dexsel tot Thunis soude moghen ghesonden werden: als die haer boven alle dingen eens begeerde te sien. Middeler tijdt belaste hy alle zijn vrienden, die daerwaerts reysden, dat zy door den besten middel die zy bedencken conden ende zo sy alderbest souden mogen, de vrouwe te kennen souden geven zijn verborghen ende groote liefde die sy tot haer droech, ende hem weder omme tijdinghe van haer doen hebben. Dit werdt nu door een zijnder vrinden heel wijslijck volbracht: als die haer (soo der Cooplieden ghewoonte is) vrouwelijcke cleynodien vertoonde, ende haer also gantschelijcken Guerbijns brandende minne ondecte: wiens persoone met alle dat hy hadde hy tot haren besten ende gebode seyde te wesen. De Vrouwe heeft desen Bode ende de bootschappe met een blijde aenschicht ontfangen: ende hem antwoordende dat zy met diergelijcker liefde oock ontsteken was, sandt zy hem tot ghetuyghenisse van dien een van haer alderdierbaerste Juweelen. Dit heeft Guerbijn met sulckdanigher ende met soo groote vreuchden ontfanghen, als oyt gifte (hoe kostelijck die oock zijn mochte) ontfanghen was: dies hy haer oock door dien selfden Bode geschreven ende wederom ghesonden heeft veelderhande schoone gaven: ende sochte alsoo met haer listelijck gheleghentheyt om malcanderen eens te mogen sien ende ghevoelen. Maer als de saecken in deser wysen stonden ende wat tragher voortganc dant wel van noode was hadden, zoo ist ghevallen, ter wylen dese jonghe Princesse aen d'een zijde ende den jongen Prince aen dander zyde aldus in minnen ontsteken waren, dat de Coninck van Thunis dese sijne dochter den Coninck van Granaden te wijve heeft belooft: waer inne de Dochter so vertwijfelicken bedroeft wert, als die dies wel overleyde dat sy daer door niet alleen met eenen oneyntlijcken wech van haer lief verscheyden, maer zijnder oock gheheelijcken berooft soude wesen: dat zy gheerne (indien zy eenighen middel hadde connen bedencken) haren Vader ontvlucht ende haer selfs by haer lief ghevoecht soude hebben: Van gelijcken leefde Guerbijn door de tijdinghe van desen houwelijcke in grooten verdriete: ende overleyde menichmael in hem selfs oft hy geenen raed en soude connen gevinden om haer met gheweldigher hant te ontschaecken, indient geviel datmense over

[pagina M2v]
[p. M2v]

Zee tot haren man brachte. De Coninc van Thunis al yet wat van dese vrientschappe, ooc mede van Guerbijns voornemen, van ghelijcken van sijn vroomheydt verhoort hebbende, was voor zijn macht al beducht: daeromme hy, als den tijdt van sijn dochter te seynden ghecomen was, ghesonden heeft aenden Coninck van Sicilien om den selven sijnen sinne te doen verstaen: te weten dat zijn voornemen was sulck Houwelijck te volbrenghen, indien hy gheleyde van hem conde verwerven, dat hy van Guerbijn in desen niet verhindert en soude werden: De Coninck Willem was een oude Heere die van sulckdanighe Guerbijns liefde noyt en hadde hooren spreken: dies hy niet vermoedende datmen dit geleyde om dieswille begheerde, het selfde minnelijcken verwillichde, ende sant sijnen hantschoen tot een teken van dien aen den Coninc van Thunis. Dien heeft terstont als hy dit geleyde ontfangen hadde, een seer groot ende schoon Schip inde haven van Carthago gereet doen maken, ende wel met alrehande nootdruft doen versien voor den genen die daer op varen souden: sulcx dat het bereyt ende toegemaeckt wert om sijn Dochter daer inne te stellen, ende die te seynden aenden Coninc van Granaden, ende men doen voortaen niet anders dan naer seker ende bequaem weder en verbeyde. De jonge schoone Vrouwe alle dit wetende ende siende, sant int heymelijc een groot getrou dienaer tot Palermen, met bevel om den schoonen Guerbijn seere van haren wegen te groeten ende hem te segghen dat zy nu binnen luttel daghen nae Granaden soude varen, ende dat zy nu wel verstaen soude oft hy oock soo vroom waer alsmen van hem seyde, ooc mede oft hy haer oock soo seer beminde, als hy haer menich werven vroedt gemaect hadde. De Bode die hier den last af hadde heeft sijn bootschap met allen wel gedaen en is wederomme tot Thunis ghkeert. Als nu Guerbijn dit verstont, ende hy wel wiste dat sijn groot Heere den Coninc van Thunis geleyde gegeven hadde, en wist niet wat bedrijven. Dies niet teghenstaende werdt hy van sijn liefde, ende vander Vrouwen bootschappe alsoo beweecht dat hy, om geen bloothertich Man te schijnen, getrocken is tot Missina, alwaer hy haestlijcken twee behendighe Galeyen ten Oorloghe heeft doen bereyden: met de welcke, nae dat hy die met strijdtbaer mannen voorsien hadde, gescheept is na Sardinien, denckende dat het Schip met de Vrouwe daer voorby soude moeten leyden: het welcke oock onlancx daer na niet veel anders en geviel dan hy dat voorsien hadde. Want het niet lange en droech oft het Schip daer de Vrouwe in was, en quam met weynich wints daer ontrent ghevaren, daer hy hem om dat te verwachten in laghen ghesteldt hadde. So haest hy nu t'schip vernam, sprac hy tot sijne gesellen. Ist sake, mijn lieve broeders, dat ghy soo vroome mannen zijt als ick u voor houde, soo en twijfele ick niet oft yemant van u lieden en heeft wel ghevoelt oft bevint nu noch wel tegenwoordelijck wat dat de liefde is: sonder dewelcke ick my niet en laete beduncken dat eenich sterflijc mensch eenighe deucht oft vroomheyt in hem mach hebben: sulcx dat het u lieden, indien ghy oyt amoreus waert oft noch zijt, met allen licht sal vallen te dencken wat nu mijn begeeren is.

Waerlijck ick minne ende de liefde port my u lieden dese moeyten aen te doen. Nu rust het ghene dat ick beminne binnen dat Schip: het welcke, behalven t'ghene dat ick begheere, noch vol groote rijckdommen is: ende sullen dat door manlijck strijden met luttel arbeydts moghen inwinnen, ist anders dat ghylieden strijtbaer Mannen zijt: van welcken buydt ick niet anders voor my en begheere dan een Vrouwe door wiens liefde ick my int Harnasch ghevoecht hebbe: dus schencke ic u lieden alle dan-

[pagina M3r]
[p. M3r]

der dat ghy sult vinden mildelijcken ten besten. Laet ons dan, Vrienden, dit schip met eenen mannelijcken moede overvallen: het welcke ons God, die ons voornemen jonstich is toeghestiert heeft, ende nu noch hier sonder windt houdt liggen. Het en was Guerbijn niet van noode zo veel woorden te maecken: gemerct de Messiners, die met hem waren roofgierich zijnde, van selfs al genegen waren om te bestaen t'gene daer hun Guerbijn door sijn woorden toe vermaende. Daeromme zy luyden met een groot gecrijt int eynden van sijn spreken te kennen ghegheven hebbende dat sulcx gheschieden soude, sloegen de Trompetten, grepen hun gheweer, vaechden de Zee met riemen ende vielen aent Schip. Die daer binnen waren sagen van verre wel dat dese Galeyen tot heur aenquamen, ende dat hunluyden onmogelijck was te ontvluchten, dies sy hen in ordenen stelde om heur te verweyren. Als nu de schoone Guerbijn daer ontrendt was, beval hy datmen hem de oppersten vanden Schepe soude seynden, by alsoo verde zy t'ghevecht begeerden te ontgaen. De Sarazijnen vermerckende wie dese waren ende wat zy begheerden, hebben gheantwoordt dat sulck overvallen tegen de belofte ende geleyde was: d'welc heur de Coninck van Sicilien ghegeven hadde, ende vertoonden tot een teecken van dien des Conincx handtschoen: daer by noch segghende dat sy hun nemmermeer opgheven, noch gheen dinck dat in heur Schip was overgeven souden, ten waeren zy luyden haer alsulcx met gheweldigher handt benamen. Guerbijn werdt de Vrouwe gewaer opt voor-casteel vanden Schepe, die hem noch al veel schoonder dochte dan hyse oyt gewaent hadde: dies hy noch meer dan voor beginne ontsteken zynde, gheantwoordt heeft alsmen hem den hantschoen toonde, dat daer op die tijdt geenen valck en was om te draghen, diesmen daer gheenen handtschoen en behoefde: maer dat sy de Vrouwe overgheven souden, oft sonder eenich vertreck den strijdt mochten verwachten. Die wert daer terstont fellijcken begonnen, men schoot met pijlen men wierp met steenen ende men streedt langhen tijdt tegen malkanderen in deser manieren met groote schade over beyde zijden. Guerbijn ten laesten aenmerckende dat hy niet vele voordeels en dede, nam een cleyn Scheepken dat hy met hem van Sardijnen ghebracht hadde, stack daer den brant inne, ende is voort met de Galeyen aent Schip ghevallen. Doen saghen de Sarazijnen dat zy ghenootsaect souden werden oft daer te sterven oft hen op te gheven: dies deden zy des Conincx dochter, die al weenende onder int Schip lach, boven comen: de welcke zy opt voor casteel ghebracht ende voor sijnen oogen gedoot hebben, niet tegenstaende zy al weenende ghenade begeerde. Voorts hebben zy haer doode lichaem over boordt in Zee gheworpen, tot hem segghende: Neemt daer wy ghenesen u in sulcken schijne als wy best mogen, ende alsoo u ontrouwe die verdient heeft. Als Guerbijn hunlieder wreetheyt aensach, scheen hy by na selfs begeerich te zijn na der doodt: dies hy noch pijlen noch steenen meer ontsiende, zijn Schip terstont heeft doen enteren aen der Sarazijnen Schip: daer hy terstont binnen geclommen is ondancx der geenre die daer binnen waren: ende daer niet anders en tierde dan eenen verhongerden ende verwoeden Leeuwe als hy compt onder een cudde beesten: want hy sijnen toorn metten tanden ende nagelen eer versade dan sijnen hongher. Dan versloech hy die, dan desen, die hy aen stucken hieu met sijn swaerdt dat hy inder vuyst hadde, daer hy wreedelijck een groote moordt mede wrachte. Hier en tusschen was de brant van dat Scheepken al int Schip gecomen: daeromme beval hy sijnen gesellen alle 't goet daer uyt te nemen dat hem

[pagina M3v]
[p. M3v]

moghelijck was om gecrijghen: ende is daer nae weder met een onblijde victorie inde galeye gedaelt. Ten laetsten heeft hy het doode lichaem van die schoone vrouwe oock uyter zee doen ophalen: het welcke hy lange met menichvuldige tranen beweende. Voorts is hy wederomme gekeert in Sicilien: alwaer hy zijn lief met eeren dede begraven in een cleyn eylandeken genaemt Vstica, by na recht tegen over Trapani gelegen, ende is van daer droevigher dan oyt Man was wederomme thuyswaert gekeert. De Coninc van Tunis dese treurige tijdinghe vernomen hebbende, seynde zijn Ambassadeurs in rouclederen aenden Coninck van Cicilien, de welcke hem alle den handel vertelt ende hem van 't gebroken geleyde swaerlijcken beclaecht hebben. Hieromme wert de Coninck boven maten seer vertoorent: de welcke geen middel siende om hunlieden Justicie, (die zy versochten) te weygeren, Guerbijn beval te vangen: den welcken hy selfs (niet tegenstaende daer niet een van zijn Baroenen en was die niet en arbeyde met bidden ende smeecken om hem daer af te brengen) veroordeelt heeft om onthalst te werden: ende heeft hem daer na in zijn tegenwoordicheyt doen onthoofden, als die liever hadde sonder oor te wese, dan een Coninck sonder Justitie gheacht te zijne. Siet also zijn dese twee ghelievekens sonder eenige vreuchde harer liefde gepluct te hebben binnen weynig dagen jammerlijc quader doot ghestorven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken