Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij (ca. 1644)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij
Afbeelding van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis BoccatijToon afbeelding van titelpagina van Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (42.02 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij

(ca. 1644)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Blondel dede Ciacco met een hongermael een boeverije die hem van Ciacco met een lichaem vol slaghen schalijck vergouden werdt.

De twee-en-veertighste Historie.

Leerende, dat de bedriegher verdient bedroghen te werden.

TOt Florencen was eenen van elckelijck ghenaemt Ciacco, soo leckeren ende gulsigen mensche alsmen oyt gevonden mach hebben: maer zijn renten en waren niet groot genoegh om zijn leckerheyt te voeden: dies hy anders een bequaem man wel ter tonge ende geneuchlijc van klap wesende, niet alleen een Hovelinc, maer oock alle mans gast dagelijcx geworden is, sulcx dat zijnen lust stont te wesen by den rijcken ende den genen die goede Tafel hielden: daer hy dickmael des middaegs ende avonts al ongenoot by bleef eten. Van gelijcken was ten selven tijden binnen Florencen een geheeten Blondello, kleyn van lichame, maer prooper, net ende chierlijck als een jofvrou met een huyve op 't hooft ende met gout geel hayr, so gelijck gestreelt datmer niet een oneffen hayrken en sach, ende was desen Man vanden selven ambachte als Ciacco. Op een morgen inden vasten was Blondello gegaen ter vischmarckt, daer hy voor Messire Vieri de Cherchy ghekocht heeft twee seer groote Lampreyen: het welcke ghesien was

[pagina 2D3v]
[p. 2D3v]

van Ciacco, die daeromme terstont by Blondello quam, vragende wel wat beduyt ditte? gister avondt waerender drie die noch al veel schoonder waren, met een steur ghesonden ten huyse van Mesire Corso Donati: het welcke noch niet ghenoegh zijnde, overmits hy eenige edelluyden ten eten sal hebben, my bevolen heeft dese twee noch te koopen. Sult ghy daer niet mede wesen. Ick weet wel, antwoorde Ciacco: dat ick u daer vinden sal. Daer nae als den middagh ghekomen was, soo ginck hy ten huyse van Messire Corse, dien hy doch voor de deure by zijn ghebueren vandt, dat hy noch niet ter Tafelen en was gheseten: ende vanden selven gevraecht zijnde wat hy ginck maecken heeft hy hem gheantwoordt, mijn Heere ick kome om by u ende u gheselschappe dees noen te eten. Ghy zijt my wellekome sprack Messire Corse, daerom gemerckt het al maeltijdt is soo laet ons gaen eten. Aender Tafelen gheseten zijnde, waren sy inden eersten ghedient met erweten, daer nae werter conijn aengerecht, ende ten laetsten wat ghefrijteerde rivier-visch, sonder yet meer. Doen wert Ciacco de kluchte, hem van Blondelle ghespeelt, te recht ghewaer: dies hy niet luttel verstoort zijnde voor hem nam Blondello dat te vergelden. Ten leet niet langhe hy en is hem int ghemoete ghekomen de welcke nu al veel luyden met dese bootserije hadden doen lacchen. Blondelle hem siende heeft hem gegroet, ende hem al lacchende ghevraeght oft de Lampreyen van Messire Corso oock lecker waeren gheweest. Den welcken Ciacco voor antwoorde gaf, eer datter acht daghen verleden sullen zijn suldijer meer af weten dan ick selve. Ende van Blondello ghescheyden zijnde, is hy sonder dese saecke langher te vertrecken, met een sterck arbeytsman metten loone over een ghekomen, den welcken hy eenen grooten glasen vlessche gaf, ende leyde hem by de halle van Cavicivili. Daer wees hy hem eenen Ridder genaemt Messire Philippus Argenti, dat een groot, starck hoovaerdigh ende dulhoofdigh mensche was, ende seyde totten arbeydts man. Tot dien man sult ghy metter flesschen inder handt gaen ende hem segghen: Messire ick ben tot u ghesonden van Blondello, die op u begeert dat het u believe dese flessche inwendigh met uwen goeden rooden wijn te rubineren, want hy hem wat vermaken soude met zijn vrienden.

Maer siet wel voor u dat hy op u hooft niet en gherake met zijne handen: want hy soude u eene quaden dagh gheven, ende sout dan oock alle mijnen aenslagh te niete maken. De arbeyder sprac: hebbe ick yet anders meer te seggen? Neen ghy, seyde Ciacco, gaet ghy maer henen, ende keert, zo haest ghy dat gesproken sult hebben, metter flesschen wederomme tot my dan sal ick u betalen. Also is dese arbeytsman derwaerts ghegaen, ende heeft zijn bootschap aen Messire Philippes gedaen, dese de bootschap ghehoordt hebbende, ende van selfs half breyneloos wesende, nu meynende dat Blondello, dien hy seer wel kende sijnder bespottede, werdt van toorne root ontsteken in 't aensichte segghende: wat rubineren ende wat vrienden zijn ditte? dat Godt u ende hem een quaet jaer moet gheven: Voort stont hy op ende streckte die handt uyt, om den arbeytsman by den kop te grijpen: maer die op sijn hoede staende, was behendigh ende vluchte van daer: ende is soo door een ander strate wederomme ghekeert tot Ciacco, die alle dit spel ghesien hadde, den welcken hy vertelde 't geen dat Messire Philippes hadde geseyt. Ciacco dies wel te moede zijnde, betaelde den arbeytsman, ende en heeft voorts niet gherust voor dat hy Blondello ghevonden hadde, totten welcken hy sprack: Ist langhe gheleden dat ghy laest by de halle waert van Cavicivili? Al een goede wijle antwoorde hem Blondello, maer waeromme vraeghdy my datte? Om u te seggen dat Messire Philippe na u door-

[pagina 2D4r]
[p. 2D4r]

soecken: maer ic en weet niet wat hy met u hebben wil Wel sprack Blondello, ick ga dan derwaerts om hem te spreken. Also is Blondello van hem gescheyden den welcke Ciacco nagevolcht is om te sien hoe 't spel eynden soude. Messire Philippes die aenden arbeytsman sijnen moet niet en hadde mogen koelen, was met een hittige gramschappe ontsteken: ende eerkaude des arbeyders woorden vast, daer hy geenen sin ter werelt uyt bedencken en konde: anders dan dat Blondello, (Godt gheve oock wien hyt ter liefden mochte doen) met hem gespot hadde. Onder dit overlegghen is Blondello by hem gekomen, den welcken hy terstont, als hy hem sach, eenen grooten uytslach in zijn aengesicht heeft ghegheven. Ay my Messire, sprack Blondello: wats ditte? Messire Philippes greep hem metten hayre, troc hem de huyve van zijnen hoofde, wierp die ter aerden, ende sloech hem al sonder ophouden segghende, ghy sult wel sien verradere wat het is: van wat rubineren ende van wat geselschappe hebdy my ontboden? acht ghy my dan voor een kint om mede te spotten. Ende aldus seggende sloech hy hem met sijn vuysten, die hart als yser waren, al zijn aensicht bloedigh ende blaeu, liet hem ooc nauwelijcx een hayr op zijnen hoofde, sleypte hem door den slijcke, ende scheurde hem de kleederen van zijnen lijve, met sulcker hitten, dat Blondello vanden eersten slach af, noyt te woorde komen noch hem vragen mochte waeromme hy dit dede. Vant rubineren ende van de vrienden hadde hy hem wel horen vermanen, maer en wist met allen niet wat sulcx beduyde. Ten laetsten als Messire Philippes hem wel dapper geslagen hadde, ende daer vele volcx ontrent versaemde ghedooghde hy noch nauwelijcx dat de luyden Blondello uyt sijnen handen verlosten: dewelcke hem also geslagen ende mishandelt als hy was daer verklaerden, waeromme Messire Philippes dit ghedaen hadde: ende hem berispende dat hy sodanigen bootschappe hadde bevolen te doen, onderwesen sy hem oock dat hy Messire Philippe voortaen beter behoorde te kennen voor een man daer niet mede te spotten en was. Blondello heeft hem al klagende ontschuldight, segghende noyt zijn dagen om Wijn ghesonden te hebben tot Messire Philippes. Maer na dat hy hem weder een luttel gheschickt hadde, is hy treurigh ende droevigh t'huyswaert ghegaen, daer hy began te dencken dat dit doort bedrijf van Ciacco gheschiet soude wesen. Als daer na de litteeckens uyt zijnen aenghesichte vergingen ende hy weder began uytten huyse te gaen, ghevielt dat hy ghemoet wert van Ciacco, die hem al lacchende vraegde: dunckt u Messire Philippus Wijn goet te wesen Blondello? Och oft ghy, antwoorde Blondello, de Lampreye tot Messire Corse soo goet bevonden haddet. Doen sprack Ciacco: het staet nu voort meer weder aen u, wanneer dat ghy my bestellen wilt dat ic wel te eten mach hebben, so ghy eens gedaen hebbet: dan sal ic u weder so wel te drincken doen hebben als ghy nu gehadt hebt. Blondello wel vermerckende dat hy daer by niet winnen en soude, by aldien hy hem weder teghens Ciacco inde weer stelde, badt hem om den peys te maken, ende wachte hem wel van dien tijdt af meer met hem te spotten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken