Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhalen voor mijne vriendinnen (1827)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhalen voor mijne vriendinnen
Afbeelding van Verhalen voor mijne vriendinnenToon afbeelding van titelpagina van Verhalen voor mijne vriendinnen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.30 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhalen voor mijne vriendinnen

(1827)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 273]
[p. 273]

De zucht, om als kunstenares te schitteren, maakt jonge juffers meestal ongeschikt, om huisselijk geluk te bevorderen en te genieten.

‘Dezen avond zal ik mijn aardig werkmandje voltooid hebben,’ riep louise vol blijdschap uit, ‘en ik ga er ook niet af, dan om te eten.’

‘Dit kan niet zijn, kindlief!’ antwoordde hare mama; ‘gij zult op het oogenblik uwen arbeid moeten staken, u spoedig kleeden, om tante te bezoeken, die ongesteld is geworden; daarna moet gij mij helpen, om het dessert gereed te maken, daar uw papa eenige vrienden verwacht, om heden het middagmaal met ons te houden.’

‘Lieve mama!’ riep louise, ‘dat is onmogelijk; morgen middag ben ik immers bij lizette verzocht, en dan wil ik volstrekt mijn werk laten zien; ik vlei mij, dat zij het heel lief zal vinden. Kan sofie niet naar tante gaan,

[pagina 274]
[p. 274]

en truitje, de meid, voor het dessert zorgen?’

‘Louise!’ zeide de verstandige mevrouw edelheim, ‘gij weet, dat ik nooit willekeurig beveel, doch bedenk, dat het hoofdzakelijke in alles moet voorgaan; dat uwe zuster sofie vele huisselijke bezigheden heeft, en niet uitgaan kan, terwijl truitje mij reeds dezen morgen, vroegtijdig, verzocht heeft, heden middag naar L. te gaan, dewijl haar oude vader doodelijk ziek ligt. Wie, die zelve gevoelig is, kan dit eener brave dienstbode weigeren? Nog eens, het beoefenen van bevallige kunsten moet ons onze pligten niet doen verwaarloozen; uw mandje zal heel lief uitvallen, maar heden kunt gij het niet voltooijen; ook vergeet gij, dat uw papa volstrekt begeert, dat gij na den maaltijd een uurtje op den piano speelt, en dit kunt en moogt gij heden niet verwaarloozen.’

‘O, mama!’ zeide louise, zeer verdrietig, veel liever wenschte ik ongekleed op mijne kamer te mogen blijven, om mijn werk af te maken, dan in het gezelschap voor lieden te spelen, die ik in het geheel niet ken, en die mij volstrekt onverschillig zijn.

‘Louise!’ riep mevrouw edelheim misnoegd, ‘gij weet, dat ik zulke dwaasheden ongaarne hoor. Wilt gij u reeds zo jong belagchelijk maken; u om eene beuzeling opsluiten; u aan de gezellige verkeering onttrekken; uw papa van een genoegen berooven, dat hij dagelijks gewoon

[pagina 275]
[p. 275]

is te genieten, en hetwelk gij dubbel aan zijne teedere zorgen verpligt zijt. Denk aan het treurig voorbeeld der rampzalige Agnes, die, om in eenzaamheid romans te lezen, zich opsloot; niemand in de wereld zoo zeer beminde, als de helden en heldinnen uit de romans, met een akelig bleek gelaat in de kamer zat, hare gezondheid verwoestte, en nu, vol berouw over hare dwaasheid, niets dan medelijden inboezemt. Ik vertrouw, dat mijne dochter hare pligten zal kennen, en bedenken, dat eene goede dochter eene gelukkige echtgenoot kan worden.’

Louise bloosde en gehoorzaamde.

 

In een tijdvak, dat de beschaving zoo veel invloed op den verfijnden smaak heeft, wordt de aankweeking der kunsten algemeen, en men ziet in alle gezelschappen jonge kunstenaressen, wier talenten elks bewondering opwekken. Elize teekent voortreffelijk; mina speelt als eene virtuose en zingt als een engel; rosalia borduurt op doek, alsof de voorwerpen leefden, en emilia aarzelt niet, de verhevenste verzen voor een talrijk gezelschap te declameren. De brave en werkzame huismoeder, welke haar leven bijna geheel in de beoefening van huisselijke pligten doorbragt, weet naauwelijks, welk meisje van het gezelschap zij het meest zal bewonderen, en het komt haar onbegrijpelijk voor, dat deze jonge dames eerlang echtgenooten, en misschien moeders zullen worden, daar zij hare goede en vlijtige dochter, in alle huisselijke werk-

[pagina 276]
[p. 276]

zaamheden opgevoed, slechts zoo veel tijds kon vergunnen, om de eerste beginselen van eene of andere kunst, tot uitspanning van het gezin, te leeren.

Doch zien wij deze uitmuntende meisjes in haar huis en van het gezelschap teruggekeerd: elize is in eene kwade luim, omdat men hare teekeningen niet genoeg had geprezen, terwijl een man, welke hare bekwaamheid eertijds hoog verhief, in den lof over de talenten der jonge rosamunda uitweidde, wier genie bij hem alles overtrof.

‘Rosamunda,’ riep elize, half schreijende van verdriet en jaloezij, ‘rosamunda bezit rijke ouders, heeft met hen vreemde landen bezocht, en de schoonste antieken ten voorbeeld gehad. Hoe ongelukkig! dat mijn vader niets meer voor mij kan doen, dan mij slechts wat teekenen en een weinig schilderen te laten leeren.’

Het meisje werd nu geheel ontevreden over haren stand en hare betrekkingen, gaf zich aan hare gemelijke luim zoo sterk over, dat zij vergat, dat één der heeren, met welke zij den vorigen avond in gezelschap was geweest, op dat uur bij haar zoude komen, om haren kunstarbeid te bezigtigen. Zij was nog niet gekleed, en in een slordig nachtgewaad, toen de jongeling zich deed aanmelden.

Geheel verward en onrustig, verzocht zij, dat hare mama hem een' oogenblik wilde onderhouden. Deze dame zond hare oudste dochter sofie een goed, eenvoudig en bescheiden meisje. Sofie, schoon ijverig in huisselijke bezorgingen voor alles,

[pagina 277]
[p. 277]

wat de huishouding betrof, was echter reeds gekleed, en hare opgeruimde luim was zeer geschikt, om den jongeling bezig te houden.

Spoedig had elize zich een weinig gekleed, en verving het gesprek harer zuster; maar de ijverzucht had op haar gelaat de sporen van wrevel en verdriet geprent, en het jonge mensch vertrok met de overtuiging, dat het eenvoudige meisje veel vriendelijker en opgeruimder was dan elize, hoe veel talenten zij ook mogt bezitten.

Mina heeft eene stem als een engel; haar bekoorlijke zang wordt door de smaakvolle beoefening nog schooner; elk is verrukt, die haar hoort. Mina wordt overal gezocht en genoodigd; men is trotsch, op hare bekendschap te kunnen roemen.

‘Die lieve virtuose,’ zoo noemt men haar, ‘is de bevalligheid zelve, en wordt overal, waar zij verschijnt, als aangebeden; elk dingt naar hare vriendschap. Mina, die eigenlijk minder gevoelig is, dan haar uiterlijk voorkomen doet gelooven, wordt door den wierook der vleijerij, zoo rijkelijk aan haar verkwist, ijdel, en eene kwalijk geplaatste fierheid geeft haar den schijn van trotschheid; de zucht, om door hare talenten te schitteren, wordt het sterkste gevoel, het hoofddoel van haar gedrag; de vriendschap wordt koel door mina versmaad en verwaarloosd; welhaast ziet zij zich alleen bewonderd, doch niet bemind; hare stem, welke de zachtste aandoening in de harten opwekt, dringt niet door tot haar eigen hart.’ Aldus

[pagina 278]
[p. 278]

spreekt men van haar; geen gevoel, als zucht voor haar kunstvak, heerscht in hare jeugdige ziel. Zoodra men de verschijning eener nieuwe virtuose aankondigt, wordt zij verdrietig, gemelijk en ongerust, en beeft, door deze te worden overtroffen.

Hoe ongelukkig is zij, door in haar talent boven anderen uit te munten, terwijl de nijd van hare gezellinnen haar ook veel doet lijden, en de laster haar gebreken toeschrijft, welke zij niet bezit. De gloriezucht, om echtgenoot van een talentvol meisje te worden, dat tevens zeer veel bevalligheid vereenigt, doet eenen jongeling, met geld bedeeld, hare hand aanvaarden; doch ook het huwelijk maakt haar niet gelukkig, hoewel zij poging doet, om haren echtgenoot gelukkig te maken; de huisselijke kring is haar vreemd, het huisselijk bestuur ongewoon. Zij weet niet te bevelen, daar alles, wat tot huisselijke bezigheden betrekking heeft, haar ongewoon is; elke poging hiertoe wordt ondragelijk, moeijelijk, en haar ega ziet, te huis komende, niets dan wanorde, verwarring en verkwisting. Mina wordt moeder, doch de opvoeding van hare kinderen wordt aan vreemden vertrouwd; hoe smartelijk is dit voor hunnen vader, die geen verstand genoeg bezit, om zijne gade hierin het regte spoor te wijzen. Verveling doet hare gezondheid verwelken, en zij daalt nog voor den herfst van haar leven in het graf.

Emilia voegt bij de fijnste beschaafdheid de

[pagina 279]
[p. 279]

schoonste vermogens van geest en verstand; zij is niet schoon, maar haar sprekend gelaat verraadt het gevoeligst hart, terwijl hare vriendelijke oogen van de krachtigste aandoeningen getuigen; met geestdrift vereert zij de schoone kunsten, beoefent verscheidene derzelve, en declameert in eenen talrijken kring met eene bewustheid van eigen waarde, alsof zij de onvergelijkelijke wattier kon op zijde streven.

Emilia spreekt in gezelschap met mannen over alle vakken, op den toon der beslissing, en doet haren geoefenden geest overal uitblinken. Waarom zijn hare begaafdheden niet door bescheidenheid en vrouwelijke schroomvalligheid omsluijerd? Haar hart is voortreffelijk; maar, daar zij een mannelijk verstand bezit, verwaarloost zij de bekoorlijkste deugden onzer sekse; gevoelig van ziel, hecht zij haar hart aan den man, welke haar bezit zoude verdiend hebben; haar minnaar volgt haar overal, waardeert haar edel karakter, haren vasten geest, en haren opregten en bestendigen aard; maar emilia blijft overal het voorwerp der openbare bewondering, en hoewel eenen vasten geest bezittende, bemint zij nogtans hen, die haar den meesten lof toezwaaijen.

Daar haar minnaar haar ten voorwerp der algemeene toejuiching ziet, wordt hij door jaloezij geheel overmeesterd, en daar zij bijna nimmer tijd of lust heeft, om zich geheel aan zijn bijzijn toe te wijden, of het vermaak van een gezelschap aan hem op te offeren, overtuigt hij zich, dat emilia

[pagina 280]
[p. 280]

niet geschikt is, om hem gelukkig te maken. Hoe dikwijls klinken de woorden van den graaf, in de Corine van mevrouw stael, hem in de ooren: ‘Wat zal zulk eene vrouw in den huisselijken kring zijn?’ Te leur gesteld in den wensch, van zijne dierbare vriendin geheel voor hem te zien leven, verkoelt eindelijk zijne liefde; hij wil niet ten halve gelukkig zijn; het hart van emilia is goed, is rein; zij bemint niemand zoo zeer, dan haren minnaar, doch eerzucht en ijdelheid spreken sterker dan liefde; aan de laatste kan zij niet besluiten alles op te offeren. O! hoe gelukkig had zij door die opoffering kunnen zijn. Eindelijk verklaart hij haar, wat in zijne ziel omgaat. ‘Wilt gij, emilia! al deze begaafdheden, waardoor gij thans boven alle vrouwen schittert, in den huisselijken kring verbergen, slechts voor mij leven, een hart door het uwe beloonen, dat zoo dikwijls eenstemmig met het uwe sloeg?’

Emilia hield deze vraag voor een blijk van koelheid, en verborg de smart, die zij hierdoor leed, met te veel fierheid, en met den schijn van onverschilligheid, en zeide: ‘Dat hij, die wezenlijk bemint, dit niet zoude vergen.’

Deze woorden, gevoegd bij den toon en de houding, waarmede zij die uitsprak, deden haren vriend zijn besluit bepalen; hij nam afscheid van haar, en verliet terstond voor altoos zijn vaderland.

‘Gij miskent mij, emilia! doch ik wil niet ten halve bemind zijn.’

[pagina 281]
[p. 281]

Deze waren de laatste woorden, welke zijn vaarwel vooraf gingen.

Te veel op eigene zielskracht bouwende, liet emilia den man van zich gaan, welke haar geluk ten doel had, en wiens geluk in hare magt was geweest.

Helaas! hoe dikwijls ondervond zij daarna, dat vleijerij en bewondering wel de zinnen en de eigenliefde streelen voor een oogenblik, doch de ziel, dat bekoorlijke, dat alles doordringende gevoel niet doen smaken, waardoor de borst wordt verwarmd, die van de aandoeningen der liefde en vriendschap is doordrongen. Tot verderen leeftijd gekomen, was emilia zeer ongelukkig, en spoedig werd de glans harer heldere oogen, waarin haar vriend zich zoo gaarne spiegelde, door menigen traan verdoofd, die het berouw haar heimelijk deed storten.

 

Verdienstelijke meisjes! door vernuft en fijnen smaak geschikt, om kunsten uit te oefenen, wilt deze niet als het hoofddoel van uwe bestemming beschouwen, daar ijdelheid en zucht, om uit te blinken, u uwe pligten doen verwaarloozen. Het geluk uwer ouderen, daarna dat van uwen echtgenoot, ziedaar uw doel, uwe bestemming; vele kleine opofferingen zijn hiertoe noodzakelijk; doch wordt gij hierdoor eene beminde dochter, gade en moeder, eene gebiedster, die zacht, doch met vasten wil, uw bestuur uitoefent, zalig is dan uw lot, en wat zegt het dan, dat gij in de groote

[pagina 282]
[p. 282]

kringen onopgemerkt blijft, als gij uw huis tot eenen tempel vormt van huisselijk geluk.

Kweek, lieve jeugd! de talenten aan, die eene beschaafde opvoeding u vergunnen, die in uren van uitspanning uwe ouders, en daarna uwen echtgenoot vervrolijken; doch blijf de zucht vermijden, om in een kunstvak boven anderen te schitteren, waardoor gij uw huisselijk geluk zoudt opofferen, daar eene kunstenares bijna nooit eene goede huismoeder kan zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken