Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XLI. ghedicht.
Tot Oorblasers ende Dobbel-tongh-sprekers.

 
HEt snoodste dat men vindt, en heeft altijt gevonden,
 
En dat men vinden sal, zijn tonghen ongebonden
 
Van vrouwen of van mans. Wat kan toch arger zijn
 
Als 't gene datter is veel arger als venijn?
 
Dit is de dobbel tongh: die met verscheyden listen
 
Des menschens hert beroert: doet kijven ende twisten
 
Met wonderbaer getier, met opspraeck en verwijt,
 
Hem, die daer sat in rust', en leefde sonder strijdt.
 
Den stercken sy toch haest velt plat ter aerden neder,
 
En 't gene sy eens neemt, geeft nimmermeer dat weder.
 
Sy besight haer venijn tot hinder van de naem,
 
Van d'eere, van den lof, en van de goede faem.
 
Sy settet al in roer, de landen en de steden:Ga naar margenoot+
 
Hem, die in 't hooghste stondt, heeft saen geset beneden.
 
Sy wint als sy verliest: want haer' volmaecte vreught
 
Leyt in een-anders leedt, en niet in eygen deught.
 
Vermaledijt is dan die spreect met dobbel tonghen,
 
En tot sijns naestens leedt gaet om met kromme spronghen.
 
Vermaledijt is hy, die onrecht heeft gesocht,
 
En door de valsche tongh sijn vriendt tot val gebrocht.
[pagina 126]
[p. 126]
 
Sy quetst toch al veel meer als geesselen en slagen,
 
Ga naar margenoot+Die ymant sonder schult moet in sijn vlees verdragen:
 
Want 't quaet dat daer van komt, zijn stramen in het lijf:
 
Maer een' vervalste tongh den geest door-geesselt stijf.
 
Oock is haer doot-getal veel meerder boven maten,
 
Als die door 't scherpe sweerdt gedoodt zijn op de straten:
 
De dobbel tonghe toch bringht verr' den meesten hoop
 
In lijden en om hals: en dat ten dierste koop.
 
Want die met kloeck gevecht gewont wort en geschonnen,
 
Heeft dickwijls door de noot noch grooten prijs gewonnen.
 
Dus stierf hy sonder pijn die om sijn' eere vocht:
 
En 't storten van sijn bloedt hem lof en voordeel docht.
 
Maer die door valsche tongh hem groot'lijcks vindt belogen,
 
Is boven alle man gehindert, en bedrogen.
 
Sijn leven en sijn bloet al suchtende verteert:
 
Geen' smert' hem toch soo seer als dese smerte deert.
 
Geluckigh is hy dan met jonste niet om vaten,
 
Ga naar margenoot+Die in sijn' soete rust' van haer hier is gelaten:
 
Die aen haer lastigh jock getrocken niet en heeft,
 
Maer buyten haren bandt ontbonden hier geleeft.
 
S'heeft toch een ijs'ren jock, en s'heeft metalen banden
 
De sterckste die men vindt: niet brekelijck met handen,
 
Met kracht, oft groot gewelt. Haer veelderley gequel
 
Is arger als de doot, en droever als de hel.
 
Wat in de werelt is wort eenighsins bedwonghen,
 
En na des menschens sin gebooght en neer-gewronghen
 
Met macht of door practijck; soo dat den kloecken mens
 
Heeft saken boven hem gebrocht tot sijnen wens,
 
Als meester boven al. De ongetoomde peerden,
 
Vol van verheven moet, als beesten groot van weerden,
 
Ga naar margenoot+Met eenen kleynen toom, en dickwijls niet te sterck,
 
Hen na des meesters wil herkeeren in het perck.
 
De schepen van de zee al werden sy gedreven
 
Door winden van tempeest, en in het hooghst verheven
 
Met schrickelijck gedruysch, nochtans soo groot ramoer
 
Den schipper wederstaet met 't keeren van het roer.
 
Oock siet daer by eens aen, hoe dat de wilde dieren,
 
Verscheyden van natuer, van aert, en van manieren,
 
Hoe groot, hoe fel, hoe loos, hoe van den mens vervremt,
 
Noch werden al' van hem bedwonghen en getemt.
[pagina 127]
[p. 127]
 
Der menschen tongh alleen haer stelt voor alle dinghen,
 
En een soo krancken let hem niet wilt laten dwinghen:
 
Maer als een brandigh vier heel bosschen oock ontsteect,
 
En door haer groot gewelt de boomen scheurt en breect.
 
Dus is een' dobbel tongh het hooft van boose seden:
 
Een ongedurigh quaet: een' werelt vol boosheden:
 
En 't quaetste dat men vindt. Die ygelijcken schent:
 
Die tot een-anders leedt gedurelijck haer went.
 
Vermaledijt werdt Godt door haer, en oock de menschen:Ga naar margenoot+
 
Die hier geen meerder quaet als quade tonghen wenschen.
 
Gelijck een' goede tongh is toch het beste goet,
 
Soo oock een' quade tongh het meeste quaet ons doet.

margenoot+
Eccli. [28].
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Iacob. 3.
margenoot+
Ibidem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken