Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

LVIII. gedicht.
Tot den Grammoedigen.

 
DIe wel wilt zijn beraen in kleyn' en groote saken,
 
Seer wijselijck sal doen geen' handelingh te maken
 
Met een grammoedigh mens: want die hem schout en vlietGa naar margenoot+
 
Bewaer sijn' edel siel van veelderley verdriet.
 
Hy sal toch sonder fout kijvagien verwecken:
 
De schande van sijn vriendt in 't openbaer ontdecken:
 
Met woorden en met daet, met allerhande spijt,
 
(Ontsteken door dit vier) hem aendoen groot verwijt.
 
Het gaet toch ront en vast, dat menschen seer genegen
 
Tot stoornis en gekijf, dat oock de selve plegen
 
Tot sonden en groot quaet genegen meer te zijn
 
Als menschen soet van aert, in waerheyt, en in schijn.
 
De gramschap heeft toch geen' bermhertigheyt met allen:Ga naar margenoot+
 
Maer als de raserij komt toornigh uyt-gevallen.
 
Den stercksten van ons al en kan den fellen loop
 
Van het grammoedigh bloet gehouden wel te hoop.
 
Dus mach den grammen mens met gramschap heel ontsteken,
 
Met goe' gelijckenis by sotten zijn geleken.
 
Den sot in al sijn doen, en weet niet wat hy doet.
 
Wat weet een mens veel meer, ontsteken door gram bloet?
 
Sijn' oogen niet en sien, sijn' ooren niet en hooren:
 
Hoe hy meer wordt vermaent, meer sal hy hem verstooren.
 
Hy weet niet wat hy doet, waer hy hem keert of went;
 
De reden hy bevecht, en is al siende blent.
 
Sijn aensicht is vol viers, sijn' oogen in hem vlammen,
 
En hoe hy grammer is, meer sal hy hem vergrammen.
 
Sijn' saken av'recht gaen, hy doet niet als een ander.
 
Den sot en een gram mens gelijcken dan malkander.
 
Het onderschil dat wy in dese twee bemercken,
 
Voorwaer is wonder kleyn. Het blijct toch uyt hun' wercken.
 
Sy loopen eenen loop, van sinnen gants berooft,
 
Wanneer de gramschap is geklommen tot in 't hooft.
 
Weest dan niet haestigh gram, en wacht u van het kijven,
 
Waer door ghy quaet op quaet sult soecken te bedrijven.
 
De gramschap nievers toch en rust, dan in geraes,Ga naar margenoot+
 
En in den dullen schoot van eenen grooten dwaes.
[pagina 156]
[p. 156]
 
Noch gaet de gramme vrou seer verr' den man te boven,
 
Soo haer ontsteken bloet tot gramschap is verschoven.
 
Ga naar margenoot+Gelijck toch 't arghste hooft, is 't hooft van een serpent,
 
Soo werdt de gramme vrou voor 't quaetste dier bekent.
 
Dus is't wel klagens weert, dat redelijcke dieren
 
Ontsteken door gram vier tot 't binnenste der nieren,
 
Soo leelijck hen misgaen, dat sy als dulle lien
 
De dulheyt volgen naer, de reden niet aensien.
 
Het werdt toch altemael bedorven en geschonden,
 
Daer een grammoedigh mens werdt twistende bevonden.
 
De naem, de faem, de siel, de reden, en de wet,
 
Werdt al op eenen tijt verr' buyten hem geset.
 
Wert gram: maer niet alsoo. wert gram: maer daer-en-tusschen
 
Siet uwen grammen moet manierelijck te blusschen
 
Ga naar margenoot+Soo't ons de reden leert. Wert gram: maer niet en pooght
 
Te doen, dan dat al'sins de rechtigheyt gedooght.
 
Wert gram: maer niet en laet de redelijcke sinnen,
 
Soo u de gramschap drijft, van gramschap overwinnen:
 
En alle quaden lust die uwen geest beklemt,
 
In uwe gramschap blust, te niet doet, ende temt.
 
Wy moeten toch vergramt, in kleyn' en groote dinghen,
 
Ons selven, soo't betaemt, nae rechte reden dwinghen,
 
En daer niet buyten gaen: op dat het gram gemoet
 
In onsen handel zy den leyds-man tot het goet.
 
De gramschap is ons toch van Godt den Heer gegeven
 
Als eenen medecijn, om die wel te beleven.
 
Men mogen dan haer' hulp maer besigen in noot:
 
In noot, en met verstandt: of anders s'is ons' doot.
 
Het is toch al te waer, dat met meer ander' plagen,
 
Ga naar margenoot+De gramschap met haer bringht verminderingh der dagen.
 
Ia het gepeys alleen geeft in een nijdigh hert
 
Den ouderdom te vroegh, en werckt een droeve smert.
 
Dees sake dient dan wel, en wijselijck gehandelt:
 
En elck voor hem moet sien hoe hy in gramschap wandelt:
 
Want dicwijls een hart woort ontsteeckt den grammen lust,
 
Ga naar margenoot+Het welck een soet verhael verbetert ende blust.
 
't Is sonderlingen raet, malkanderens gebreken
 
Ten besten nemen af: en niet te willen wreken
 
Een uytgelaten woort gesproken sonder schult:
 
Maer dat, en meer daer toe, verdragen met gedult.
margenoot+
Prov. 20.
Eccli. 8.
margenoot+
Prov. 27.
margenoot+
Eccle. 7.
margenoot+
Eccli. 25.
margenoot+
Psalm. 4.
Ephes. 4.
margenoot+
Eccli. 30.
margenoot+
Prov. 15.
Prov. 25.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken