Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 157]
[p. 157]

LIX. gedicht.
Tot Gvlsighaerts ende Dronckaerts.

 
DE mo'er van alle quaet, van leelijckheyt der sonden,
 
Van twist, van sot getier, wert dronckenschap bevonden.
 
Het broetsel van gevecht, van dulle raserij,
 
Van dootslagh, van gevloec door haer sal komen by.
 
Want wie den dranck bemint, en daer in neemt verheugen,
 
Allenghskens meer en meer doet boven sijn vermeugen:
 
Tot dat hy achter-naer verwonnen van den dranck,
 
Geworden is sijn slaef, en leeft in sijn bedwanck.
 
En, als den mens soo diep is in dit quaet getreden,
 
Een beesten leven leeft; verr' buyten alle reden.
 
In alles hem vergeet, en buyten eer' en schaemt',
 
Doet wat de beesten doen, en dat geen mens betaemt.
 
Dus dickwijls is gesien, dat qualijck zijn gevaeren,
 
Die op den hooghsten trap van eer geseten waeren,
 
Om dat sy door 't misbruyck van bieren of van wijn,
 
Tot groote overdaet op 't lest gekomen zijn:
 
Die hen op korten stondt doen vallen heeft beneden:
 
Hun' ingeboren deught geset in quade seden:
 
Den mens wel-gemaniert geschent, en gants mismaect:
 
Gebrocht tot ongeluck, en t'eenemael gekraect.
 
Als Holofernes was door dronckenschap ontslapen,Ga naar margenoot+
 
Een' kloecke vrou hem stout in 't bedde quam betrapen:
 
Want soo hy als een' beest versmoort daerinne lagh,
 
Gaf Iudith in den hals hem sijnen lesten slagh.
 
Wat seggen wy van Lot? hoe hy hem heeft vergeten,
 
Wanneer hy onversiens was van den wijn verbeten:
 
Sijn' dochters alle bey', bedroncken heeft bevrucht;
 
Hoewel hy 't niet en de' met wil, of door genucht'.
 
Den goeden man voorwaer was door den dranck bedrogen,
 
Niet wetende de kracht die hy had in-gesogen.
 
't Was toch den eersten wijn die naer des werelts vloet,Ga naar margenoot+
 
Geperst was uyt de druyf: dus viel hy sterck, en soet.
[pagina 158]
[p. 158]
 
Geensins en had hy hem uyt gulsigheyt gedroncken,
 
Of door groot overdaet sich selven soo beschoncken,
 
Soo nu de dronckaerts doen: die met geseten sin,
 
Verr' buyten hunne macht de wijnen drincken in.
 
Die van des morgens vroegh schier dagelijcks nu t'samen,
 
Ga naar margenoot+Tot in den avont toe in dronckenschap versamen:
 
En met verscheyden dranck soo vullen 't lichaem op,
 
Tot dat hy op het lest dompt boven uyt den kop.
 
Maer wee dit sat gespuys: wee, wee, dees droncke vincken,
 
Seer machtigh ende sterck om dagh en nacht te dincken.
 
Ga naar margenoot+Wee, wee, wie dattet zy, die dronckenschap hanteert,
 
En tot groot overdaet den wijn, of bier begeert.
 
Al is't toch dat den wijn schijnt schoon in d'oogh te blincken,
 
Noch sal sijn' groote kracht den drincker dickwijls krincken.
 
Ga naar margenoot+Hy loopt toch soetkens in: maer siet, hy sal op 't endt
 
Stijf bijten als een' slangh, of als een argh serpent.
 
En, die hem door sijn' kracht te seer bevindt ontsteken,
 
Sijn herte sal terstont verkeerde dinghen spreken.
 
Ga naar margenoot+Die d'eerbaerheyt had lief, sal vallen uyt sijn' eer,
 
En in oneerbaer werck verheugen hem dan meer.
 
Sijn' oogen sullen sien de schoonheyt van de vrouwen,
 
Waer van hy hem dan niet sal willen weder-houwen:
 
Maer keeren sijn gesicht, sijn' handen, sijnen voet,
 
Tot 't gene dat sijn' siel het meeste hinder doet.
 
Den wijsten van het volck in overdaet geseten,
 
De wijsheyt die hy heeft sal allesins vergeten.
 
Hy sal vergeten Godt, sijn' siel, en wat hy heeft,
 
En leven als een beest: ongod'lijck, onbeleeft.
 
Maer matelijcken dranck sal hier gesontheyt geven
 
Aen 't lichaem en de siel; daer by oock een langh leven.
 
Een mensche salder wel af rusten, sonder pijn:
 
Ga naar margenoot+Sijn' siel sal daer van oock met hem wellustigh zijn.
 
Zy verre dan van ons den sob'ren te begecken,
 
Ga naar margenoot+Of hem door drinckerij tot gulsigheyt te trecken.
 
Seer verre zy van ons den sob'ren t'sijner leedt,
 
Te dwinghen tot den dranck: te pramen tot bescheedt.
 
Ga naar margenoot+Den overdaet sal toch het meeste quaet uyt-storten:
 
Swaer' sieckten bringhen by: het leven seer verkorten:
 
Maer die de soberheyt bemint, bemint de deught:
 
Sijn leven hy verlenght, en jont sijn' siele vreught.
margenoot+
Iudith 13.
margenoot+
Gen. 19.
margenoot+
Isa. 5.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Prov. 23.
margenoot+
Prov. 20.
margenoot+
Eccli. 31.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Ibidem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken