Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den kerstelicken ridder (1616)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den kerstelicken ridder
Afbeelding van Den kerstelicken ridderToon afbeelding van titelpagina van Den kerstelicken ridder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den kerstelicken ridder

(1616)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Een seer profijtelijck boecxken, seer nudt ende oorbaerlijck wesende voor allen Christen gheloovighe menschen


Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Tegen die oprijsinge ende opblasinghe der herten.

GHy en sult niet opgheblasen wesen van herten, indien dat ghy wel verstaet die gemeyn bysprake: Kent u selven? Dat is, indien in u wat groot, schoon oft eerlijck is, dat wilt achten ende houden te wesen die gave Gods, ende niet u selfs eyghen goet. Ende daer weder teghen is in u wat dat cleyn, leelijck of quaedt is, dat wilt u selven alleen toe schrijven. Ist oock dat ghy denckt in hoe groote vuylheden dat ghy ontfanghen ende gheboren zijt, hoe naeckt, hoe arm, hoe beestelijck, hoe onsalich dat ghy in dit licht ghecomen zijt. Ende oock aenmerckt onse lichaem, hoe dattet onbevanghen is met menigerley sieckten, ongevallen, ende plaghen, ende hoe gheringhe dat een cleyn dinck mach neder werpen ende vernielen die groote moet die daer opgheblasen van gheest is. Ende aenmerckt doch wat dattet is daer ghy u selven soo wel in behaecht: Ist in schoonheydt, macht, oft rijckdom, soo ist sotticheydt: Ist sondich, soo ist dulheydt, ist eerlijck, soo ist ondanckbaerheydt. Ende wilt dencken datter geen sekerder bewijs ende kennis des domheydts ende onwetenheydts en is dan die hem selven wel behaecht Behalven dese isser geen manier des sotheydts die meer te bespotten ende te beschreyen is, dan als yemandt op zijn moet rust, ende hemselven verhooveerdicht, daer in dat hem een mensch onderdanich is. Denckt oock hoe dat ghy grooter ende machtigher zijt, hoe dat God om u te straffen naerder by u is, die daer neder druckt alle hooveerdighe herten, ende die daer effent de berghen metten dalen, ende niet ghespaert en heeft den Enghelen die hen verhooveerdicht hebben. Ende dese sullen u oock te hulpe comen ist dat ghy dit aldus overlegget. Ist dat ghy u selven settet, ende gelijct met dien die beter zijn als ghy. Ist dat ghy u selven behaecht van overschoonheyt des lichaems, so gelijct u by den ghenen die u schoonheydt te boven gaen. Ist dat ghy u verhooveerdicht in u leeringhe of gheleerdtheydt, soo wilt aensien den ghenen by wien ghy niet schijnen sult te wesen. Daer nae wilt oock overlegghen, niet hoe veel goets dat ghy ghedaen hebt, maer hoe veel goets u noch gebreect, ende wilt met Sinte Paulus vergeten die goede wercken die achter rugghe of verby zijn, ende wilt arbeyden om te vercrijghen die daer noch voort Voorthooft staen, of noch te doen zijn. Voort ist van noode dat wy weten dat als de Windt des hooveerdicheydts ons op blaest dat wy dan terstondt ons selfs quaedt verwandelen in beteringhe, om alsoo het eene fenijn met het ander te verdrijven, remedien fenijn met fenijn verdrijvende. Ende dat sal aldermeest soo gheschien, nae dat ons eenighe groote schade des lichaems ghedaen waer, of dat ons eenighe sonderlinge schade dat avontuer ghegheven heeft of die sotheydt ons daer toe ghebracht heeft, dat onse moet ende hert seer beswaert is, dat wy dan voor oogen nemen dat exempel vanden Pauwe, dat is dat wy aldermeest aen willen sien dat deel des lichaems, daer wy alderleelijckste zijn, ende het sal terstondt gheschien dat u vederen sullen sincken ende neder vallen. Ende dat ghy oock denckt, datter gheen sonde en is die by Godt meer veracht is, ende by de menschen over al meer ghehaedt is, dan die spottelijcke hoochmoedicheydt. Daer te-

[pagina 94]
[p. 94]

ghen verwacht sachtmoedicheydt die Godlicke gonst, ende sy bevesticht de goetwillicheydt der menschen. Ende int corte gheseyt: Twee dinghen sullen ons bysonder houden van hooveerdie: ist dat ghy inden eersten aenmerckt dat ghy self zijt in catijvicheyt ontfanghen, ende jammerheydt, ende bedrucktheydt in al u leven, ende een spijse der Wormen inde doodt: Ten anderen, wat Christus gheworden is voor u, ende hoe seer dat hy hem vernedert heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken