Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt (1559)

Informatie terzijde

Titelpagina van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt
Afbeelding van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemtToon afbeelding van titelpagina van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt

(1559)–Cornelis van Ghistele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 74r]
[fol. 74r]

Hier beghint de Epistele, die Theseus scrijft tot Ariadne.
Ghemaect door den Translateur.

 
AL ben ick secretelijck v ontgaen,
 
Nochtans uwen brief, met droeuer herten ghescreuen
 
Hebbick seer blijdelijck o Ariadne ontfaen.
 
Dan het lesen heeft my doen suchten en beuen.
 
Maer verstaende dat ghy noch waert int leuen
 
Mijn herte creech weder een huechlijck confoort
 
Dies ick my ben spoeyende, o liefste verheuen
 
Om v te troostene, alsoot wel behoort,
 
VVant dbinnenste uwer sielen, is bedruct en verstoort
 
Soo ick beuroeye, aen v schrijnen deerlijck:
 
Om dat ick sonder v te seggen een woort
 
Gescheyen ben van v, die mijne so vierich waert begheerlijck,
 
Dies ick om my te excuserene cleerlijck
 
Niet en vinde, dat v eenichsins sal ghenoeghen
 
Dan dat God alsulcks heeft willen voeghen.
 
 
[Folio 74v]
[fol. 74v]
 
Vwen brief hebbick ghelesen, en herghelesen
 
Ia elck woordeken wel verstaen, en duercnout,
 
Soo dat ick my vinde schuldich in desen,
 
Dies mijn herte is ooc dolorueselijck benout
 
VVant mijn liefde tuwaerts en is noch niet vercout,
 
Al ben ick soo subijtelijck van v gescheyen.
 
Maer ick laet my duncken (dit op my betrout)
 
Datter eenen God is, die doen scheedẽ heeft ons beyen
 
En die v een ander plaetse wilt bereyen:
 
Of Venus, en Cupido, en hebben gheen cracht.
 
VVant soo haest als wy tschip van lande leyen
 
Ons seylen op treckende, recht na middernacht
 
Ick werde, als een mensche die valt in onmacht:
 
Peysende om de weldaet die my duer v geschiẽde was
 
En dat ick soo heymelijck van v vliende was.
 
 
 
Hierom al ist dat ghy my seer schandich
 
Den oneerlijckẽ Theseus noemt, die v hebbe verwatẽ:
 
Vwer liefden wil ick dat toegeuen verstandich,
 
VVant op een eylant (ick kent) hebbick v ghelaten
 
Dwelck meer de wilde dieren befaten
 
Dan redelijcke menschen die v hebben gespaert:
 
Maer denct dat dopperste God die bouen maten
 
Verre siende is, heeft alleene v bewaert.
 
En dat ick ooc gbheen listen en hebbe ghebaert
 
Om van v te scheyene, neme ick God torconden:
 
Maer om sulcks te doene, was therte soo he swaert,
 
Dat ick niet en wiste tis vrempt om gronden
 
VVat sinnen dat my God hadde toeghefonden
 
VVant sulcks gheschiede teghen redene en natuere
 
Dus ick verulgecke, dien dach, en die vre.
 
 
[Folio 75r]
[fol. 75r]
 
Dat ghy beuonden hebt, alder hande dieren
 
Saecht moedigher dan my, ick moet belijen,
 
VVant wie sou connen meerder, ionste versieren,
 
Dan ghy my bewesen hebt sonder vermijen.
 
Vwen vadere hebdy gheset bezijen
 
(Die ghy gehoorsaem behoorde te zijne)
 
Om dat ghy my vander doot sout beurijen:
 
Liefde die wrocht, sulck werck diuijne.
 
Och dies my v absentie nu is sulcken pijne
 
Dat ick nau en weet, weer ick leue, ofsterue.
 
En daerom en can ick met blijden aenschijne
 
Phedra niet gesien, cleyn vruecht ick verwerue
 
Al ben ick weder op mijns vaders erue
 
Om dat ick v soo schandelijck hebbe ghehoont
 
En met ontrouwe, ghetrouwicheyt gheloont:
 
 
 
Ick hoorde v roepen, en merckte v wincken,
 
Ick sach v loopen, berch op berch nedere.
 
V stemme docht my in dooren clincken
 
Gelijc den dondere scatert, dies therte vas tonvredere
 
My duysent mael wenschende by v wedere,
 
Ia by v, die my ghetoont hadde sulcke ionste,
 
En dat ick was sulcken ouertredere
 
Der liefden, wee (dacht ick dat ick dit oyt begonste:
 
Sprekende in my seluen, haddick Dedalus conste
 
Die ouer dzee cost vlieghen als eens voghel snel,
 
En soo mocht comen by v ult de ghefontste.
 
Noch aenriep ick Aeolum wiens bewel
 
Moeten onderdanich zijn alle winden sel.
 
Maer twas al om niet, en dichte duer tbien
 
Dopperste God can alle dinck voorsien.
 
 
[Folio 75v]
[fol. 75v]
 
Daerna weer, doen ick uwen doeck sach hangen
 
Op eenen stock, wtsinnich werdick ontsteken.
 
Och costick al swemmende (dachtich) nemẽ de gangen.
 
Ouer dzee, soo Leander dede, stout van treken,
 
Om dat hy zijn liefste eens sou mueghen spreken.
 
Ten lesten sprack ic, als de beraesde van sinnen
 
VVat sou my ooc meer dan Leander ghebreken?
 
VVillende wten schepe springen ter zeewaert inne:
 
Phedra v sustere, riep als een vriendinne
 
O Theseu wildy v seluen brenghen in de doot
 
En v willens verdrincken, dwaes van beginne,
 
Soo suldy twee gesusters laten in grooter noot.
 
Duer sulcke woorden veranderde mijn bloet roet
 
En weder versinnende tot onser beyder baten
 
Veel beter eene, dan twee verlaten.
 
 
 
Men seyt na droefheyt comt verblijdinge,
 
God is wonderlijck in alle zijn daden.
 
VVant in dit schrijuen comt my een tijdinghe
 
Die v heeft (boepick) van alle druck ontladen:
 
En mijn berte dat in des waerheyts paden
 
Dwalende was, is verlicht duer desen:
 
Te wetene dat Bachus v heeft ghenomen in genaden
 
Daer voorby seylende, een God ghepresen,
 
En die v mistroosticheyt, en v droeuich wesen
 
Aenghesien heeft en ontfermt uwen persoone.
 
Dese tijdinge heeft alle mijnen druck ghenesen
 
Soo dat ic tschrijuen stake, hopende dat ghi een croone
 
Inden hemel sult vueren, die eenen God Idone
 
VVeerdigen dan mi zijt, dits mijn eerste propoost noch
 
En dat God getrouwe herpẽ int eynde vertroost noch.

Hier eyndt dese Epistele.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken