Wat beide auteurs met de tachtiger en na-tachtiger naturalisten gemeen hadden, was hun zwartgallige kijk op het leven. Dit pessimisme onderscheidde zich van de romantische zwartkijkerij doordat het gebaseerd was op ‘wetenschappelijke’ procédé's, op observatie en analyse. Zowel bij Emants als bij Couperus speelt de erfelijkheidsleer een belangrijke rol. De mensen zijn niet verantwoordelijk voor wat zij zijn, omdat zij alles hebben ‘meegekregen’.
Emants' hoofdpersoon Willem Termeer is een ‘gedegenereerd’ individu. De overgevoelige familie van het geëxalteerde meisje Eline Vere is erfelijk bezocht door ‘nervositeit’. Daarmee hangt samen de leer van het determinisme, die zowel door Termeer als door Elines neef Vincent Vere wordt geformuleerd. De persoonlijke wil is volgens die leer niet in staat enige verandering te brengen in de reeks van oorzaken en gevolgen, die het menselijk lot bepaalt. Bij Couperus blijft dit noodlotsbesef, de onderwerping aan het zich ‘langs lijnen van geleidelijkheid’ onverbiddelijk voltrekkend fatum, in zijn gehele oeuvre de toon aangeven. Het is een ateïstische predestinatieleer, die men ook aantreft in Emants' roman Een nagelaten bekentenis waarvan de eerste druk in 1894 verschenen is.
Het pessimisme van Emants verschilt alleen hierdoor van dat van Couperus, dat bij de oudere schrijver de filosofische grondslag belangrijker is dan bij de jongere. Emants illustreerde zijn stellingen met zijn waarnemingen, terwijl de noodlotsleer bij Couperus wel als grondtoon aanwezig blijft, maar toch als bedoeling vervangen wordt door zijn plezier in de menselijke komedie en door zijn zinnelijke vreugde aan de wereld die hij oproept.
Couperus wordt meegesleept door zijn talent. Het leven, dat hij is gaan beschrijven om er tegen te getuigen, wordt zelfstandig en zo rijk en volledig, dat het zijn grondstelling weerlegt. Emants daarentegen, door een minder groot talent afgeleid, blijft de konsekwente, rechtschapen pessimist, wiens werk uitvoerig toelicht wat hij op zijn grafsteen heeft laten beitelen: ‘Beklaag nooit de verloste uit de krankzinnigheid, die leven heet.’
Gemeenschappelijk hebben beide auteurs weer, dat zij de verkondiging van het pessimisme toevertrouwen aan geesteszieken. Het leven is krankzinnigheid, dus alleen, wie in de wereld een krankzinnige heet, kan er waarheid over verkondigen. Eline Vere maakt, waanzinnig geworden, een einde aan haar leven. Willem Termeer, die in koele wanhoop en verbittering met alle normale gevoelens