| |
| |
| |
5. Memorialisten
| |
| |
Alexander Cohen
Het verfrissende van Alexander Cohen is zijn onintimideerbare onafhankelijkheid. Deze man is in zijn lange leven niet trouw gebleven aan wat men in de politiek ‘beginselen’ noemt - hij evolueerde nogal - maar hij heeft wel altijd die onintimideerbare onafhankelijkheid gehandhaafd en die gevoelige flair, die hem in staat stelde de mensen, met wie hij in aanraking kwam, scherp en met humor te bezien. Hij is in zekere zin het prototype van de rebel, maar tegelijkertijd is hij vrijwel uniek als een zeldzaam exemplaar, dat in reinkultuur is gekweekt. Men kan aan zijn geval het fenomeen der opstandigheid bestuderen, rechtlijnige kompromisloze opstandigheid, waarvan in de loop der jaren wel sommige illusies afgebrokkeld zijn, maar nooit de fierheid en de humaniteit.
Waar komt die opstandigheid vandaan? Men kan het verschijnsel niet ‘verklaren’ zonder in tautologieën te vervallen: Alexander Cohen was van jongs af aan een rebel, omdat hij onafhankelijk kon denken, omdat hij het lef had om tegen het onrecht op te komen, omdat hij genoeg hart en fantasie had om de sleur te ontwijken. Enzovoorts. Men ‘verklaart’ deze opstandigheid niet. Zij is aangeboren, zoals aanleg voor muziek of wiskunde. Natuurlijk hebben ook de omstandigheden meegewerkt om uit Cohens talent voor onafhankelijkheid zijn konsekwente rebelsheid te kweken.
Die omstandigheden - hij is in 1864 geboren als zoon van een kleine joodse winkelier in Leeuwarden - zijn op het eerste gezicht heel gewoon. In die tijd en tegen het eind van de 19de eeuw zijn uit joodse gezinnen, die tot het proletariaat of de kleine middenstand behoorden, heel wat revolutionair-denkenden voortgekomen. Hun betrekkelijke paria-situatie leidde tot hun hartstochtelijk partijkiezen in de maatschappelijke strijd. De veiligheid, de liefdevolle geborgenheid, die zij kenden in het joodse gezinsleven, wilden zij uitbreiden tot de hele maatschappij. Hun ideaal omvatte emancipatie voor de achtergestelden, aandacht en zorg voor de zwakken en vaak vertrouwen op een patriarchaal gezag. Zij werden socialist of kommunist. Aan hun opstandigheid was een ongeduldige verwachting van het naderend heil verbonden. Vaak meenden zij al de dageraad van de
| |
| |
bevrijding te zien komen, waarop de tijd zou volgen, waarin opstand, aantasting van het gezag, niet meer nodig zou zijn.
Alexander Cohen behoorde niet tot deze kategorie. Politieke machtsvorming, verandering van de maatschappelijke struktuur op leerstellige basis, personeelswisseling in het gezagsapparaat: deze denkbeelden waren hem vreemd. Het was niet de vestiging van een nieuwe rechtsorde, wat hem aantrok, maar de permanente bestrijding van het onrecht. Zijn opstandigheid heeft deze romantische trek, dat hij niet in de vooruitgang gelooft en evenmin in de zegenigen van de wetenschap. Het wezen van zijn rebellie is een diepgeworteld konservatisme. Het is de verdediging van een oorspronkelijke droom van individuele zuiverheid, van praktische naastenliefde, ongehinderd door wetten en bureaukraten.
Wil men voor deze bijzondere opstandigheid een psychologische oorzaak vinden in zijn jeugd, dan lijkt het niet moeilijk die uit zijn memoires op te diepen. In het gezin, waarin hij opgroeide, werd weinig liefde aan hem besteed, nadat hij zijn moeder op zijn negende jaar had verloren. Als zijn vader, ‘een hard man’, hertrouwd is en er nieuwe kinderen komen, voelt hij zich klaarblijkelijk ongewenst. ‘Thuis is mijn hand tegen ieder en ieders hand tegen mij’. Het is in elk geval een ongewone daad van de leeuwardense winkelier Cohen, dat hij zijn zoon Alexander nog voor zijn achttiende jaar als koloniaal naar Indië laat vertrekken. De man wou hem kwijt en er schijnt ook een broer geweest te zijn, die de winkel alleen wou erven.
De jongen, die op deze manier als soldaat-schrijver naar de Oost gaat, is niet een paria met een liefhebbend gezin achter zich, maar een paria, die helemaal alleen en op zichzelf staat. Als kind al sympatiseerde hij met Kaïn, Ezau, mensen die van het begin af aan door de Vader verworpen waren. Hij is een eenling, in oorlog, niet met een bepaalde vervangbare vorm van gezag, maar met ieder gezag. Hij is niet voorbestemd voor het socialisme, voor een konkreet verwerkelijkbaar program, maar voor het anarchisme, het onmogelijke, het aan de realiteit onaanpasbare.
In Indië vecht hij al dadelijk een onbeduidende kwestie, waarin hem ongetwijfeld onrecht was gedaan, uit tot voor het Hoog Militair Gerechtshof, dat hem in het gelijk stelt en de schrapping beveelt van een hele reeks disciplinaire arresten, die hij intussen al had ondergaan. De triomf kwam evenwel te laat om hem af te brengen
| |
| |
van een soort van oorlog met zijn superieuren, die tot een krijgsraadstraf leidde van twee en een halfjaar detentie wegens insubordinatie. Het indische leger was voor deze minderjarige jongen bepaald geen betere vader dan hij in Leeuwarden gewend was. De hele kwestie, de doldrieste, maar koppige strijd van een eenling tegen een overmachtig apparaat, bleek overigens typerend voor deze opstandige. Gevangenisstraffen konden hem niet breken. Hij ging in dat opzicht een internationale carrière tegemoet, waarin hij altijd de zwakste, maar ook altijd de onbuigzaamste zou zijn. Hij had één eerzucht: dat ze hem er niet onder zouden krijgen. En ‘ze’ hebben het niet gekund. Als hij later in Nederland een halfjaar moet zitten wegens majesteitsschennis, weigert hij gratie te vragen, wat hem door het gevangenisbestuur was geadviseerd. Een zo verkregen vrijheid zou hem van een andere, waardevollere vrijheid hebben beroofd.
Toch kan men Cohen niet beschouwen als een fanatikus of een kwerulant. In zijn herinneringen aan zijn oorlog met het gezag is geen spoor van verbittering te vinden. Hij vertelt van zijn wederwaardigheden met zoveel distantie en zoveel humor, dat iedere krampachtigheid aan zijn vanzelfsprekende onverzettelijkheid ontbreekt. Alexander Cohen heeft als soldaat, als gevangene, als balling, als journalist, als ambtenaar van de franse regering, het kompromis altijd afgewezen. Men kan zeggen, dat zijn konstitutie het kompromis en de baatzuchtige gedienstigheid niet verdroeg, zoals een zwakke maag niet tegen jenever kan. Zijn onafhankelijkheid was van dien aard, dat hij nooit ergens aan verslaafd kon raken, niet aan doktrines, niet aan overtuigingen of politieke inzichten. Vanuit zijn eigen zuiverheid heeft hij altijd bijzonder scherp kunnen onderscheiden tussen eerlijkheid en humbug, tussen echtheid en komediantendom. Zijn memoires leggen er een meeslepend getuigenis van af.
1959
De herinneringen van Alexander Cohen (1864-1961) zijn boeiend om twee redenen: zij vormen het levensverhaal van een onafhankelijk man en zij behelzen een stuk geschiedenis, bekeken door een bijzonder levendig temperament. Nu is het boek, waarin deze schrijver de eerste dertig jaar van zijn leven behandelt, getiteld In opstand, het best geslaagd als persoonlijk getuigenis, terwijl het vervolg, Van anarchist tot monarchist, waarin het tijdperk 1894 tot
| |
| |
ongeveer 1922 aan de orde komt, vooral waarde heeft als historisch kommentaar. Evenals In opstand, dat uit 1932 dateert, is het in 1936 voor het eerst verschenen Van anarchist tot monarchist nu herdrukt.
In de tweede derig jaar van zijn leven ziet men de wispelturige rebel Alexander Cohen veranderen in een fanatieke hyperkonservatieve Fransman. Toch is deze overgang van een uiterst linkse naar een uiterst rechtse overtuiging niet zo'n ingrijpende metamorfose als door de termen ‘anarchist’ en ‘monarchist’ gesuggereerd wordt. Een anarchist is niet alleen een persoon, die de bestaande orde verwerpt, maar ook een vereerder van een utopie. Een monarchist in het republikeinse Frankrijk vertoont dezelfde kenmerken. Zijn land van belofte heeft alleen een centraal gezag gekregen, dat in de anarchistische droomwereld nog ontbrak.
Bekijkt men het ‘geval’ Alexander Cohen iets nauwkeuriger volgens de door hemzelf verstrekte gegevens, dan verschrompelt het verschil tussen deze vorm van ‘linksheid’ en deze vorm van ‘rechtsheid’ nog verder. Van jongs af aan, in zijn herinneringen ten minste, verworpen door een harde, liefdeloze vader, vormt hij in zijn hart het beeld van een ideale vader, die hem aanvaardt. Zijn opstandigheid nu tegen ieder gezag, dat zich aan hem voordoet, vloeit voort uit zijn verdediging van dat ideale beeld. De militaire autoriteiten, die hem aan zijn eerste konflikten helpen, zijn hard, dom en bureaukratisch. Zij beantwoordden volkomen aan zijn voorstelling van het vaderlijk gezag, dat hij kende en dat hij had leren verwerpen.
In die eerste krachtmeting legt hij een onverzettelijkheid aan de dag, die vooral onbegrijpelijk is, als men uit het oog verliest, dat hij de autoriteiten voortdurend toetst aan zijn ideaalbeeld. Hij staat altijd klaar om verhaal te zoeken bij hogere autoriteiten. Van ieder vonnis gaat hij in appèl. Op een overeenkomstige manier als Multatuli vecht hij met lagere instanties in het vaste vertrouwen dat de hoogste hem rechtvaardigen zal. Hij voert oorlog met alle superieuren, in naam van de hoogste superieur, die hem ongehinderd door wetten en bureaukratische regelementen de hand zal toesteken.
Het wezen van Cohens rebellie, kan men zeggen, is een diepgeworteld konservatisme. Hij vecht tegen alles voor het behoud van zijn oorspronkelijke droom van individuele zuiverheid, praktische naastenliefde en humaniteit. Het meegedragen beeld van een krachtens dit ideaal gevormd gezag doet hem iedere onzuiverheid, iedere
| |
| |
humbug, iedere hypocrisie in de autoriteiten onmiddellijk herkennen. Waar anderen respekteren of zich konformeren, staat Cohen klaar met zijn bijtend kommentaar, zijn ironische kritiek, zijn be langeloze opstandigheid.
Zijn ideaal gezag is niet een moeizame konstruktie, maar een onmiddellijk gegeven geloofswaarheid. Als een puur romantikus verwerpt hij de pretenties van de wetenschap en het vertrouwen in de vooruitgang. Wat hem hindert in begrippen als socialisme en demokratie, dat is vooral het rationele, het bedachtzaam en planmatig opbouwende, dat eraan ten grondslag ligt. Hij zag vooral het pedante van de wetenschappelijke pretenties bij sociaal demokratische politici, maar hij zag helemaal niet, dat de door hem voor gestane humaniteit met zijn gevoelsmatige metode een droombeeld zou moeten blijven.
Zelf zei Alexander Cohen, dat de anarchisten hem van het anarchisme hadden genezen, maar uit zijn verdediging van het franse royalisme kan men zien, dat hij beter dan de andere anarchisten de konservatieve wortel van zijn overtuiging had herkend. Een veroordeling wegens majesteitsschennis - hij beledigde Willem III in 1887 - had al laten zien, hoezeer hij het een vorst kwalijk kon nemen, dat hij niet aan zijn voorstelling beantwoordde. Maar eenmaal gevestigd, getrouwd, genaturaliseerd in Frankrijk, kan het ideaalbeeld van zijn autoriteit de konkrete gedaante aannemen van het franse erfelijke koningschap.
Als ‘camelot du roi’ kan hij binnen de republiek konservatisme en rebelsheid kombineren. In schijn beroepen de royalisten zich op de oudste legitimiteit om de wanorde en de korruptie, die door de revolutie ontketend zijn, te bestrijden. In werkelijkheid deinzen zij voor niets terug om de onmogelijkheid van hun persoonlijke droom op de realiteit te wreken.
Ik geloof, dat wij uit het konservatisme van de sympatieke, humane Alexander Cohen iets kunnen leren omtrent een konservatieve gewelddadigheid, die in toenemende mate op allerlei plaat sen in de wereld waarneembaar is. Het neofascisme, de John Birch Society in Amerika en de OAS in Frankrijk zijn ondergronds verbonden in dezelfde bereidheid om met alle middelen primitieve, maar machtige droombeelden te verdedigen. Deze bewegingen zijn het nauwst verwant met hun vijanden, de kommunisten, wier ter teurmetodes zij hebben gekopieerd. De ultra konservatieven gaan
| |
| |
evenals de revolutionairen van links uit van een absolute verwerping van de realiteit. Zij zijn verbonden door een soortgelijke neurotische melancholie, een zo pijnlijk besef van een absolute scheiding tussen het werkelijke en het wenselijke, dat voor hun gevoel alleen bommen en terreur een uitkomst kunnen brengen.
Dit alles is niet letterlijk te lezen in de gedenkschriften van Alexander Cohen, maar tussen de regels is er toch wel iets van te vinden. Zolang Cohen de kopstukken van de franse politiek kritiseert en ironiseert, is hij een scherpziend waarnemer. Brengt hij zijn politieke inzichten in het geding, dan krijgt men soms griezelige resultaten. Zo doorziet hij volkomen, lang vóór de tweede wereld oorlog, het politieke karakter van Pierre Laval, maar hij rechtvaar digt deze knoeier plotseling, omdat hij Mussolini politieke hulp heeft gegeven bij zijn aanval op Abessynië.
Cohen is van 1906-1922 parijs correspondent geweest van de Telegraaf. Zijn ervaringen met direkteur Holdert en de redaktie van dat blad zijn bijzonder interessant, maar zijn begrip voor bepaalde veranderingen, die maakten, dat zijn fanatieke gezindheid eerst wel en later niet meer bruikbaar werd gevonden, schiet kennelijk tekort. Hoe meer Cohen zich vastklampt aan de ideeën van Maurras en Daudet, des te meer verliest hij het kontakt met de politieke realiteit. En omdat hij zijn humaniteit nooit aan zijn extremisme heeft opgeofferd, is hij in de laatste 25 jaar van zijn leven alleen nog een uitgerangeerde zonderling.
1962
|
|