realisme en een of andere vorm van verhevenheid. Men stapt te snel van het een in het ander. Annie Salomons is een voorbeeld van die auteurs, die al te onstuimig de toppen van de geest hebben willen beklimmen en die daardoor hun eigenlijke talent voor het zien van mensen om zich heen hebben verwaarloosd. In deze Herinneringen komt dat talent, dat zij in sterke mate bezit, tot een plotselinge en wat late bloei.
Het beeld van Hein Boeken, dat zij schetst is meesterlijk. Deze brave, wereldvreemde schildknaap van Willem Kloos krijgt in haar portret meer menselijke waarde dan men hem op grond van andere gegevens had toegedacht. Het tragische in het leven van deze man, die zijn zenuwzieke vrouw op haar verzoek heeft gedood en die daarna allerlei vrouwen in stromen van verzen verheerlijkte, heeft zij scherp gezien, terwijl zij toch aan de buitenkant blijft, beschrijvend, rangschikkend en niet verder interpreterend dan haar herinneringen toestaan. Een biografie van Boeken zou misschien een verband moeten leggen tussen zijn dienstbaarheid aan de vrijwel krankzinnige Kloos en de mislukking van zijn huwelijk. Op zulke terreinen waagt Annie Salomons zich niet. Haar Herinneringen zijn causerieën, met smaak en meegevoel verwerkte impressies, waarin de kleur en de kurve van de beschreven levens exakt zijn aangebracht en door enkele anekdoten overtuigend geïllustreerd.
Men ziet bijvoorbeeld de figuur van Van Suchtelen bijna ten voeten uit in deze zin: ‘Als ik 's ochtends beneden kwam, had hij al een sonnet van Dante's Vita nuova vertaald of een heel veldje bonen gelegd.’ Ironie? Ik weet het niet, maar in elk geval overweegt bij haar in dergelijke details de behoefte om het karakteristieke van haar sujetten te vermelden. Zo heeft ook de anekdote, die zij over Querido vertelt, die wegens zijn lange haren, fluwelen jasje en falsetstem door een klein meisje met ‘juffrouw’ werd aangesproken en dat, beknord door haar moeder, verbeterde in ‘mevrouw’, de bedoeling om te laten zien, dat hij onder andere een poseur was. Maar zij legt op dat andere de nadruk zonder dat men het gevoel krijgt, dat zij zich tot een rooskleurige visie forceert.
Door dit van nature milde standpunt krijgt men tevens een portret van deze schrijfster als een menslievende, fijngevoelige vrouw. Als kontrast met de sociale pionierster mejuffrouw E.C. Knappert noemt zij zichzelf een ‘arme wankelmoedige, zoekende, met zichzelf overhoop liggende lyrica’, maar ook dat is geen affektatie. Zij for