Om die nu te ontgaan maakt hij een vreemde sprong. Van de subjektieve elementen, zegt Romein, is alleen de tijdssubjektiviteit volstrekt onvermijdelijk. Deze maakt hij daarom tot zijn norm en hij definieert zijn nieuw gevonden ‘zekerheid’ als ‘overeenstemming met de tijdgeest.’
Dan zit men pas goed in de moeilijkheden, want nu blijkt er een ‘ware’ tijdgeest te zijn en een ‘valse’ tijdgeest. Om die twee te kunnen onderscheiden moet de historikus volgens Romein beschikken over een ‘innerlijke zekerheid’ en een ‘hogere gemoedsrust’. De juistheid van zijn keuze moet ten slotte worden bevestigd door de toekomst, die ook over de ‘roem’ van de historikus moet beslissen. Intussen heeft zijn innerlijke zekerheid hem geholpen om zich van de andere subjektiviteiten te ontdoen.
Welke geschiedbeschouwing is nu tegenwoordig volgens Romein zozeer in overeenstemming met de tijdgeest, dat zij zekerheid geeft omtrent het verleden? Zijn antwoord is: ‘Ik voor mij heb die keuze gedaan. Ik zie de ware tijdgeest van nu in de emancipatiestrijd van arbeiders en boeren en zolang die duurt, is voor mij de kritische wetensvorm, die daarbij hoort, de dialectisch materialistische. Zij dus waarborgt, naar mijn mening, voor ons de grootst mogelijke mate van objectieve kennis omtrent het verleden.’
Prof. Geyl bestrijdt deze teorie, die hij terecht een ‘geloof’ noemt, met nuchterheid en met de grote feitenkennis waarover hij beschikt. Een geloof, maar een geloof met geringe draagwijdte, zegt Geyl, omdat de rijkdom van het leven zich niet laat vangen onder de enge bepaling ‘emancipatiestrijd van arbeiders en boeren.’
In de praktijk, lijkt mij, kan echter de draagwijdte van dat geloof, aanzienlijk zijn. De wetenschap van de Sowjet Unie en de gelijkgeschakelde landen opereert met dit criterium. En niet alleen de geschiedenis, maar ook zoiets veel exakters als de erfelijkheidsleer kan een gedaante aannemen, die met die emancipatiestrijd in over eenstemming is gebracht.
Orwell heeft in zijn ‘1984’ een luguber voorbeeld gegeven van de mogelijkheid om de geschiedenis stelselmatig te veranderen door alle bronnen onophoudelijk te vervalsen. De geschiedenis ‘zoals zij werkelijk geweest is’, laat geen enkel spoor na, als daarvoor gezorgd wordt. De vervalsing wordt dan niet ondernomen door booswichten en leugenaars, maar door skrupuleuze geleerden, die hun historische zekerheid van minuut tot minuut aanpassen aan de eisen van