De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 13]
| |||||||||||
ToelichtingDe meeste van deze liederen heb ik gehoord op mij vertrouwde wijzen. Bij sommige zal ook de lezer meteen de muziek thuis kunnen brengen, omdat de vorm, het klassieke patroon, hem niet in twijfel laat. De latijnse hymne, de Hildebrandtstoon, iedere kerkganger kent ze, want hij kent de ‘avondzang’ en het ‘Beveel gerust Uw wegen’. Talrijke zangwijzen bestaan alleen al in deze beide vormen, ook in dit boek. Maar er zijn andere. Vaak heeft mij, vooral in de zomer, de melodie van psalm 110 uit het Geneefse psalter door het hoofd gespeeld en die van het gezang Von Gott will ich nicht lassen (Erfurt, 1572). En wat hier aan hymnen vertaald is, uit het latijn naar de tekst van de benedictijnse traditie, heb ik in strofen van zes regeltjes gezet, op een wijs die men vinden kan in de paaskring van De Adem van het Jaar, tweede uitgave, p. 154.Ga naar voetnoot* De allermeest gekozen vorm is die van Christus der ist mein Leben, als het ware de helft van de Hildebrandtstoon, vier korte regeltjes. Haast alle zgn. ‘schriftuurlijke lofgezangen’ hebben die vorm. Het is natuurlijk niet de bedoeling, dat men al deze teksten op een en diezelfde melodie zal zingen. Maar het is mogelijk. De doorgaande lijn van die berijmde lectio continua over heel Genesis wordt in die strofische gelijkenis nadrukkelijk aangegeven. De term schriftuurlijk lofgezang is aan Marnix ontleend. Zo noemde de grote psalmberijmer zijn schriftmeditaties, waarin de oude verhalen messiaans, d.i. door het evangelie héén, ter sprake komen.
Hij schrijft in zijn ‘openings-zang’: Want in deez' schoon' schriftuurlijke lofzangen
stel ik U voor een beeld en spiegel klaar
van onzen Christ', die 't hoofd der oude slange
heeft met zijn kracht vermorzeld t' enegaar;
en: Dit is Degeen dien ik in dees gedichten
der Heil'ge Schrift U voor de ogen stel.
Die eertijds zich vertonend in gezichten
heeft voortgeleid het volk van Israël.
Vooral die laatste regels zijn veelzeggend. Als melodie staat bij deze strofen aangegeven psalm 110! | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
Een andere vaak gebruikte term is Schriftgezang. Misschien is het woord geijkt op die samenkomst in 1955 waarvan in de allereerste aflevering der Mededelingen verslag wordt uitgebracht (pp. 3-14)Ga naar voetnoot*. Er wordt mee bedoeld een zo getrouw en rechtstreeks mogelijk herdicht gedeelte uit de bijbel. Geldt dat een zondagsepistel, dan is - naar analogie van het rijmpsalter - van een rijmbrief sprake. Vaak houdt een lied wel nauw verband met een bijbelgedeelte, maar meer bij wijze van mijmering of lofgebed dan van berijming; dan wordt gesproken van epistel- of evangeliegezang. Wordt in een lied de antifoon van de zondagsintroitus vervat, dan heet het introituslied. En handelt een lied in één adem over al de aspecten van een zondagsliturgie, dan heet het een zondagslied, soms met de opmerking erbij dat het als leerdicht bedoeld is. Trouwens, de hele bundel heet: een leergang liederen. De cursus anni, de loop van het kerkelijk jaar, is immers bepaald ook een ‘cursus’ in de zin van een leergang. Het is niet zomaar ommegang, nog minder: omleiding (dat wordt van de duivelse listen gezegd in Efeziërs 6 vs 11), maar een ópleiding, een catechese. Wat is katecheo anders dan overluid uitroepen, nl. van de ‘Naam’? En hoe kan men beter de Naam gezamenlijk uit- (en in-!) roepen dan met de verhoogde toon, op maat en op muziek! | |||||||||||
VerwijzingenDe Mededelingen, die de prof. dr. G. van der Leeuw-Stichting verschijnen doet, bevatten in 1957 een eerste reeks van liederen volgens het kerkelijk jaar met een inleiding (pp. 307-370). Deze verzameling heette De Adem van het Jaar. In 1960 verscheen aldus een bundeltje zangwijzen (pp. 639-686) onder de titel Wij moeten Gode zingen. In 1962 werd de uitgave van De Adem van het Jaar hervat, buiten de Mededelingen, breder van opzet - en smaller van formaat! -, behelzende gebeden, liturgische instructie, psalmteksten en gezangen, deels aan de werkzaamheden voor het nieuwe kerkboek ontleend, en van melodieën voorzien. De ‘bredere Adem’ komt in drie afleveringen uit (Paas-, Kerst- en Pinksterkring). De Algemene inleiding (pp. VII to X van het eerste deeltje) die van dezelfde hand is als dit boek, behandelt o.a. het verschil en de weerzijdse invloed van ‘team-work’ en werk à titre per- | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
sonnel, dichtgenootschappelijke arbeid en de bezigheid van zo'n kleine zelfstandige als de auteur van een boek. Andere publicaties, in dit verband te noemen, zijn:
| |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
N.B. De liederen worden kolomsgewijs gelezen, de volgorde der strofen gaat van boven naar beneden, dus niet van links naar rechts. |