De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 17]
| |
Lent en LenteDe eerste zondag van de voorbereiding
| |
Van de uittochtZondagslied en leerdicht naar de motieven van Septuagesima. Uit nacht en ontij komen wij,
de lange winter is voorbij,Ga naar voetnoot1
wij zijn geboren in de doopGa naar voetnoot2
en voor ons ligt een land van hoop,
een land van melk en honing,
het rijk van onzen koning.
Het is een lange tocht erheen,
een exodus door zand en steen,Ga naar voetnoot3
maar zo is Abraham gegaan
en Israël naar Kanaän,
het land van melk en honing,
het rijk van onzen koning.
| |
[pagina 18]
| |
Door de woestijnGa naar voetnoot4 en langs de bergGa naar voetnoot5
waar God zich toont en zich verbergt,
het huis van Sion tegemoetGa naar voetnoot6
waar Hij de deur wijd opendoet,
de deuren van Zijn woning
in 't land van melk en honing.
Daar wordt de maaltijd aangericht,Ga naar voetnoot7
daar vloeit de wijn, daar straalt het licht.
Het is een lange tocht, een tijd
van arbeid en van bitterheid,
maar zoet is de beloning,
de goedheid van Zijn woning.
Hij is het zelf die als door vuur
ons binnenhaalt te elfder uurGa naar voetnoot8
en door de zee en door de wolkGa naar voetnoot9
verwelkomt als het oude volk,
het volk van onzen koning,
in 't land van melk en honing.
Hoe is het Israël gegaan?
God liet hen niet ten onder gaan
in 't huis van duisternis en doodGa naar voetnoot10:
Egypte was de moederschoot
waaruit de oudste zoon ging,Ga naar voetnoot11
het volk van onzen koning.
De zee die hen bedolven had
met al haar golven werd een padGa naar voetnoot12
waardoor zij gingen onverlet,
een paasgemeente voor de wetGa naar voetnoot13
op weg naar God den koning
in 't land van melk en honing.
De wereld kent de tekens niet
waarmee de Heer zijn geest gebiedt
de wolk waarin wij zijn gedoopt,
het vuur dat voor Zijn volk uitlooptGa naar voetnoot1[4]
naar 't land van melk en honing,
het vuur van God den koning.
Hoe ons Zijn hand het manna reiktGa naar voetnoot1[5].
en water uit de steenrots breekt,Ga naar voetnoot16
de rots die met ons medegaat:
Christus een vaste toeverlaat,Ga naar voetnoot17
een priester en een koning
wiens bloed is wijn en honing.Ga naar voetnoot18
Uit nacht en ontij komen wij,
de Allerhoogste maakt ons vrij,
wij zullen voor Zijn ogen staan
in 't heilig land, in Kanaän,
geboren en getogen,
dank zij God in den hoge!
| |
[pagina 19]
| |
Van het werk in de wijngaardEvangeliegezang naar Mattheüs 20 vs 1-16, liefst in beurtzang tussen kantorij en gemeente. Die vroeg zijn aangeworven,
van die wordt veel gevraagd:
zij zwoegen van de morgen
tot midden in de nacht.
Die later zijn gekomen,
die krijgen veel te veel,
ze vragen met de vromen
een evenredig deel.
De vroegen zijn de vroeden,
de pioniers vanouds,
die God reeds vroeg ontmoetten,
Zijn stem is hun vertrouwd.
Die later zijn gekomen,
die krijgen evenveel,
de daders en de dromers
een evenredig deel.
De werkers van het elfde,
het late avonduur,
die krijgen toch hetzelfde
als elke pionier.
Die later zijn gekomen,
die krijgen evenveel,
de vaders en de zonen
een evenredig deel.
Wat is er niet verdragen?
Wat is er niet geduld?
De hitte van de dagen,
de wroeging van de schuld!
Die later zijn gekomen
verwachten evenveel,
zij laten het zich lonen
met evenredig deel.
De dag is haast gestorven,
de as bedekt het vuur,
de nacht verwekt de morgen
en wij, wij staan te huur.
Die later zijn gekomen,
die krijgen evenveel,
de slaven en de slomen
een evenredig deel.
Wij hebben lang gezwegen,
wij vragen uit één mond;
geef ons het loon des levens,
geef ons het volle pond!
Die later zijn gekomen,
die geeft Hij evenveel,
die slapen en die sloven
een evenredig deel.
De alleroudste vaders,
de allerjongste zoon,
zij krijgen Gods genade,
dat is het volle loon.
Die later zijn gekomen,
die krijgen evenveel,
genade zal hun lonen
een evenredig deel.
|
|