De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)
(1963)–Guillaume van der Graft–
[pagina 47]
| |
Paaswake en PaasfeestVan de nachtGa naar voetnoot1Op de wijs van het Gebed des Heren (Vater unser im Himmelreich) Wanneer het licht ten einde gaat,
de wereld is ten einde raad,
tenzij dat Gij, o Grote Zon,
het leven overnieuw begon
en uit het graf van deze nacht
ons wederbaarde door Uw kracht.Ga naar voetnoot2
Christus, waart Gij niet opgestaan,
de aarde zou ten onder gaan;
de zon, dat vaderlijke licht,Ga naar voetnoot3
de maan, haar moederlijk gezicht,
de sterren, broeders zonder tal,Ga naar voetnoot4
het ging verloren in 't heelal!Ga naar voetnoot5
O God van de gerechtigheid,
Gij die een Zon en Vader zijt,Ga naar voetnoot6
Gij die de Zoon zijt van het Licht,
en Gij die vuur op aarde sticht,
vuur dat in onze harten brandt,Ga naar voetnoot7
maak van de nacht een heilig land!
| |
Van de doop (1)Dit lied berijmt de beseffen die in het klassieke gebed bij de doop ter sprake komen. Het past in de Paasnacht, omdat de dienst van de heilige doop toediening van het opstandingsheil, toepassing van het paasgeheim in onze levensdagen is. Men zingt dit ‘rijmformulier’ op de wijs van het (verkorte) Veni Creator Spiritus! Het water van de grote vloed
en van de zee zo rood als bloed,
dat is de aardse moederschoot,
dat is de diepte van de dood.
Want al het water wast niet af,
dat wij verzinken in dit graf,
tenzij de duif die nederdaalt
ons uit den hoge vrede haalt.
| |
[pagina 48]
| |
Tot ondergang zijn wij gedoemd,
als God ons niet bij name noemt,
maar God-zij-dank, Hij doet ons gaan
door 't water van de doodsjordaan.
Wij staan geschreven in zijn hand,
Hij voert ons naar 't Beloofde Land.
Als kinderen gaan wij zingend voort.
De Vader is het die ons hoort.
Met Noach en zijn regenboog,
Mozes die uit Egypte toog
en Jona uit het hart der zee,
bidt heel Uw kerk aanbiddend mee.
Naäman, nu niet meer onrein,
mag onder Uw beminden zijn.
Ja, alle volken zijn in tel
bij U, o God van Israël!
Gij heft de aarde aan het licht
door diepte heen en door gericht,
eens zal zij bloeien als een roos,
een dal van rozen, zondeloos!
| |
De dageraad gaat stralenNaar de hymne Aurora lucis rutilat. De dageraad gaat stralen
met ongekende glans,
de zon die neer moest dalen
verheft zich naar de trans,
men hoort het loflied schallen
de hele hemel langs.
De wereld haalt weer adem
en springt Hem tegemoet,
het onderste der aarde
vertreedt Hij met zijn voet,
Hij is de laatste Adam,
de Geest die leven doet.
Hij is de grote koning,
de hoge majesteit,
Hij heeft de dood gebroken
en Hij heeft ons bevrijd.
Die waren opgesloten
voert hij de kerker uit.
De krachten van den keizer
staan dreigend om U heen,
een hechtenis van ijzer
verzekerd met een steen!
Nochtans, gij zult verrijzen
en onze koning zijn.
Uit handen van den Boze
en uit der aarde schoot
zult Gij ons gaan verlossen.
Onstuimig is de dood!
Wij smeken U met Pasen:
verdedig ons, o God!
Aan U zij lof gegeven
voor deze dageraad,
aan U die zijt verrezen
en ons ter zijde gaat,
want Gij zult ons genezen
van schuld en eigenbaat.
| |
[pagina 49]
| |
Ter-nauwer-noodVrij naar The Lord will come van John Milton, English Hymnal 492. De toekomst van den Heer is daar
en voor Zijn voeten uit
gaan vrede en rechtvaardigheid
als bruidegom en bruid.
De trouw zal bloeien als een roos
en zie, gerechtigheid
zal uit den hemel mateloos
neerdalen in de tijd.
Voorwaar, het heil is nu nabij,
Uw goedertierenheid!
en vol verwachting zingen wij:
God roept de vrede uit!
Sta op, o God en maak het waar
wat heel Uw kerk bezingt:
dat heel Uw schepping weer ontwaakt
uit haar betovering.
Want groot zijt Gij en daden groot
zijn door Uw hand gedaan:
het graan ontkiemt ter-nauwer-nood.
het sterft om op te staan.
Gij hebt de groeve toegedekt
waarin de korrel viel
om weer te worden opgewekt:
Adam, een levende ziel.
Nu is de dag van oogsten daar,
het hoogste van de tijd:
een koning als een korenaar
staat op in majesteit.
| |
Van de overwinningOp de wijs van Auf, auf, mein Herz, EKG 86. Nu heeft de Heer gebroken
des vijands overmacht
en weer heeft Hij gesproken
dat licht zij in de nacht.
Met ongehoord geweld
heeft Hij het woord gesteld,
dat wonder heeft gedaan:
de dood Zijn onderdaan!
De steen is weggenomen,
dit graf werd ons een bron;
hier zal het leven stromen
dat in de dood begon.
Zijn Naam gaat uit en in,
wij staan aan Gods begin,
Hij gaf met groot gezag
een nieuwe scheppingsdag!
Met vreugd en vrees en beven
vernamen wij het woord
dat God ons heeft gegeven
en zeggen het haastig voort.
Zo reikhalst in Uw lied!
Gij weet: hier is Hij niet.
Hij is ons voorgegaan
en waarlijk opgestaan!
| |
[pagina 50]
| |
Over EmmausEvangeliegezang naar Lucas 24 vs 13-35. Gij volgt ons uit Jeruzalem
en spreekt zodat ons in Uw stem
waar Gij de schriften opendoet
het Woord van den beginne groet.
Zo zult Gij ons terzijde gaan,
want Gij zijt waarlijk opgestaan,
in 't breken van ons brood zijt Gij
ons in ons eigen huis nabij.
Wanneer ons dan de avond wenkt,
de schaduw van ons leven lengt,
wees onze laatste reisgenoot,
een metgezel in alle nood.
|
|